Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 20017 - Kanscontract Vlaamse Belastingdienst

VB 20017 - Kanscontract

Voorafgaande beslissing
Nummer
20017
Datum beslissing
11 mei 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Huidige rulingaanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat:

  • het voorgelegde kanscontract tussen de heer X en mevrouw Y rechtsgeldig is en kwalificeert als een kanscontract onder bezwarende titel;
  • de voorgenomen verrichting niet onderworpen zal worden aan schenkbelasting en dat aldus de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zullen zijn;
  • de voorgenomen verrichting niet onderworpen zal worden aan erfbelasting en dat aldus de fictiebepalingen van artikel 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zullen zijn;
  • de voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

2. De aanvragers verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1 VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

3. De aanvraag wordt ingediend door […], met kantoor te […], namens :

  • De heer X, van Duitse nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1947; en zijn echtgenote
  • Mevrouw Y, van Belgische nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1951.
    Samenwonende te […].

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen naar Belgisch recht ingevolge huwelijkscontract verleden op xx.xx.1995 voor notaris […] te […], ongewijzigd tot op heden.

5. Zij hebben geen gezamenlijke kinderen, doch hebben mevrouw Y en de heer X, respectievelijk twee kinderen en één kind uit een vorige relatie.

6. De echtgenoten hebben hun woonplaats sinds eind xx.2019 in het Vlaams Gewest gevestigd en zijn van plan om daar langdurig gevestigd te blijven. Voordien waren zij woonachtig in Frankrijk.

7. De aanvragers bezitten samen 100 aandelen, zijnde de totaliteit van de bestaande aandelen van de besloten vennootschap “A”, met maatschappelijke zetel gelegen te […], met ondernemingsnummer […], in de volgende verhouding:

  • De heer X: Vijftig (50) aandelen in volle eigendom, behorend tot zijn eigen vermogen.
  • Mevrouw Y: Vijftig (50) aandelen in volle eigendom, behorend tot haar eigen vermogen.

Het betreft geen onverdeeldheid. Elk van hen is aandeelhouder van 50 aandelen.

8. De door elk van de aanvragers aangehouden 50 aandelen in de BV “A” hebben een identieke vermogenswaarde. Zij vertegenwoordigen immers een gelijk aandeel in het kapitaal, alsook evenveel stemrechten op de algemene vergadering van de Vennootschap.

Bovendien wordt dit bevestigd door artikel 5 van de statuten van de Vennootschap, dat expliciet stelt:

“Artikel 5. Inbrengen.
Als vergoeding voor de inbrengen werden honderd (100) aandelen uitgegeven. Ieder aandeel geeft een gelijk recht in de winstverdeling en in het vereffeningsaldo”.

9. De aanvragers wensen onderling een kanscontract te sluiten betreffende de voormelde roerende goederen (aandelen) waarbij zij bij wijze van kanscontract onder bezwarende titel overeenkomen dat bij het overlijden van de eerststervende van hen, zijn of haar aandelenpakket (50 aandelen van de Vennootschap) in vruchtgebruik (op het hoofd van de langstlevende onder hen) zal toekomen aan de langstlevende onder hen.

10. Elk van de aanvragers staat aldus zijn vruchtgebruik (op het hoofd van de andere aanvrager) op 50 aandelen van de Vennootschap af aan de andere, onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden, en elk van de aanvragers verkrijgt als tegenprestatie voor deze afstand een gelijke kans om het vruchtgebruik op 50 aandelen van de Vennootschap, toebehorend aan de andere, te verwerven indien hij of zij het langst leeft.

11. Het voorgenomen kanscontract is ingegeven vanuit de intentie van de aanvragers om de langstlevende onder hen te beschermen bij overlijden van de eerststervende. De aanvragers wensen vandaag zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen het vruchtgebruik op de voornoemde roerende goederen zal verwerven.

12. Deze zekerheid kan niet gerealiseerd worden door middel van een testament (aangezien steeds eenzijdig herroepbaar) noch door een schenking dewelke tussen echtgenoten eveneens steeds herroepbaar is (tenzij verleden bij huwelijkscontract).

