Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 20021 - Overdracht van aandelen Vlaamse Belastingdienst

VB 20021 - Overdracht van aandelen

Administratief standpunt
Nummer
20021
Datum beslissing
8 juni 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.1. VCF
  • art. 2.9.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag tot voorafgaande beslissing strekt er toe te vernemen:

1.1. dat de overeenkomst strekkende tot aankoop van de aandelen (zoals het blijkt uit bijlage 5 bij de aanvraag) niet zal beschouwd worden als een akte of geschrift die als titel geldt van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen in de zin van art. 2.9.1.0.1. VCF; en dat in die omstandigheden het verkooprecht, zoals bepaald in art. art. 2.9.4.1.1. VCF, niet van toepassing is;

1.2. dat de voorgenomen zuivere inbreng van aandelen (zoals het blijkt uit bijlagen 6 en 7 bij de aanvraag) niet zal beschouwd worden als een akte of geschrift die als titel geldt van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen in de zin van art. 2.9.1.0.1. VCF; en dat in die omstandigheden het verkooprecht, zoals bepaald in art. art. 2.9.4.1.1. VCF, niet van toepassing is;

1.3. dat er in casu wettige redenen zijn (zoals bedrijfseconomische, financiële en familiale belangen) van de voorgenomen verrichtingen om middels de aankoop en de inbreng van aandelen door Vennootschap A de familiale opvolgingsproblematiek van Vennootschap B te vergemakkelijken met het oog op het in stand houden van de exploitatie van de voornoemde vennootschap en dat er dienvolgens geen sprake is, noch zou kunnen zijn, van enig fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2. VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door meester […], te […], namens:

Vennootschap A, […] (KBO […])

3. De betrokken partijen zijn:

3.1. Vennootschap B, met maatschappelijke zetel aan de […] (KBO […])

3.2. Tak A : Mevr. W:

- Mevrouw W, geboren te […], op xx.xx.1952, RR […], gehuwd, wonende te […]

3.3. Tak B : Mevr. X, Y en Z

3.3.1. Mevrouw X, geboren te […], op xx.xx.1948, RR […], weduwe, wonende te […],

3.3.2. De heer Y, geboren te […] op xx.xx.1974, RR […], gehuwd, wonende te […],

3.3.3. Mevrouw Z, geboren te […], op xx.xx.1978, RR […], ongehuwd, wonende te […].

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. Vennootschap A, de rulingaanvrager, zou de aandelen van Mevr. W (hierna ook wel Tak A genoemd) die zij aanhoudt in Vennootschap B willen overkopen.

Vennootschap B wordt gehouden door Mevr. W en Mevr. X, voormeld, die elk 50% van de aandelen van de vennootschap bezitten; met dien verstande dat het aandeelhoudershap van Mevr. X in Vennootschap B reeds voor het overgrote gedeelte overgedragen werd via schenking met voorbehoud van vruchtgebruik aan haar dochter en haar zoon (makkelijkheidshalve worden vanaf nu de aandeelhouders van deze familiale tak (verstaande Mevr. X en haar 2 kinderen) “Tak B” genoemd).

Vennootschap A wordt volledig gehouden door Mevr. X, samen met haar zoon en haar dochter Y en Z (Tak B genoemd).

5. Nadere omschrijving van Vennootschap A

5.1. Activiteit

De activiteit van Vennootschap A is de verwerving van en de investering op lange termijn in onroerende goederen voor verhuur aan derden. Geen van de onroerende goederen van Vennootschap A wordt privé gebruikt door één van de familiale aandeelhouders of hun verwanten (behoudens een deel van één onroerend goed).

5.2. Aandeelhouderschap

De vennootschap is opgericht in xx.xx.1987 door de familie en is sindsdien in familiale handen gebleven. De aandelen zijn naar de volgende generaties overgedragen via schenking gedeeltelijk met voorbehoud van vruchtgebruik; zodanig dat het overgrote gedeelte van de aandelen zit actueel reeds in volle eigendom bij de tweede generatie.

