Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 21005 - Schenking voorafgegaan door een inbreng in het gemeenschappelijk vermogen Vlaamse Belastingdienst

VB 21005 - Schenking voorafgegaan door een inbreng in het gemeenschappelijk vermogen

Voorafgaande beslissing
Nummer
21005
Datum beslissing
18 januari 2021
Publicatiedatum
23 april 2021

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.3. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat de schenking door de echtgenoten X-Y aan hun enige zoon Z niet beschouwd zal worden als strijdig met de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF en dus niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.1.7.0.0.2 VCF. De schenking werd voorafgegaan door de overgang naar het stelsel van algemene gemeenschap van goederen.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door:

2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1965, met rijksregisternummer […], en zijn echtgenote;

2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx1966, met rijksregisternummer […],

samenwonende te […].

De echtgenoten X-Y zijn gehuwd voor de ambtenaar van de Burgerlijke stand te […] op xx.xx.1986, onder het wettelijk stelsel bij ontstentenis aan een huwelijkscontract, gewijzigd voor een eerste maal - doch niet wat het stelsel betreft - bij akte verleden voor notaris […], voorheen te […], op xx.xx.1987, en voor een tweede maal waarbij de echtgenoten hun huwelijksvermogensstelsel hebben gewijzigd in een stelsel van de algemene gemeenschap bij akte verleden voor notaris […], te […], op xx.xx.2020.

3. De betrokken partij is de heer Z, geboren te […] op xx.xx.1996, met rijksregisternummer […], ongehuwd, wonende te […].

4. Het betrokken onroerend goed is:

5. Het betrokken onroerend goed is een woonhuis, met alle aanhorigheden, op en met grond gelegen te […], kadastraal bekend onder […], volgens titel en op heden nummer […], met een oppervlakte van 716 vierkante meter, hierna ‘het goed’.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. Zoals voormeld waren de echtgenoten X-Y oorspronkelijk gehuwd onder het wettelijk stelsel bij ontstentenis aan een huwelijkscontract. Ze hebben bij akte verleden voor voornoemde notaris […] op xx.xx.1987 een kleine wijziging doorgevoerd aan dit stelsel door toevoeging van een verblijvingsbeding en een contractuele erfstelling ten voordele van de langstlevende van hen.

Zoals voormeld, hebben de echtgenoten bij akte verleden op xx.xx.2020 voor voornoemde notaris […] hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd in een stelsel van algemene gemeenschap van goederen, en dit om de hierna vermelde redenen.

  • Aangezien zij bijna 35 jaar gehuwd zijn, en tijdens hun huwelijk steeds alle goederen als gemeenschappelijk behandeld hebben;
  • Aangezien zij beiden eigen goederen hebben, doch dat dit niet overeenstemt met de invulling en gewenste aanwending van hun vermogen;
  • Aangezien zij alle goederen die zij bezitten gemeenschappelijk willen maken, zodat er geen twijfel of betwisting mogelijk is over de vermogensrechtelijke aard van goederen,
  • Aangezien zij willen vermijden dat er bij de ontbinding van het stelsel vergoedingsrekeningen dienen te worden opgemaakt;
  • Aangezien zij bij het overlijden van één van hen de langstlevende de grootst mogelijke bescherming willen geven, en de langstlevende op dat moment, afhankelijk van de concrete situatie, de meest ruime keuze moet hebben uit alle goederen;

Het was dus duidelijk de wens van de echtgenoten X-Y dat om alle tegenwoordige en toekomstige goederen gemeenschappelijk te maken om zo om een maximale huwelijkse solidariteit tot stand te brengen wat overeenstemt met hun opvatting omtrent een huwelijksvermogen in het kader van een huwelijk van deze lange duur.

7. Voor de volledigheid wordt vermeld dat bij voormelde akte van xx.xx.2020 door de heer X de onverdeelde helft in blote eigendom van een woonhuis met magazijn gelegen te […], en een woonhuis in volle eigendom, gelegen te […], werd ingebracht en door mevrouw Y het voormeld woonhuis gelegen te […].

