Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 20078 - Kanscontract Vlaamse Belastingdienst

VB 20078 - Kanscontract

Voorafgaande beslissing
Nummer
20078
Datum beslissing
18 januari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvragers wensen de bevestiging te bekomen dat:

1.1. het voorgelegde contract niet kwalificeert als een schenking;

1.2. in geval het kanscontract in België geregistreerd zou worden alleen het federaal vast recht verschuldigd zal zijn en er geen schenkingsrechten verschuldigd zijn en dat de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zijn;

1.3. ingeval van overlijden van de eerststervende de in de overeenkomst opgenomen roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden niet onderworpen zullen zijn aan de erfbelasting, en dat de artikelen 2.7.1.0.3, 3° VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zijn;

1.4. Deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

2. De aanvragers verzoeken uitdrukkelijk dat de voorafgaande beslissing die terzake zal genomen worden, een geldigheidsduur zal hebben tot het overlijden van de eerststervende van de hen.

3. Hoewel het kanscontract op 14 december 2020 werd afgesloten, heeft het - bij gebrek aan registratie in België en aangezien de 'Partijen' nog in leven zijn - nog geen fiscale uitwerking gekregen op het moment van de aanvraag.

De fiscale gevolgen krijgen maar uitwerking op het ogenblik dat het kanscontract ter registratie zou worden aangeboden of op het ogenblik dat één van de 'Partijen' zou overlijden. Het is bijgevolg mogelijk om hierover een voorafgaande beslissing te vragen (cf. VB nr. 19014 d.d. 27 mei 2019; VB nr. 19039 d.d. 19 augustus 2019).

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

4. De aanvraag wordt ingediend door meester […] te […], namens:

4.1. de heer X, geboren te […] op xx.xx.1967, nationaal nummer […], wonende te […]; en

4.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1963, nationaal nummer […], wonende te […].

De aanvragers zijn broer en zus en worden hierna de “Partijen” genoemd.

Zij zijn beiden ongehuwd en hebben beiden geen kinderen.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. Elk van de 'Partijen' is eigenaar van welbepaalde niet-onverdeelde vermogensbestanddelen (hierna: de 'tegoeden'):

Zij zijn elk eigenaar van:

- 5.287 van de 10.574 aandelen van de naamloze vennootschap A, met maatschappelijke zetel te […], met ondernemingsnummer […] (zie uittreksel VBO-register, bijlage 1 bij de aanvraag);

- 799 van de 1.598 aandelen van de naamloze vennootschap B, met maatschappelijke zetel te […], met ondernemingsnummer […] (zie uittreksel VBO-register, bijlage 2 bij de aanvraag);

- 250 van de 500 aandelen van de besloten vennootschap C, met maatschappelijke zetel te […], met ondernemingsnummer […] (zie uittreksel VBO-register, bijlage 3 bij de aanvraag).

6. De 'Partijen' wensen de langstlevende onder hen zo goed als mogelijk te beschermen bij een overlijden van de eerststervende, teneinde ervoor te zorgen dat de langstlevende van hen twee een financieel zorgeloze oude dag kan beleven.

Zij wensen tevens de continuïteit en het familiaal karakter van voormelde 3 vennootschappen te verzekeren, en de bedrijfseconomische en zakelijke positie van de langstlevende te beschermen bij het overlijden van één van hen.

De 'Partijen' wensen hiertoe ook de inmenging en de erfrechtelijke aanspraken van andere familieleden uit te sluiten.

De 'Partijen' wensen aldus de zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen de voornoemde aandelen zal verwerven, zonder dat één van hen deze regeling eenzijdig kan wijzigen/herroepen.

Een kanscontract ten bezwarende titel, dat niet beperkt is in de tijd, vormt het meest geschikte instrument om bovengenoemde doelstellingen van de 'Partijen' te bereiken, aangezien:

- het contract slechts kan worden gewijzigd/herroepen/ontbonden als beide partijen hiervoor hun akkoord geven;

- het erfrecht en dus ook de inmenging van andere familieleden wordt uitgeschakeld.

Voormelde doelstellingen kunnen niet gerealiseerd worden door middel van een testament of schenking aangezien:

- een testament steeds eenzijdig te allen tijde en zonder enige motivering door de testator herroepen kan worden (artikel 895 BW);

- een schenking minder flexibel is aangezien hierop niet meer teruggekomen kan worden (ook niet met onderlinge overeenstemming).