Eerste Generatie – Mevr. X en wijlen […]

Twee Generatie – heer Y en mevr Z

Derde Generatie – de kleinkinderen (die in de toekomst de vorige generaties- aandeelhouders zouden kunnen vervoegen)

Inmiddels is de mogelijkheid ontstaan dat in een bepaalde familietak de derde generatie zou kunnen toetreden (zodat de familiebanden in het aandeelhouderschap van de vennootschap zich zou beginnen uitstrekken tot deze van achterneven en achternichten); hetgeen niet bevorderlijk is voor een efficiënt bestuur van de vennootschap.

In essentie komt het erop neer dat Vennootschap A wordt gehouden door de aandeelhouders van de familiale tak B.

5.3. Onroerend goed vermogen

Het onroerend patrimonium van Vennootschap A is initieel tot stand gebracht door de inbreng van privé gehouden onroerende goederen door de Eerste Generatie (de oprichtingsakte van xx.xx.1987 kan dit staven).

Het vastgoed kan op vandaag ingedeeld worden in verschillende clusters van onroerende goederen:

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

Het type verhuur met betrekking tot het vastgoed is jaarverhuur. De verhuring van het patrimonium en de opvolging van de huur gebeurt allemaal in eigen beheer.

6. Nadere omschrijving van Vennootschap B

6.1. Activiteit

De activiteit van Vennootschap B is eveneens de verwerving van en de investering op lange termijn in onroerende goederen voor verhuur aan derden. Geen van de onroerende goederen van Vennootschap B wordt privé gebruikt door één van de familiale aandeelhouders of hun verwanten.

6.2. Aandeelhouderschap

De vennootschap is opgericht op xx.xx.1988 door de familie (na het overlijden van wijlen de stamvader […]) door zijn twee dochters Mevr. W en Mevr. X en hun moeder […]. Het maatschappelijke vermogen van de vennootschap wordt vertegenwoordigd door 900 aandelen.

Reeds voor het overlijden van de moeder […] zijn de twee dochters Mevr. W en Mevr. X de enige twee fysieke aandeelhouders geworden, (de zgn aandeelhouders van tak A en B elk voor 50 %). De aandelen zijn in familiale handen gebleven.

Huidige aandeelhouders : nl de huidige aandeelhouders zijnde Mevr. W en Mevr. X (elk 450 aandelen; hetzij 50 %), met dien verstande dat het aandeelhoudershap van Mevr. X in Vennootschap B reeds voor het overgrote gedeelte overgedragen werd via schenking met voorbehoud van vruchtgebruik aan haar dochter en haar zoon (makkelijkheidshalve worden vanaf nu de aandeelhouders van deze familiale tak (verstaande Mevr. X en haar 2 kinderen) “Tak B” genoemd)

Derde Generatie : de kinderen van de huidige aandeelhouders

Vierde Generatie : de kleinkinderen (die in de toekomst de vorige generaties- aandeelhouders zouden kunnen vervoegen).

Inmiddels is in hoofde van Vennootschap B de mogelijkheid ontstaan dat in een bepaalde familietak de derde generatie zou kunnen toetreden of verder toetreden (zodat de familiebanden in het aandeelhouderschap van de vennootschap zich zou beginnen uitstrekken tot deze van achterneven en achternichten); hetgeen niet bevorderlijk is voor een efficiënt bestuur van de vennootschap.

Kort geschetst zijn de 900 aandelen van Vennootschap B voor 50 % in handen van Mevr. W, de andere helft (hetzij 450 aandelen) in handen zijn van Tak B.

6.3. Onroerend goed vermogen

Het onroerend patrimonium van Vennootschap B is initieel tot stand gebracht door de inbreng van privé gehouden onroerende goederen door de Eerste Generatie en de Tweede Generatie (zie oprichtingsakte van xx.xx.1988).

Het vastgoed kan ingedeeld worden in 15 verschillende clusters. Deze clusters kunnen bestaan uit gronden, appartementen, parkeerplaatsen etc. Er is ook een effectenportefeuille en een participatie in een vastgoed vehikel.

Opsomming van de clusters aan onroerende goederen

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

- […]

Het type verhuur met betrekking tot het vastgoed is jaarverhuur. De verhuring en de opvolging van de huur gebeurt voornamelijk in eigen beheer, enkel voor een gedeelte van […] gebeurt dit door het agentschap […].