Specifiek betreffende het voormeld goed gelegen te […], wordt benadrukt dat deze woning werd verkregen door mevrouw Y bij een akte afstand- verdeling dd. xx.xx.2005, waarbij de broer van mevrouw Y, zijnde de heer […], afstand heeft gedaan van zijn onverdeelde rechten in volle eigendom in het hierboven beschreven onroerend goed tegen betaling van een oplegsom, waarna dit goed voor de geheelheid in volle eigendom werd toebedeeld aan voornoemde mevrouw Y, en dat de oplegsom in het kader van deze afstand-verdeling werd gefinancierd aan de hand van gemeenschapsgelden van de echtgenoten X-Y. Bovendien werden gedurende het huwelijk renovatie- en verbeteringswerken uitgevoerd aan deze woning met gemeenschapsgelden van de echtgenoten X-Y.

8. Nu wensen de echtgenoten X-Y over te gaan tot een schenking aan hun enige zoon Z van het voormeld goed gelegen te […].

III. Motivering van de aanvraag

9. De echtgenoten X-Y wensen derhalve twee verschillende rechtshandelingen te stellen.

Enerzijds wensten zij over te gaan naar het stelsel van algehele gemeenschap van goederen, omdat dit stelsel het beste blijkt aan te sluiten bij hun opvattingen omtrent het huwelijk en het huwelijksvermogen en zij de langstlevende partner maximaal willen beschermen. Zij vinden het rechtvaardig dat alle goederen die zij om niet tijdens hun huwelijk in eigen naam verkregen hebben, en nog zullen verkrijgen, aan hen beiden toekomen.

Bovendien willen zij vermijden dat er bij de ontbinding van het stelsel vergoedingsrekeningen dienen te worden opgemaakt en dat er betwisting zou kunnen ontstaan omtrent de aard van de goederen.

Anderzijds wensen zij thans de woning te […] te schenken in blote eigendom aan hun enige zoon. In deze schenkingsakte werd overigens als last bedongen dat het vruchtgebruik over de gerechtigdheden van de eerststervende schenker in het geschonken goed bij diens overlijden zal overgedragen worden aan de langstlevende van de schenkers. Door het gemeenschappelijk karakter van het geschonken goed met de mogelijkheid om daarbij een beding van aanwas van vruchtgebruik te voorzien hebben zij opnieuw gezorgd voor een optimale bescherming van de langstlevende echtgenoot.

10 Er wordt bovendien opgemerkt dat – zelf als zou de Vlaamse Administratie van oordeel zijn dat er fiscaal misbruik voorligt, wat hier niet het geval is gezien de niet-fiscale motieven in hoofde van de ouders om over te stappen naar de algemene gemeenschap van goederen - artikel 3.17.0.0.1 VCF niet kan worden ingeroepen. Er is op grond van de wet immers slechts sprake van fiscaal misbruik indien de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt (…). De begiftigde, hier de belastingplichtige, heeft echter geen enkele inspraak in de keuze van zijn ouders omtrent hun huwelijksstelsel. De belastingplichtige, Z, kan dus geen fiscaal misbruik plegen gezien hij geen enkele deelname heeft aan noch invloed heeft op de rechtshandeling, met name de wijziging door zijn ouders van hun huwelijksvermogensstelsel in een stelsel van algemene gemeenschap.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

11. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

12. Het besluitvormingsorgaan kan zich niet uitspreken over de wijziging van huwelijksvermogensstelsel aangezien deze wijziging reeds plaatsvond en het dus niet gaat om een voorgenomen verrichting.

13. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt, m.n. artt 2.8.3.0.1, §1, 2.8.4.1.1, §1 en §2 en 3.17.0.0.2 VCF.

14. ln de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Dergelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

lndien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.".

15. Op de voorgenomen verrichtingen zal de anti-misbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF niet worden toegepast bij gebrek aan eenheid van opzet.

Uit de modaliteiten van de voorgenomen verrichting blijkt dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen, met de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel naar dat van algehele gemeenschap, voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere dan fiscale motieven.

16. De antimisbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF is bijgevolg niet van toepassing in deze stand van zaken. Partijen zullen echter consequent dienen te blijven in hun keuze. Indien partijen hun huwelijksstelsel na de schenking opnieuw wijzigen, zal de antimisbruikbepaling alsnog toepassing vinden.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.