Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 21009 - Schenking voorafgegaan door een inbreng in het gemeenschappelijk vermogen Vlaamse Belastingdienst

VB 21009 - Schenking voorafgegaan door een inbreng in het gemeenschappelijk vermogen

Voorafgaande beslissing
Nummer
21009
Datum beslissing
1 februari 2021
Publicatiedatum
23 april 2021

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de inbreng in de huwelijksgemeenschap van de echtgenoten X-Y van onroerende goederen dewelke behoorden tot het eigen vermogen van mevrouw Y gevolgd door een schenking door beide echtgenoten aan hun dochter, mevrouw A, voornoemd, niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door […], te […], namens:

2.1. De heer X, geboren te […], op xx.xx.1943 – […] en zijn echtgenote, mevrouw Y, geboren te […], op xx.xx.1943 – […], samenwonend te […];

2.2. Mevrouw A, geboren te […], op xx.xx.1974 - […], wonend te […];

3. De betrokken onroerende goederen zijn:

3.1. […]:

1° Een woonhuis met aanhorigheden, op en met grond, gelegen […], kadastraal bekend volgens titel, sectie B, deel van nummer […], met een oppervlakte van 1.551 m2, thans kadastraal bekend, sectie B, nummer […], met een oppervlakte van 1.521 m2.

2° Een woonhuis met aanhorigheden, op en met grond, gelegen […], thans kadastraal bekend sectie B, nummer […], met een oppervlakte van 590 m2.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De echtgenoten X-Y zijn gehuwd te […], op xx.xx.1967 zonder huwelijkscontract, gewijzigd op xx.xx.2016 bij akte verleden voor notaris […], te […].

5. Ingevolge de akte wijziging huwelijksstelsel verleden voor notaris […], te […], op xx.xx.2016 werden de onder sub 3 beschreven goederen door mevrouw Y ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen, en werd een keuzebeding toegevoegd.

6. Thans hebben de echtgenoten X-Y het voornemen om voormelde goederen te schenken aan hun dochter, mevrouw A, voornoemd.

III. Motivering van de aanvraag

1/ tijdspanne tussen de inbreng en de schenking

7. Aangezien de inbreng van de goederen in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot, meer dan drie jaar na de inbreng gevolgd zou worden door een schenking van deze goederen door beide echtgenoten, stelt de aanvrager zich de vraag of de periode tussen de datum van inbreng van de goederen in het gemeenschappelijk vermogen (zijnde xx.xx.2016) en de datum van de schenking aan de dochter (binnenkort) als een “korte tijdspanne” wordt beschouwd zoals vermeld in de omzendbrief van VLABEL 2015/1 van 16 februari 2015.

2/ niet-fiscale motieven

De echtgenoten X-Y hebben het onroerend goed gelegen te […] (meer bepaald de gezinswoning) steeds beschouwd als zijnde gemeenschappelijk en zowel de bouw van de woning als alle werken tot behoud, verbetering en uitbreiding - die in de loop van de vele jaren voorafgaand aan de inbreng – die hebben plaatsgevonden met gemeenschappelijke gelden betaald.

De echtgenoten X-Y hebben het onroerend goed gelegen te […], ook steeds beschouwd als zijnde gemeenschappelijk en alle werken tot behoud, verbetering en uitbreiding - die in de loop van de vele jaren voorafgaand aan de inbreng – die hebben plaatsgevonden met gemeenschappelijke gelden betaald.

Gezien:

  • het verstrijken van de vele jaren waarin het onroerend goed gelegen te […], werd gebouwd en verder werd onderhouden (werken tot behoud, verbetering en uitbreiding) konden de echtgenoten X-Y niet de nodige bewijzen voorleggen om de nodige vergoedingsregelingen op te stellen in geval van ontbinding van het stelsel;
  • het verstrijken van de vele jaren waarin het onroerend goed gelegen te […], werd onderhouden (werken tot behoud, verbetering en uitbreiding) konden de echtgenoten X-Y niet de nodige bewijzen voorleggen om de nodige vergoedingsregelingen op te stellen in geval van ontbinding van het stelsel;

Het was de wens van de echtgenoten X-Y om elkaar te beschermen in geval van ontbinding van het gemeenschappelijk vermogen, zonder dat zij verveeld zou worden met onmogelijk op te stellen vergoedingsrekeningen.

De aanvrager stelt dat enkel een inbreng in het gemeenschappelijk vermogen, zonder vergoeding ten voordele van mevrouw Y in geval van ontbinding, dit kon realiseren.

De goederen die mevrouw Y heeft ingebracht in de gemeenschap maken een belangrijk deel uit van het vermogen van de echtgenoten X-Y. De echtgenoten wilden sowieso dat de langstlevende van hen beiden zou kunnen beslissen over deze goederen (waaronder de gezinswoning) via het keuzebeding. Dit kon enkel door inbreng van de goederen in het gemeenschappelijk vermogen.

Op het ogenblik van de inbreng hadden de echtgenoten X-Y nog niet de intentie om de goederen te schenken. De inbreng had tot doel de goederen te kunnen koppelen aan het keuzebeding dat tegelijkertijd werd ingevoegd.

De schenking van het onroerend goed gelegen te […] zou plaatsvinden met voorbehoud van vruchtgebruik in het voordeel van de schenkers zodat zij de nodige bescherming kunnen behouden.

De schenking van het onroerend goed gelegen te […] zou plaatsvinden voor de totaliteit in volle eigendom daar dit onroerend goed op dit ogenblik wordt bewoond door de dochter samen met haar echtgenoot en de kinderen: de dochter en haar echtgenoot wensen deze woning af te breken/ grondig te renoveren en zullen hiervoor samen een bankfinanciering aangegaan.

Vraag: Kan u mij bevestigen dat de inbreng in de huwelijksgemeenschap van de echtgenoten X-Y van onroerende goederen dewelke behoorden tot het eigen vermogen van mevrouw Y gevolgd door een schenking door beide echtgenoten aan hun dochter, mevrouw A, voornoemd, niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF, om reden van:

  • het tijdsverloop tussen de inbreng in de huwelijksgemeenschap en de schenking;
  • de niet-fiscale motieven van de inbreng.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

13. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”

14. Gelet op de chronologie van de verrichtingen en op de aangehaalde motivering blijkt dat er geen sprake is van eenheid van opzet.

Bijgevolg worden de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF niet gefrustreerd en zal er de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet toegepast worden.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.