7. De aanvrager beschreef de onroerende goederen in zijn brief van 8 mei 2012, als antwoord op de vraag naar de omschrijving van de onroerende goederen, als volgt:

Vennootschap B:

[…]

[…]

[…]

2 loten bouwgrond

[…]

[…]

[…]

meergezinswoning, verschillende appartementen

[…]

[…]

[…]

Appartement

[…]

[…]

[…]

villa met ondergrondse garagecomplex

[…]

[…]

[…]

handelspand, beschermde hoeve

[…]

[…]

[…]

Vennootschap B is één van de leden van een onverdeeldheid die samen diverse appartementen in eigendom hebben

[…]

[…]

[…]

Vennootschap B is één van de leden van een onverdeeldheid die samen diverse appartementen in eigendom hebben

[…]

[…]

[…]

Vennootschap B is één van de leden van een onverdeeldheid die samen diverse appartementen in eigendom hebben

[…]

[…]

[…]

meergezinswoning, 3 appartementen

[…]

[…]

[…]

7 appartementen met staanplaatsen

[…]

[…]

[…]

via erfpacht: 15 parkeerplaatsen in het parkeergebouw

[…]

[…]

[…]

via erfpacht: 6 hotelkamers

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Appartement

[…]

[…]

[…]

Woning

[…]

[…]

[…]

kantoor met aangepaste woning

[…]

[…]

[…]

Woning

[…]

[…]

[…]

3 parkeerplaatsen in een parkeergebouw

[…]

[…]

[…]

assistentieflat met parkeerplaats

8. Nadere omschrijving en verantwoording van de voorgenomen verrichting

8.1. Uit het aandeelhoudersoverzicht zoals hiervoor toegelicht, blijkt duidelijk dat het aandelenbezit door middel van generatiewisseling verspreid is geraakt tussen een groot aantal familieleden. Naar de toekomst toe zouden deze aandelen verder verspreid kunnen geraken onder achterneven en achternichten indien de oorspronkelijke aandeelhouders zouden komen te overlijden.

Het is voorspelbaar dat mocht het aandeelhouderschap zich in die zin verder uitbreiden er uiteenlopende visies van de aandeelhouders inzake het te voeren beleid van de vennootschap zullen ontstaan.

8.2. Bepaalde familieleden zijn eerder geneigd tot een actief beheer, waarbij aan het vastgoed de nodige of nuttige onderhouds-, renovatie- en verbeteringswerken worden aangebracht. Op kortere termijn leiden dergelijke werken tot een lager rendement en een verminderde liquiditeitspositie, maar wordt op langere termijn wel mogelijk gemaakt dat de vastgoedwaarde (en het rendement op langere termijn) stijgt. Andere familieleden wensen eerder een passief beheer, waarbij de focus ligt op het laten uitvoeren van (enkel) de noodzakelijke onderhoudswerken, en dit met het oog op het behoud van een hoger rendement op kortere termijn (met daarmee gepaard gaande de mogelijkheid tot uitkering van een dividend).

De verslagen van het college van zaakvoerders en aandeelhouders van Vennootschap B weerspiegelen de meningsverschillen die tussen beide takken van de familie op dat vlak bestaan (zie bijlagen 1 en 2 bij de aanvraag).

In dit verband is het bijvoorbeeld tekenend dat voor laatste boekjaren van Vennootschap B een dividend werd uitgekeerd van 70.000 euro, terwijl de winst na belasting van die boekjaren ongeveer hetzelfde bedrag bedroeg (zie bijlage 3 bij de aanvraag).

8.3. Bovendien heeft Mevr. W sinds begin xx.2017 te kennen gegeven uit Vennootschap B te willen stappen wegens te complex en geen interesse bij de kinderen.

8.4. Reeds geruime tijd voordien verliepen beslissingsprocedures niet steeds even vlot.

Deze problematiek wordt met de jaren steeds acuter, gelet op het feit dat de onroerende goederen in kwestie relatief oud zijn.

Ook wat betreft sommige onroerende goederen bestaat er onenigheid, waarbij sommige aandeelhouders deze goederen willen behouden, maar andere aandeelhouders vinden dat een groter en rendabeler project kan gerealiseerd worden.