13. Gelet op de aanwezigheid van niet gemeenschappelijke kinderen zijn de optie van een testament en/of schenking in casu des te minder opportuun en wel om de volgende redenen. Ingeval van schenking of legaat van het vruchtgebruik op diens 50 aandelen door elk van de aanvragers aan de andere aanvrager, zal de langstlevende onder hen n.a.v. het overlijden van de eerststervende aanvrager in samenloop komen met de niet-gemeenschappelijke afstammeling(en) van de eerststervende aanvrager (blote eigenaars). In dergelijk geval stelt art. 745quater, §1 Burgerlijk Wetboek dat het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot (in casu op deze 50 aandelen) op eenvoudig verzoek van de niet-gemeenschappelijke afstammeling(en) van de overleden echtgenoot zal moeten worden omgezet. Een dergelijk risico op omzetting wensen de echtgenoten echter te vermijden, met oog op de bescherming van de langstlevende onder hen.

14. Het is tevens de wil van de aanvragers om gebonden te zijn door het kanscontract. Zulks kan opnieuw niet worden bereikt door middel van een testament, dat steeds eenzijdig en te allen tijde herroepbaar is. Zulks kan evenmin worden bereikt door middel van een schenking aangezien schenkingen tussen echtgenoten te allen tijde (zelfs na echtscheiding) en zonder enige motivering herroepbaar zijn (tenzij verleden bij huwelijkscontract).

15. Een kanscontract ten bezwarende titel, dat niet beperkt is in de tijd, kan slechts worden gewijzigd of opgeheven mits toestemming van alle partijen en vormt aldus het meest geschikte instrument om bovengenoemde doelstellingen van de aanvragers te bereiken.

16. Het kanscontract zal onderhands worden afgesloten en zal luiden als volgt:

“OVERWEGENDE DAT:
Partij sub A verklaart de enige eigenaar te zijn van de volgende goederen, die in volle eigendom tot zijn eigen vermogen behoren:
Vijftig (50) aandelen, van de besloten vennootschap “A”, met maatschappelijke zetel gelegen te […], met ondernemingsnummer […] (hierna ook de “Vennootschap” genoemd);
Deze goederen worden hierna “de Goederen sub 1” genoemd.

Partij sub B verklaart de enige eigenaar te zijn van de volgende goederen, die in volle eigendom tot haar eigen vermogen behoren:
Vijftig (50) aandelen, van de Vennootschap;
Deze goederen worden hierna “de Goederen sub 2” genoemd.

De Goederen sub 1 en sub 2 worden hierna ook gezamenlijk “de Goederen” genoemd.
Partijen verklaren dat de Goederen sub 1 en de Goederen sub 2 van gelijke waarde zijn. De door elk van de Partijen aangehouden 50 aandelen in de Vennootschap vertegenwoordigen immers een gelijk aandeel in het kapitaal, alsook evenveel stemrechten op de algemene vergadering van de Vennootschap.
Bovendien wordt dit bevestigd door artikel 5 van de statuten van de Vennootschap dat expliciet stelt:
“Artikel 5. Inbrengen.
Als vergoeding voor de inbrengen werden honderd (100) aandelen uitgegeven. Ieder aandeel geeft een gelijk recht in de winstverdeling en in het vereffeningsaldo”.

Partijen verklaren een gelijkaardige levensverwachting te hebben en zijn bereid ter staving hiertoe een medisch verslag te laten opstellen door een geneesheer.

Partijen wensen zich zo goed als mogelijk te voorzien voor het geval elk van hen de langstlevende partij zou zijn. Ze handelen in die zin “animo speculandi”.

WORDT MET BETREKKING TOT DE GOEDEREN OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT:

Deze overeenkomst is wederkerig toegestaan en aanvaard ten bezwarende titel, als kanscontract, onder de hiernavolgende modaliteiten en voorwaarden:

Artikel 1. Algemeen

1.1. De Partijen komen bij wijze van kanscontract onder bezwarende titel overeen dat bij het overlijden van de eerststervende Partij, het vruchtgebruik van diens aandeel in de Goederen (op het hoofd van de andere nog in leven zijnde Partij) (zonder terugwerkende kracht) zal aanwassen bij het aandeel van de andere nog in leven zijnde Partij.

Aldus staat Partij sub A zijn aandeel in de Goederen (i.e. de Goederen sub 1) in vruchtgebruik op het hoofd van Partij sub B en ten bezwarende titel af aan Partij sub B, onder opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt Partij sub A een gelijke kans om het aandeel van Partij sub B (i.e. de Goederen sub 2) in vruchtgebruik op zijn hoofd te verwerven, indien hij het langst leeft.

Hetzelfde geldt voor Partij sub B. Zij staat haar aandeel in de Goederen (i.e. de Goederen sub 2) in vruchtgebruik op het hoofd van Partij sub A en ten bezwarende titel af aan Partij sub A, onder opschortende voorwaarde van haar vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt Partij sub B een gelijke kans om het aandeel van Partij sub A (i.e. de Goederen sub 1) in vruchtgebruik op haar hoofd te verwerven, indien zij het langst leeft.