De 'Partijen' hebben daarom aan een deel van de aandelen bij overeenkomst d.d. xx.xx2020 een kanscontract gekoppeld ten voordele van de langstlevende onder hen, waarbij overeengekomen werd dat de tegoeden die toebehoren aan de eerststervende in volle eigendom, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, verkregen zullen worden door de langstlevende van hen beiden.

7. Het kanscontract luidt als volgt (zie bijlage 4 bij de aanvraag):

“TUSSEN:

1. De heer X, wonende te […], geboren te […] op xx.xx.1967;

2. Mevrouw Y, wonende te […], geboren te […] op xx.xx.1963

De partijen hogervernoemd worden hierna gezamenlijk genoemd de 'Partijen'.

MAKEN VOORAF DE VOLGENDE OPMERKING:

De 'Partijen' zijn broer en zus, zijn beiden ongehuwd en hebben beiden geen kinderen. Zij zijn elk eigenaar van:

- 5.287 van de 10.574 aandelen van de naamloze vennootschap A, met maatschappelijke zetel te […], met ondernemingsnummer […];

- 799 van de 1.598 aandelen van de naamloze vennootschap B, met maatschappelijke zetel te […], met ondernemingsnummer […];

- 250 van de 500 aandelen van de besloten vennootschap C, met maatschappelijke zetel te […], met ondernemingsnummer […].

De 'Partijen' wensen de langstlevende onder hen zo goed als mogelijk te beschermen bij een overlijden van de eerststervende, teneinde ervoor te zorgen dat de langstlevende van hen twee een financieel zorgeloze oude dag kan beleven. Zij wensen tevens de continuïteit en het familiaal karakter van voormelde vennootschappen te verzekeren, en de bedrijfseconomische en zakelijke positie van de langstlevende te beschermen bij het overlijden van één van hen. De 'Partijen' wensen hiertoe ook de inmenging en de erfrechtelijke aanspraken van andere familieleden uit te sluiten. Zij wensen een regeling uit te werken die niet eenzijdig herroepen kan worden.

Teneinde dit te realiseren wensen de ‘Partijen' aan een deel van voormelde aandelen een kanscontract te koppelen ten voordele van de langstlevende onder hen. De ‘Partijen' zullen elk volgende aandelen onder het kanscontract brengen:

- 3.173 aandelen van de voormelde naamloze vennootschap A;

- 480 aandelen van de voormelde naamloze vennootschap B;

- 250 aandelen van de voormelde besloten vennootschap C.

De voormelde aandelen worden hierna samen genoemd de ‘tegoeden'.

Hierbij wordt overeengekomen dat de niet-onverdeelde goederen van de eerststervende onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, van rechtswege door de langstlevende van hen beiden in volle eigendom zullen verkregen worden.

De modaliteiten en voorwaarden worden gespecifieerd in onderhavige overeenkomst.

WERD OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1 - Algemeen

De ‘Partijen' wensen dat de ‘tegoeden' aan de langstlevende hunner toekomen; het betreft hier een doelvermogen met inbegrip van meerwaarden, vruchten en toebehoren en bij wederbelegging of zaakvervanging verkregen zaken.

Ingeval van het overlijden van één der “Partijen' zullen de ‘tegoeden' die toebehoorden aan de overledene in volle eigendom toekomen aan de langstlevende.

Deze overdracht is tussen partijen overeengekomen ten titel van kanscontract en dus onder bezwarende titel. Aldus staat elk der ‘Partijen' zijn niet-onverdeelde ‘tegoeden' af aan de andere onder de opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt degene die afstaat een gelijke kans om de niet-onverdeelde ‘tegoeden' van de andere te verwerven indien hij het langst leeft.

Artikel 2 - Vruchten en meerwaarden

‘Partijen' komen overeen dat de vruchten (dividenden, …), de meerwaarden en andere opbrengsten die door de ‘tegoeden' gerealiseerd worden, integraal deel uitmaken van de ‘tegoeden'. Bijgevolg zal onderhavig kanscontract tevens van toepassing zijn op deze vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten.