Als gevolg hiervan kan er geen daadkrachtig beleid gevoerd worden met betrekking tot het onroerend patrimonium van Vennootschap B. Het behoud van de huidige aandeelhouderssituatie is dan ook niet in het belang van Vennootschap B.

Zeker niet als één tak van de familie niet geïnteresseerd is in de voortzetting van de activiteiten van Vennootschap B. Het bestuur van de desbetreffende vennootschap dreigt op die manier in de nabije toekomst geheel te verzanden, waardoor het reële risico bestaat dat het patrimonium aan verwaarlozing ten onder gaat.

8.5. De visie van de Mevr. W en de andere Mevr. X (en haar kinderen, gezamenlijk Tak B genoemd) van Vennootschap B is zodanig verschillend dat er de voorbije 18 maanden verschillende gesprekken hebben plaatsgehad en onderhandelingen werden gevoerd tussen de betrokken aandeelhouders (en hun aanverwanten) m.b.t. de toekomst van Vennootschap B.

Daaruit is gebleken dat Mevr. W haar 450 aandelen wenst te verkopen aan Tak B en dat Tak B duidelijk interesse heeft om de activiteiten van Vennootschap B verder te zetten.

Daarbij werd uiteindelijk op xx.xx.2019 een intentie-overeenkomst ondertekend waarbij Mevr. W overgaat tot verkoop van de 450 aandelen (hetzij 50 %) die zij aanhoudt in Vennootschap B aan Tak B (dan wel een door hen aan te duiden entiteit)).

De te betalen prijs bedraagt 5,6 miljoen euro (voor 50 % van de aandelen van Vennootschap B); terwijl de waarde van het volledig patrimonium van de betrokken vennootschap kan geraamd worden op ongeveer 16 miljoen euro.

In antwoord op de vraag hoe de verkoopprijs is tot stand gekomen antwoordde de aanvrager op 6 mei 2020, als volgt:

“De prijs van 5,6 miljoen EUR voor 50 % van de aandelen van Vennootschap B is tot stand gekomen door onderhandelingen tussen partijen, namelijk Tak A en Tak B van de familie.

Vennootschap B omvat niet alleen onroerende goederen, doch ook nog andere activa (een effecten-portefeuille, alsook een deelneming in een volledig externe vennootschap […]', en er moeten ook nog lopende leningen van Vennootschap B afbetaald worden).

De samenstelling van de onderhandelde prijs is dan ook een amalgaam van deze verschillende 'activa' en niet zomaar vast te pinnen op de onroerende goederen alleen.

Eens partijen tot de vaststelling waren gekomen dat de samenwerking in de schoot van Vennootschap B praktisch onmogelijk was geworden zijn de onderhandelingen over een "overname" van de aandelen begonnen.

De besprekingen zijn voornamelijk mondeling verlopen. De initiële berekening die Tak B had gemaakt was gebaseerd op een vereffenings-scenario, met de verrekening van een aantal kosten en verdiscontering( en) aangezien de Tak A 'onmiddellijk' zou betaald worden i.p.v. na verloop van 5 à 6 jaar (de te verwachten duurtijd van een vereffening voor dergelijk patrimonium).

Vanuit die (onderhandelings)positie bood Tak B voor 50% van de aandelen Vennootschap B aanvankelijk 4 à 4,2 miljoen EUR (rekening houdende met een volledig vereffenings-scenario en de daarmee gepaard gaande gebruikelijke kosten).

Het eerste voorstel van Tak B werd door Tak A niet aanvaard.

Tijdens een informeel onderhoud dat op xx.xx.2019 heeft plaatsgehad werd door Tak A gemeld dat de waardering van de aandelen op een andere manier moest gebeuren. Vanuit dat standpunt vond Tak A dat zij een minimum van 8 miljoen EUR moest krijgen voor haar 50% van de aandelen Vennootschap B. Dat was dus de aanvankelijke vraagprijs van Tak A.

Het is dus beredeneerd begonnen, maar op den duur is er verder onderhandeld zonder concrete excel­berekening of vaste formule.

De onderhandelingen sleepten aan omdat partijen geen overeenkomst bereikten over de prijs.

