Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 21010 - Beding van aanwas Vlaamse Belastingdienst

VB 21010 - Beding van aanwas

Voorafgaande beslissing
Nummer
21010
Datum beslissing
1 februari 2021
Publicatiedatum
21 april 2021

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat in het voorliggend geval sprake is van een kanscontract onder bezwarende titel waarop de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1.,§2, VCF inzake schenkbelasting en de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, VCF en 2.7.1.0.5 VCF inzake erfbelasting niet van toepassing zijn.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door mevrouw […], Master in het notariaat bij […], geassocieerde notarissen te […], namens:

2.1. De Heer X (geboren te […] op xx.xx.1952, N.N. […]), en zijn echtgenote;

2.2. Mevrouw Y (geboren te […] op xx.xx.1957, N.N. […]), sedert meer dan 5 jaar samenwonende te […].

3. De echtgenoten X – Y zijn gehuwd onder het stelsel van de scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract de dato xx.xx.1991, gewijzigd met behoud van het stelsel door toevoeging van een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen waaraan een keuzebeding werd gekoppeld de dato xx.xx.2013.

4. Zij hebben twee gemeenschappelijke kinderen.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

7. Partijen wensen een kanscontract onder bezwarende titel af te sluiten met betrekking tot een effectenportefeuille die zij ieder voor de onverdeelde helft bezitten, ten voordele van de langstlevende onder hen, zodat bij overlijden van de eerststervende diens onverdeelde helft in de effectenportefeuille toekomt aan de langstlevende onder hen op basis van het beding van aanwas, waarbij zij beiden een gelijkwaardige kans hebben om de effectenportefeuille volledig te verwerven.

8. Partijen willen een beroep doen op het beding van aanwas als kanscontract ten bezwarende titel gelet op de gelijkwaardige inleg, zijnde ieder de onverdeelde helft van de effectenportefeuille, en gelet op de gelijkaardige levensverwachting. Er is slechts een leeftijdsverschil van 5 jaar en indien gewenst, kunnen medische attesten van goede gezondheid van de echtgenoten worden voorgelegd.

9. Het beding van aanwas wordt beperkt tot de onverdeelde effectenportefeuille (inclusief zaakvervanging) waardoor voldaan is aan de voorwaarde dat een beding van aanwas ten bijzondere titel dient te zijn (artikel 1100/1 oud BW). Het betreft geen algemeenheid van goederen die een partij nalaat bij overlijden en evenmin een evenredig deel van deze goederen. Het voorwerp van het beding van aanwas is voldoende bepaald of bepaalbaar en bijgevolg goed afgebakend

III. Motivering van de aanvraag

10. Elke echtgenoot wenst voor zichzelf de nodige maatregelen te nemen die hem/haar in staat stellen zijn/haar levenskwaliteit en -standaard als langstlevende echtgenoot te garanderen en hem/haar tegelijkertijd in staat stellen een maximale flexibiliteit te behouden. Met dat doel voor ogen wensen zij allereerst elkaar zoveel als mogelijk te beschermen.

11. Daarnaast wensen zij de inmenging van hun twee gemeenschappelijke kinderen te vermijden. Deze doelstelling kan enkel worden bereikt door de effectenportefeuille te koppelen aan het beding van aanwas. Op die manier worden de mogelijke gevolgen van de wettelijke reserve van de kinderen uitgesloten. Een testament sluit deze gevolgen niet uit en is daarnaast eenzijdig herroepbaar in tegenstelling tot het beding van aanwas. Ook de inbreng van de effectenportefeuille in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen waaraan een keuzebeding werd gekoppeld, kan deze doelstelling niet verwezenlijken. Indien de langstlevende de effectenportefeuille in volle eigendom naar zich toetrekt door uitoefening van het keuzebeding, kan dit worden ingekort door de afstammelingen krachtens artikel 1464, lid 2 oud BW. Een beding van aanwas staat los van eender welke reservataire aanspraken en is om die reden het geschikte instrument in casu.

12. In bijlage bij de aanvraag werd een ontwerp van de akte toegevoegd. Uit de bewoordingen van de akte blijkt volgens de aanvrager duidelijk de bedoeling van partijen om een evenwichtig kanscontract te sluiten.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

13. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

14. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

15. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

- Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:

“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

- Artikel 2.7.1.0.3, 3°, VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”

- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.

16. De echtgenoten verklaren dat zij met betrekking tot de effectenportefeuille een beding van aanwas wensen te sluiten. Het feit dat het beding van aanwas tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit beding op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk beding van aanwas wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten die ze in onverdeeldheid bezitten. Het kan geen betrekking hebben op goederen die tot de huwgemeenschap behoren. In casu verklaren partijen dat zii de effectenportefeuille in onverdeeldheid bezitten en bijgevolg ieder onverdeeld eigenaar is voor de helft.

17. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen in een beding van aanwas niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het beding van aanwas beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

18. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

19. De overeenkomst is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de effectenportefeuille die specifiek in de overeenkomst wordt omschreven. De effectenportefeuille wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat de overeenkomst betrekking heeft op de effectenportefeuille in zijn geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat de overeenkomst onder bijzondere titel moeten zijn.

20. Zaakvervanging is mogelijk binnen dergelijke contract. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.

In beide gevallen gelden volgende (bijkomende) voorwaarden:

• er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden;

• als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Wat de effectenportefeuille betreft heeft de aanvaarding van de kwalificatie als feitelijke universaliteit tot gevolg dat er van rechtswege zaakvervanging optreedt. De contracten zullen dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuille zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbeleggingen.

21. De overeenkomst wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

22. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...

23. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

24. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben een gelijkaardige leeftijd (leeftijdsverschil van 5 jaar) en zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.

25. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

26. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is.

27. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract ten bezwarende titel gaat.

Enkel indien zou blijken dat de voorstelling van de feiten onjuist of onvolledig was, zal deze kwalificatie herzien worden, rekening houdende met de werkelijke feitelijke situatie.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratie- en erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3°, VCF spreekt deze beslissing zich niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.