Artikel 3 -Zaakvervanging

a) Alle zaken die worden verkregen in vervanging van de oorspronkelijke 'tegoeden', hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten, vallen eveneens onder dit kanscontract.

b) Als tot zaak vervanging wordt overgegaan, moet dit expliciet bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Artikel 4 - Vervreemdingsverbod

Teneinde de uitvoering van onderhavige overeenkomst te garanderen verbinden de 'Partijen' zich ertoe, gedurende de gehele looptijd van deze overeenkomst, de 'tegoeden', niet te vervreemden (ten bezwarende titel en om niet), in pand te geven of er eender welk ander recht op toe te staan, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de andere, en dit zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen hen.

Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van partijen om gezamenlijk schenkingen te doen met betrekking tot de 'tegoeden' of een deel ervan.

Tevens verbinden de 'Partijen' zich ertoe alle beslissingen aangaande beleggingen en herbeleggingen met betrekking tot de 'tegoeden' gezamenlijk te nemen.

Partijen ontzeggen zich het recht elkaar wederzijdse volmachten toe te staan, behoudens een lastgeving die tot doel heeft om voor de lastgever een buitengerechterlijke bescherming in de zin van artikel 490 van het burgerlijk wetboek te regelen.

Artikel 5 - Duur

Dit contract heeft een onbepaalde duur en kan slechts ontbonden worden met het akkoord van beide 'Partijen'. Niettemin staat het de partijen vrij om in gemeenschappelijk overleg een einde te stellen aan het kanscontract

Artikel 6 - Deelbaarheid

Een eventuele nietigheid van een bepaling van deze overeenkomst betreft enkel die specifieke bepaling die in dat geval voor niet geschreven moet worden gehouden, maar kan, volgens de uitdrukkelijke wil van partijen, niet de nietigheid van het volledige kanscontract voor gevolg hebben.

Artikel 7 - Bemiddeling

De partijen komen overeen om ingeval van betwisting deze overeenkomst te onderwerpen aan bemiddeling.

OPGEMAAKT TE […] OP xx.xx.2020, IN DRIE EXEMPLAREN, ELK EXEMPLAAR BESTAANDE UIT DRIE PAGINA'S, WAARBIJ ELKE PARTIJ VERKLAART EEN EXEMPLAAR TE HEBBEN ONTVANGEN. HET DERDE EXEMPLAAR IS BESTEMD OM DESGEVALLEND TER REGISTRATIE AAN TE BIEDEN.”

III. Motivering van de aanvraag

8. De in het kanscontract opgenomen roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden zijn niet onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting.

In haar standpunt nr. 17044, zoals gewijzigd op 19 september 2018, heeft de Vlaamse Belastingdienst de voorwaarden bepaald welke volgens haar voldaan moeten zijn opdat de goederen die het voorwerp uitmaken van een beding van aanwas niet onderworpen zijn aan de erfbelasting of schenkbelasting.

In het standpunt wordt gesteld dat een beding van aanwas van niet-onverdeelde goederen theoretisch gezien niet bestaat. Het standpunt stelt evenwel dat - wanneer het eveneens om een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) gaat - dezelfde fiscale regeling gevolgd kan worden als bij een beding van aanwas.

Hierna zal worden aangetoond dat in casu voldaan is aan de in het standpunt nr. 17044 gestelde voorwaarden.

8.1. Het kanscontract is onder bijzondere titel.

In het standpunt wordt vooreerst vereist dat het kanscontract "beperkt" moet zijn "via beschikking onder bijzondere titel".

Verder wordt verduidelijkt dat het kanscontract 'onder bijzondere titel' is "wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden".

Welnu, in casu heeft het kanscontract betrekking op verschillende bijzondere roerende vermogensbestanddelen van de 'Partijen’ die nauwkeurig in de overeenkomst worden omschreven, evenals op hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden.

Er kan aldus geen twijfel over bestaan dat de overeenkomst onder bijzondere titel is.

In het kanscontract is voorzien in een clausule van zaakvervanging (artikel 3), evenals in een clausule overeenkomstig dewelke de vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten tevens onder het kanscontract vallen (artikel 2).

Wat betreft de zaakvervanging en de meerwaarden bevestigt het standpunt nr. 17044 dat dit mogelijk is en dat de vervanggoederen/meerwaarden dan dezelfde regels/bestemming volgens als het goed dat het vervangt.