Omdat het bleef duren heeft Tak B op een bepaald moment voorgesteld dat Tak A een (eigen) adviseur zou raadplegen teneinde op die manier trachten te komen tot een meer realistische benadering en waardering van de aandelen van Vennootschap B.

Op xx.xx.2019 (naar aan leiding van een zoveelste bijeenkomst van partijen) deelde de adviseur die door Tak A werd geconsulteerd een document uit waarin verschillende waarderingsmethodes waren uitgewerkt en het hoogste bedrag dat zij vroegen was 7,41 miljoen EUR voor 50% van de aandelen.

Tak A liet daarbij verstaan dat 5,506 miljoen EUR het absolute minimum minimorum was.

Tak B heeft toen hun bod opgetrokken naar 4,75 miljoen EUR.

Dit werd echter afgewezen door Tak A omdat het zgn "te ver van de gevoelswaarde" van 8 miljoen EUR zou gelegen hebben voor hun 50%.

Partijen gingen op xx.xx.2019 onverrichterzake uiteen. Op xx.xx.2019 komt Tak A op haar stappen terug.

Ze verstuurt een mail met een verlaagde vraagprijs (in de mail een "verbeterd bod " genoemd) van 6,75 miljoen EUR.

Het is evenwel de slotzin van deze laatste mail van Tak A dat de bijzondere aandacht trok aan de zijde van Tak B. Immers, Tak A liet in de mail van xx.xx.2019 onomwonden verstaan dat zij in xx.2020 bij notaris wilde gaan om een schenking te regelen naar haar kinderen toe. Die schenking zou in geld zijn, of in aandelen.

Gelet op de bestaande moeilijke verstandhouding met Tak A, en de moeilijkheden die men reeds ondervond om Vennootschap B op een efficiënte en conflictloze wijze te besturen, wou men aan de zijde van Tak B vermijden dat het aandeelhouderschap verder zou versnipperen.

Indien de kinderen van Tak A aandeelhouders zouden worden en in bestuur van de vennootschap zouden komen vreesde men aan de zijde van Tak B dat het hek helemaal van de dam zou zijn en dat het voortbestaan van Vennootschap B (ingevolge tegenstrijdige visies en/of besluiteloosheid) in het gedrang zou komen.

Aan de zijde van Tak B wou men het zover niet laten komen.

Er werd vervolgens tussen partijen een nieuwe samenkomst gepland op xx.xx.2019.

Het overleg van xx.xx.2019 bleek dan de finale onderhandeling te zijn, waarbij tussen partijen een akkoord werd bereikt voor 5,6 miljoen EUR voor 50% van de aandelen in Vennootschap B.”.

8.6. Tak B heeft echter niet genoeg financiële middelen om deze aankoop te financieren. Vandaar dat ze Vennootschap A willen aanduiden als koper (waarvan zij samen trouwens met hun drie alle aandelen bezitten). Vennootschap A zou voor die doeleinden een krediet aanvragen aan de bank ten belope van 5,6 miljoen euro (bijlage 4 bij de aanvraag).

In deze omstandigheden wordt in hoofde van Vennootschap A dus enerzijds overwogen om de 450 aandelen die Mevr. W (Tak A) bezit in Vennootschap B aan te kopen (zie bijlage 5 bij de aanvraag, m.b.t. de voorgenomen verkoop van aandelen).

8.7. Anderzijds zouden de andere 450 aandelen, die Tak B aanhoudt in Vennootschap B, ingebracht worden in Vennootschap A. De voorgenomen inbreng zal enkel vergoed worden in aandelen. In die omstandigheden is dus sprake van een “zuivere inbreng” (zij bijlage 6 bij de aanvraag, m.b.t. het waarderingsverslag van de voorgenomen zuivere inbreng).

Op die manier wordt Vennootschap A voor de 100% aandeelhouder van Vennootschap B.