1.2. De overlevende Partij zal uit hoofde van onderhavige overeenkomst geen enkele vergoeding verschuldigd zijn aan de erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende Partij.

De erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende Partij zullen aldus geen enkele rechten ten aanzien van het vruchtgebruik van de Goederen kunnen doen gelden, gezien het om een kanscontract onder bezwarende titel gaat.

Het bezwarend karakter van deze overeenkomst wordt onderstreept door het oogmerk van elke Partij om te worden beschermd voor het geval hij/zij de langstlevende zou zijn. Dankzij het kanscontract zal de langstlevende onder hen namelijk over 100% vruchtgebruik beschikken over de aandelen van de Vennootschap (50% volle eigendom dat reeds aangehouden wordt + 50% in vruchtgebruik dat hem zou toekomen ingevolge het kanscontract).

1.3. Partijen schatten voor zichzelf de kans dat zij elk de langstlevende partij zullen zijn, gelijk in, rekening houdende met hun geslacht, leeftijd en actuele gezondheidstoestand.

1.4. Partijen dragen, zolang deze overeenkomst geldt, elk afzonderlijk de lasten van hun respectievelijke eigen Goederen.

1.5. Partijen hebben, zolang onderhavige overeenkomst van kracht blijft tussen hen, het genot van hun Goederen, elk in verhouding tot zijn/haar eigendomsrechten.

Artikel 2. Verbod van vervreemding

2.1. Het is Partijen niet toegestaan om tijdens de duur van deze overeenkomst de Goederen, hun aandeel in de Goederen te vervreemden (noch ten bezwarende titel, noch ten kosteloze titel), in pand te geven of met andere zakelijke rechten te bezwaren, in te brengen in een huwelijksvermogensrechtelijk of enig ander gemeenschappelijk vermogen, of er eender welk ander recht op toe te staan, zonder de uitdrukkelijke instemming van de andere Partij.

Wel kan een Partij, mits de voorafgaandelijke, uitdrukkelijke en schriftelijke instemming van de andere Partij, overgaan tot de vervreemding van (een deel van) de Goederen en de vervanging daarvan door andere goederen, die dan in de plaats van de vervreemde Goederen zullen treden ingevolge zaakvervanging, belegging en/of wederbelegging. De goederen die in de plaats treden van de vervreemde Goederen zullen eveneens aan onderhavig kanscontract onderworpen zijn.

2.2. Het akkoord van de andere Partij met de vervreemding en herbelegging van de Goederen impliceert het akkoord van de Partijen dat de overeenkomst wordt uitgebreid tot de goederen die in de plaats komen van de Goederen.

2.3. Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van Partijen om gezamenlijk schenkingen te doen van het geheel of een deel van de Goederen.

Artikel 3. Zaakvervanging

3.1. Alle zaken die worden verkregen in vervanging van de Goederen en de meerwaarden, vallen eveneens onder dit kanscontract, ingevolge het principe van zaakvervanging.

3.2. Alle beslissingen aangaande beleggingen en wederbeleggingen met betrekking tot de Goederen zullen gezamenlijk door de Partijen worden genomen.

3.3. De wijzigingen in de samenstelling van de Goederen in hoofde van de vervanging, belegging of wederbelegging ervan, heeft geen invloed op onderhavige overeenkomst die ongewijzigd blijft. Het principe van zaakvervanging is onverkort van toepassing op de Goederen.

3.4. Bijgevolg heeft onderhavige overeenkomst niet enkel betrekking op de Goederen aangeduid in de aangehechte staten van schatting maar tevens op de goederen die in de plaats zijn gekomen van deze Goederen.

3.5. Als tot zaakvervanging wordt overgegaan, moet dit uitdrukkelijk schriftelijk bevestigd worden door de Partijen op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Artikel 4 – Vruchten

De vruchten (met inbegrip van interesten en dividenden, doch met uitzondering van meerwaarden) die door de Goederen gegenereerd worden, zullen niet vallen onder dit kanscontract.

Artikel 5 – Inbreng van nieuwe goederen

De inbreng van nieuwe goederen onder het kanscontract is niet toegelaten.

Artikel 6. Duur

Deze overeenkomst is tussen Partijen afgesloten voor onbepaalde duur en kan slechts ontbonden worden mits gezamenlijk akkoord van beide Partijen. De Partijen zijn bijgevolg vrij om in gemeenschappelijk overleg een einde te stellen aan deze overeenkomst. Zij zullen in voorkomend geval het einde van de overeenkomst schriftelijk vaststellen.