Er wordt voorzien in twee (bijkomende) voorwaarden:

- er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden

- als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed

8.2. De overeenkomst is ten bezwarende titel.

Daarnaast vereist de Vlaamse Belastingdienst in het standpunt dat het kanscontract “ten bezwarende titel" moet zijn.

Er wordt in het standpunt verduidelijkt dat een overeenkomst wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel “wanneer de kansen evenwichtig zijn". Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn.

Er dient conform het standpunt sprake te zijn van:

(1) een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en

(2) een gelijkwaardige inleg.

Conform het standpunt dienen beide voorwaarden beoordeeld te worden “bij het afsluiten van het beding".

Hierna zal worden aangetoond dat in casu de 'Partijen' op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst een gelijkaardige levensverwachting hadden en dat er sprake was van een gelijkwaardige inleg.

8.2.1. De 'Partijen' hebben een gelijkaardige levensverwachting.

De 'Partijen' hadden op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst een gelijkaardige levensverwachting.

Dit wordt enerzijds aangetoond door de gelijkaardige leeftijd (53 jaar en 57 jaar) op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst.

Het beperkte leeftijdsverschil van minder dan 4 jaar kwalificeert onder de vigerende rechtspraak als een kansengelijkheid aangezien deze moet beoordeeld worden in de feiten en niet enkel mag gesteund worden op een objectieve leeftijd, zie onder andere:

  • Antwerpen 10 februari 1988, T.Not. 1989, 320: leeftijdsverschil van ruim 20 jaar;
  • Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60: leeftijdsverschil van 16 jaar;
  • Antwerpen 4 juni 2012, rolnr. 2010/R/3289, onuitgegeven: leeftijdsverschil van 14 jaar;
  • Antwerpen 30 juni 2015, T.Not. 2016, afl. 5, 364: leeftijdsverschil van 10 jaar [1].

Ook de Vlaamse Belastingdienst heeft in verschillende voorafgaande beslissingen, waarbij een groter leeftijdsverschil voorlag, bevestigd dat dit leeftijdsverschil geen afbreuk doet aan de kansengelijkheid:

  • VB nr. 17046 d.d. 19 februari 2018: leeftijdsverschil van 15 jaar;
  • VB nr. 18013 d.d. 19 maart 2018: leeftijdsverschil van 15 jaar;
  • VB nr. 17058 d.d. 19 maart 2018: leeftijdsverschil van 6 jaar;
  • VB nr. 17025 d.d. 4 september 2017: leeftijdsverschil van 8 jaar
  • VB nr. 19033 d.d. 16 september 2019: leeftijdsverschil 13 jaar.

Gezien het leeftijdsverschil minder dan vier jaar bedraagt, kan er geen twijfel zijn over de gelijke kansen in dit kanscontract.

Dit wordt anderzijds bevestigd door dezelfde goede gezondheidstoestand van de 'Partijen' hetgeen gestaafd wordt met medische attesten.

Dus zowel in de concrete feiten als op basis van het beperkte verschil in leeftijd kan men besluiten dat de levensverwachting gelijk(aardig) is.

8.2.2. De inleg is gelijkwaardig.

De 'Partijen' hebben elk een zelfde aantal aandelen van dezelfde vennootschappen ingelegd.

Aangezien op het ogenblik van het afsluiten van het contract de inleggen van beide 'Partijen' exact dezelfde waren, kan er geen twijfel over bestaan dat de inleg bij het afsluiten van het kanscontract gelijkwaardig was.

8.3. Besluit

Noch ingeval van registratie van de overeenkomst, noch bij de realisatie van de overeenkomst, zullen de betrokken roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden, onderworpen zijn aan de schenkbelasting of erfbelasting.

Wat betreft de schenkbelasting wensen de 'Partijen' de bevestiging te bekomen dat (o.a.) volgende bepalingen niet van toepassing zijn:

Artikel 2.8.1.0.1 VCF

"Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie­, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.".

Artikel 2.8.4.1.1., §2, VCF

"Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijk gesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°”.

Wat betreft de erfbelasting wensen de 'Partijen' de bevestiging te bekomen dat (o.a.) volgende bepalingen niet van toepassing zijn:

Artikel 2.7.1.0.3 VCF

"Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3 °, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.".

Artikel 2.7.1.0.5 VCF

"§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelastin g is toegepast, gelijk gesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.".