De beschreven zuivere inbreng van aandelen Vennootschap B ter waarde van 5,6 miljoen euro door Tak B zal enkel vergoed worden door toekenning van 1.129 nieuwe aandelen Vennootschap A zonder aanduiding van nominale waarde per aandeel vertegenwoordigend een fractiewaarde van één duizend zevenhonderd vijfenzestigste (1/1.765e) van de onbeschikbare inbreng (zie bijlage 7 bij de aanvraag, de notariële akte strekkende tot kapitaalsverhoging Vennootschap A en uitgifte van nieuwe aandelen)

Deze 1.129 nieuwe aandelen zullen worden toegekend als volgt :

  • aan mevrouw X: 15 aandelen (volle eigendom
  • aan mevrouw X: 1.114 aandelen(vruchtgebruik)
  • aan de heer Y: 557 aandelen (naakte eigendom)
  • aan mevrouw Z: 557 aandelen ( naakte eigendom)

Vervolgens zou in schoot van Vennootschap B moeten overgegaan worden tot verkoop van ruim 8,5 miljoen euro aan onroerend goed (waarop vanzelfsprekend de niet alleen verschuldigde vennootschapsbelasting zou worden betaald op de gerealiseerde winsten maar tevens registratierecht op de desbetreffende verkopen die zullen gerealiseerd worden).

9. In antwoord op de vraag wie de kandidaat koper zou zijn van de onroerende goederen die zullen verkocht worden antwoordde de aanvrager op xx.xx.2020 het volgende:

“Er is nog geen kandidaat koper gekend van de onroerende goederen die zullen verkocht worden.

Het is overigens in de schoot van Vennootschap B dat men sommige onroerende goederen gaat verkopen om vervolgens dividend (onder DBI-regime) uit te keren aan Vennootschap A. Zodat de laatst genoemde vennootschap de lening kan terugbetalen.”

10. Kort samengevat komt het erop neer dat achtereenvolgens Vennootschap A zou overgaan tot aankoop van de aandelen- Vennootschap B van Tak B, dat vervolgens Tak A hun aandelen- Vennootschap B zouden willen inbrengen in Vennootschap A. En dat tot slot in hoofde van Vennootschap B zou overgegaan worden tot verkoop van sommige onroerende goederen om middels uitkering van dividend (onder de DBI regeling) aan Vennootschap A de lening bij de bank terug te betalen.

11. De aanvrager deelde in zijn schrijven van xx.xx.2020 nog mee:

“Ondertussen zijn xx.xx.2020 de 450 aandelen Vennootschap B aangehouden door Mevr. W gekocht geweest door Vennootschap A, zodat er opnieuw stabiliteit in het bestuur van Vennootschap B kon bereikt worden.”.

III. Motivering van de aanvraag

12. Voor de motivering wordt verwezen naar punt 8 wat neerkomt op het voeren van een daadkrachtig beleid bij Vennootschap B.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

13. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

14. Aangezien de 450 aandelen die Mevr. W in Vennootschap B reeds op xx.xx.2020 werden overgedragen (verkocht) aan Vennootschap A heeft deze verrichting reeds uitwerking gehad op fiscaal vlak. Het besluitvormingsorgaan kan zich bijgevolg niet uitspreken over punt 1.1. van de aanvraag.

15. Voor punt 1.2. en 1.3. worden volgende artikelen van de VCF onderzocht:

- Artikel 2.9.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.

- Artikel 2.9.4.1.1 VCF dat luidt als volgt:

Het verkooprecht bedraagt 10 %.

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.

16. Het verkooprecht belast de overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen in België gelegen. De inbreng van de 450 aandelen van Vennootschap B aangehouden door “Tak B” in Vennootschap A betreft een inbreng van aandelen en is op zich niet onderworpen aan artikel 2.9.1.0.1 en 2.9.4.1.1 VCF.

17. Indien het inbreng van de aandelen is tot stand gekomen vanaf 1 juni 2012, zoals in casu, kan het afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen. Herkwalificatie is mogelijk indien de belastingplichtige niet kan aantonen dat de geviseerde verrichting ook niet-fiscale doelstellingen heeft, en dat deze niet-fiscale doelstellingen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

18. De inbreng van de 450 aandelen van Vennootschap B aangehouden door “Tak B” in Vennootschap A maakt op zich bekeken geen fiscaal misbruik uit. Dit kan wel het geval zijn indien deze verrichting wordt gevolgd door andere verrichtingen. De aanvrager legt evenwel geen andere (voorgenomen) verrichtingen aan het besluitvormingsorgaan voor.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.