Artikel 7. Ontbindende voorwaarde

De Partijen sluiten de overeenkomst evenwel onder de uitdrukkelijk ontbindende voorwaarde van beëindiging van de samenwoning tussen hen door de inleiding van een vordering tot echtscheiding door één van hen of indien zij meer dan zes maanden feitelijk gescheiden leven om andere redenen dan overmacht, gezondheidstoestand, verzorgingsbehoeften, beroepsnoodwendigheden of om andere redenen die niet wijzen op een duurzame ontwrichting van de relatie. De aanvang van deze termijn van zes maanden wordt berekend vanaf de aangetekende verzending door één van de echtgenoten aan de andere, waarin uitdrukkelijk wordt verwezen naar de aanvang van deze termijn.

Artikel 8. Nietigheid

8.1. Indien deze overeenkomst een nietige bepaling zou bevatten, zal deze nietige bepaling voor niet-geschreven zal worden gehouden, zodat zij niet de nietigheid van de volledige overeenkomst tot gevolg kan hebben.

8.2. Indien deze overeenkomst een bepaling zou bevatten die de overeenkomst strijdig maakt met het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, zal deze bepaling voor niet geschreven moet worden gehouden, zodat een dergelijke bepaling niet tot de nietigheid van de volledige overeenkomst leiden.

8.3. In geval de geldigheid of afdwingbaarheid van enige bepaling van deze overeenkomst in vraag wordt gesteld of wordt aangevochten, verbinden Partijen er zich toe het redelijkerwijze noodzakelijke of nuttige te doen teneinde er rechtsgeldig voor te zorgen dat zulke bepaling volledig in werking blijft, of zulke bepaling te vervangen door een andere bepaling die economisch gezien substantieel hetzelfde effect heeft voor alle Partijen.

Artikel 9. Bemiddeling

De partijen komen overeen om alle geschillen – van welke aard ook – tussen de Partijen met betrekking tot deze overeenkomst in eerste instantie te onderwerpen aan bemiddeling alvorens beroep te doen op een andere vorm van geschillenbeslechting.
Zij zullen daartoe een aangetekend schrijven richten aan andere Partij, met de vraag om tot bemiddeling over te gaan. Partijen zullen dan in onderling overleg en op gezamenlijke kosten een bemiddelaar aanstellen en een bemiddelingsovereenkomst ondertekenen. Deze bemiddelaar zal in elke stand van het geschil onafhankelijk en onpartijdig ten aanzien van alle bij het geschil betrokken partijen moeten optreden.
Indien de bemiddeling niet slaagt nadat de Partijen minstens één volledige bemiddelingssessie tezamen zullen hebben bijgewoond, zullen de geschillen worden beslecht overeenkomstig artikel 10 van deze overeenkomst, behoudens andersluidend akkoord van Partijen.

Artikel 10. Rechtskeuze en bevoegde rechtbank

Uitsluitend het Belgische recht is van toepassing op deze overeenkomst en op alle geschillen die eruit voort zouden vloeien.
Alle eventuele geschillen voortvloeiende uit deze overeenkomst zullen uitsluitend en definitief beslecht worden door de rechtbanken van […] op voorwaarde dat elk geschil voorafgaandelijk werd onderworpen aan bemiddeling overeenkomstig artikel 9 van deze overeenkomst.”

III. Motivering van de aanvraag

17. In haar standpunt nr. 17044 dd. 19 september 2018 (oorspronkelijk gepubliceerd op 29 januari 2018) zette de Vlaamse Belastingdienst de voorwaarden uiteen waaraan een aanwasbeding moet voldoen opdat het op fiscaal vlak aanvaard zou kunnen worden (i.e. dat de betrokken goederen niet onderworpen zullen worden aan de erfbelasting of de schenkbelasting).

18. Overeenkomstig het standpunt moet het aanwasbeding (1) opgenomen zijn in een notariële akte indien het betrekking heeft op onroerende goederen, (2) beperkt zijn via een beschikking onder bijzondere titel en (3) ten bezwarende titel zijn.

19. Het feit dat een aanwasbeding tussen echtgenoten wordt afgesloten, maakt dit beding op zich niet ongeldig, zoals bevestigd wordt door de Vlaamse Belastingdienst in voormeld standpunt. Wanneer een aanwasbeding wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de goederen die behoren tot de eigen vermogens van de echtgenoten (zoals dat in casu het geval is).