9. Artikel 3.17.0.0.2 VCF kan niet toegepast worden.

Artikel 3.17.0.0.2 VCF voorziet het volgende:

"Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belasting plichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.".

De 'Partijen' zijn van oordeel dat er in casu geenszins sprake is van 'fiscaal misbruik'.

Zij brengen door middel van de door hen gestelde rechtshandeling geenszins een verrichting tot stand waarbij zij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van de Vlaamse Codex Fiscaliteit of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatsten noch een verrichting waarbij zij aanspraak zouden maken op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van de Vlaamse Codex Fiscaliteit of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Bovendien leveren zij het bewijs dat de keuze voor hun rechtshandeling verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van de belasting.

Deze keuze is immers verantwoord door volgende motieven:

- de bescherming van de langstlevende bij een overlijden van de eerststervende, teneinde ervoor te zorgen dat de langstlevende van hen beiden een financieel zorgeloze oude dag kan beleven;

- het verzekeren van de continuïteit en het familiaal karakter van voormelde 3 vennootschappen, evenals de bescherming van de bedrijfseconomische en zakelijke positie van de langstlevende te beschermen bij het overlijden van één van hen beiden;

- het uitsluiten van de inmenging en de erfrechtelijke aanspraken van andere familieleden.

Besluit: Gelet op het voorgaande kan de anti misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF in casu niet toegepast worden.

10. Conclusie

De 'Partijen' zijn aldus van mening dat:

  • het voorgelegde contract niet kwalificeert als een schenking;
  • in geval het contract in België geregistreerd zou worden alleen het federaal vast recht verschuldigd zal zijn en er geen schenkingsrechten verschuldigd zijn en dat de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zijn;
  • ingeval van overlijden van de eerststervende er op de in het contract opgenomen roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden niet onderworpen zullen zijn aan de erfbelasting, en dat de artikelen 2.7.1.0.3 , 3°, VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zijn;
  • deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

11. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

12. Het afgesloten kanscontract zal uitwerking krijgen bij het overlijden van één van de partijen. De aanvraag tot voorafgaande beslissing is bijgevolg ontvankelijk.

13. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

  • Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:

Ҥ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

  • Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

14. De heer X en mevrouw Y verklaren dat zij met betrekking tot de vermelde niet-onverdeelde roerende goederen een kanscontract hebben afgesloten.

Wanneer het om een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) gaat, dan valt dit contract onder dezelfde fiscale regeling als een beding van aanwas, waarvoor onderstaande redenering kan worden gevolgd.

15. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen in een kanscontract niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract, beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

16. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

17. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de niet-onverdeelde roerende goederen die specifiek in de overeenkomst werden omschreven.

18. Zaakvervanging is mogelijk binnen dergelijke contract. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.

In beide gevallen gelden volgende (bijkomende) voorwaarden:

  • er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden;
  • als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

19. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

20. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...

21. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

22. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De partijen hebben een leeftijd van respectievelijk 53 jaar en 57 jaar en zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren wat wordt gestaafd door de voorgelegde medische attesten

23. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

24. Uit de gegevens vermeld in de (bijlagen bij de) aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers op het ogenblik van het afsluiten van het contract gelijkwaardig was.

25. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract/beding van aanwas ten bezwarende titel gaat.

Enkel indien zou blijken dat de voorstelling van de feiten onjuist of onvolledig was, zal deze kwalificatie herzien worden, rekening houdende met de werkelijke feitelijke situatie.

26. Indien het kanscontract is gesloten vanaf 1 juni 2012 kan het afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen.

Het kanscontract maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen. Herkwalificatie is mogelijk indien de belastingplichtige niet kan aantonen dat de geviseerde verrichting(en) ook niet-fiscale doelstellingen hebben, en dat deze niet-fiscale doelstellingen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

27. Het afgesloten kanscontract maakt geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien de vermelde niet-fiscale motieven die aan het contract ten grondslag liggen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Voetnoten

[1] “Louter het feit dat appellante tien jaar jonger was dan de heer V. houdt niet in dat bij het aangaan van de overeenkomst in 2000 er een ongelijkheid van kansen bestond. Partijen hadden op dat moment een leeftijd van 33 resp. 43 jaar, die niet toeliet te voorspellen dat de ene meer kansen op vooroverlijden had dan de andere, gelet op de onzekerheden van het leven”.