Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 21012 - Uitbreng uit een vennootschap Vlaamse Belastingdienst

VB 21012 - Uitbreng uit een vennootschap

Voorafgaande beslissing
Nummer
21012
Datum beslissing
15 februari 2021
Publicatiedatum
21 april 2021

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.4. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat de voorgenomen vereffening en toebedeling van het onroerend goed beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 2.9.1.0.4., lid 2, 1° en 2° VCF en dat het algemeen vast recht verschuldigd is en niet het verkooprecht.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1970, RR […], wonende te […].

3. De betrokken partij is: vennootschap A , met zetel te […], en ondernemingsnummer […]. De enige zaakvoerster is mevrouw Y, voormeld onder punt 2.

De vennootschap werd opgericht bij akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2011 (zie bijlage 1 bij de aanvraag).

4. Het betrokken onroerend goed betreft:

[…] - eerste afdeling

Een woonhuis met aanhorigheden, op en met grond, gestaan en gelegen "[…]", volgens titel kadastraal gekend als sectie B, nummer […] en deel van nummers […] en […], en volgens recent kadaster gekend als sectie B, nummer […], met een oppervlakte volgens titel en kadaster van zestien aren achtentwintig centiaren (16a 28ca).

Het onroerend goed behoort in volle eigendom (grond en gebouw) toe aan vennootschap A, voormeld.

Het huis werd op xx.xx.2013 aangekocht door vennootschap A met enige vennoot en enige zaakvoerder Y, voornoemd. Er werden 10 % registratierechten betaald bij de aankoop van het onroerend goed.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. De aanvrager wenst het onder punt 4 vermelde onroerend goed uit de vennootschap, vermeld onder punt 3, te brengen, tegen betaling van het algemeen vast recht van 50 euro.

Het onroerend goed zal toekomen aan de enige zaakvoerster, mevrouw Y, voormeld onder punt 2.

6. Het onroerend goed in de vennootschap A (enige zaakvoerster Y ) wordt verkocht voor een bedrag/vergoeding van 210.000 euro naar privépersoon Y. Gezien er nog een tegoed op R/C van 131.000 euro (enkel privégeld ) staat wordt dit in rekening gebracht en het verschil van 79.000 euro wordt door de zaakvoerster betaald aan de vennootschap. Daarbij gaat de vennootschap vereffend worden met verkoopakte bij de notaris.

III. Motivering van de aanvraag

7. Het betrokken onroerend goed werd op xx.xx.2013 aangekocht door vennootschap A met enige vennoot en enige zaakvoerder Y. Er werden 10% registratierechten betaald bij de aankoop van het onroerend goed.

De vennootschap heeft geen andere onroerende goederen, liquiditeiten of inkomsten meer. Het betreft een heel oud huis van het jaar 1962. Gezien de leuke ligging wenst de zaakvoerster/aanvraagster het heel graag te houden voor haar nu nog minderjarige kinderen. Als er opnieuw registratierechten moeten betaald worden, kan de aanvraagster niet anders dan het pand te verkopen.

8. Gezien het een vennootschap is waarin niets meer gebeurd, niets meer inzit dan het onroerend goed, moet er iets mee gebeuren. Er wordt gelijktijdig overgegaan tot de vereffening van de vennootschap met akte bij de notaris.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
9. Artikel 2.9.1.0.4 VCF stelt:

“Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, anders dan bij inbreng in een vennootschap, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een vennootschap onder firma, van een commanditaire vennootschap, van een besloten vennootschap of van een coöperatieve vennootschap.

De verkrijging zal evenwel belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard als het gaat om :

1° onroerende goederen die in de vennootschap zijn ingebracht, als ze verkregen zijn door de persoon die de inbreng gedaan heeft;

2° onroerende goederen die door de vennootschap met betaling van het verkooprecht verkregen zijn, als het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg.

In geval van verkrijging van maatschappelijke onroerende goederen door al de vennoten door een gehele of gedeeltelijke vereffening conform boek 2, titel 8, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, is, naargelang van het geval, de registratiebelasting die met toepassing van het eerste of het tweede lid is gevestigd, van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.”.

10. Artikel 2.9.1.0.4, eerste lid VCF stelt als algemene regel dat het verkooprecht van toepassing is.

11. Artikel 2.9.1.0.4, tweede lid voorziet in twee uitzonderingen waarbij de uitbreng, voor de heffing van de registratiebelasting wordt beoordeeld volgens haar burgerrechtelijke aard.

In casu is het tweede lid van artikel 2.9.1.0.4 VCF van toepassing aangezien de verkrijgende vennoot ook vennoot was van de vennootschap toen deze het onroerend goed verkreeg met toepassing van het verkooprecht.

De heffing volgens de burgerrechtelijke aard van de rechtshandeling houdt in dat het verkooprecht verschuldigd is als de verkrijging volgens de criteria van het gemeen recht overdragend is.

Aangezien de aanvraagster een vergoeding (deels door vereffening van de rekening-courant, deels door betaling van gelden aan de vennootschap) betaalt aan de vennootschap is de overdracht van het betrokken onroerend goed overdragend en is het verkooprecht (10%) verschuldigd.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.