20. Een aanwasbeding met betrekking tot niet-onverdeelde goederen bestaat theoretisch gezien niet. De Vlaamse Belastingdienst bevestigde in voornoemd standpunt evenwel dat dezelfde fiscale regeling kan worden gevolgd wanneer er sprake is van een kanscontract ten bezwarende en bijzondere titel, waarbij zowel de levensverwachting als de inleg gelijk(w)aardig te zijn (zoals dat in casu het geval is).

21. In casu voldoet het kanscontract aan alle voorwaarden, zoals uiteengezet door de Vlaamse Belastingdienst in haar standpunt nr. 17044 dd. 19 september 2018. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

Onderhandse overeenkomst

22. De beschreven overeenkomst zal onderhands (niet-notarieel) worden afgesloten.

23. In haar standpunt nummer 17044 dd. 19 september 2018 stelt de Vlaamse Belastingdienst uitdrukkelijk dat het aanwasbeding (/kanscontract) enkel in een notariële akte moet worden opgenomen indien het betrekking heeft op onroerende goederen.

24. Aangezien het kanscontract in casu enkel betrekking heeft op roerende goederen, belet niets dat aanvragers het kanscontract onderhands afsluiten. .

Het kanscontract is ten bijzondere titel

25. In haar standpunt nummer 17044 dd. 19 september 2018 stelt de Vlaamse Belastingdienst dat de overeenkomst van aanwas onder bijzondere titel is “wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden”.

26. Dat is in casu het geval aangezien het kanscontract enkel betrekking heeft op specifiek omschreven roerende goederen en de goederen die er – bij wijze van zaakvervanging – van in de plaats zullen komen (zulks overeenkomstig het standpunt nummer 17044).

27. Bovendien voorziet het kanscontract in casu uitdrukkelijk dat inbrengen van nieuwe goederen niet toegelaten zijn (cfr. artikel 5 kanscontract).

28. Gelet op het voorgaande kwalificeert het kanscontract in casu aldus als een kanscontract ten bijzondere titel.

29. Voor zoveel als nodig, bevestigen de aanvragers nog dat de goederen die de aanvragers onder het kanscontract zullen brengen, goederen betreffen die behoren tot het eigen vermogen van de respectievelijke echtgenoten rekening houdend met hun huwelijksvermogensstelsel.

Het kanscontract is ten bezwarende titel

30. De Vlaamse Belastingdienst stelt in haar standpunt 17044 dd. 19 september 2018 dat het aanwasbeding (/kanscontract) wordt aanzien als een overeenkomst ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. De Vlaamse Belastingdienst vereist daarbij niet dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

31. Een kanscontract wordt traditioneel gekwalificeerd als een overeenkomst onder bezwarende titel. Het bezwarend karakter volgt uit het feit dat de partijen gelijke kansen bezitten om het goed in totaliteit te verkrijgen. Het is hierbij evenwel van belang dat er een effectieve kansengelijkheid tussen de partijen bestaat. De gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst.[1]
De berekening van de kansengelijkheid gebeurt door een inschatting van de effectieve levensverwachting van iedere partijen. Men houdt daarbij rekening met de gemiddelde levensverwachting, maar eveneens met specifieke omstandigheden, zoals de gezondheidstoestand van de partijen. De specifieke intentie van de partijen wordt niet in acht genomen.[2] De rechtspraak stelt zich soepel op bij de concrete beoordeling van de gelijke kansen. Een groot leeftijdsverschil vormt voor de hoven en rechtbanken geen beletsel voor de gelijkwaardigheid van kansen.[3] Zo oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout dat een groot leeftijdsverschil van 16 jaar niet problematisch is.[4] Ook het hof van beroep Antwerpen oordeelde in die zin over een leeftijdsverschil van 14 jaar[5] en een leeftijdsverschil van 10 jaar[6].

32. Dat partijen voornemens zijn om een evenwichtig kanscontract met gelijkheid van kansen te sluiten, blijkt uit volgende concrete omstandigheden:

  • Een gelijkaardige leeftijd, te weten de heer X: 72 jaar (° xx.xx.1947) en mevrouw Y 69 jaar (° xx.xx.1951). Het leeftijdsverschil bedraagt drie jaar[7];
  • Eenzelfde goede gezondheid. Teneinde de kansengelijkheid te bewijzen, zijn partijen bereid om een medisch getuigschrift toe te voegen aan het dossier;
  • Financiële gelijkwaardigheid van de partijen;
  • Een gelijkwaardige inleg in het kanscontract: de waarde van de goederen die de heer X inlegt en de waarde van de goederen die mevrouw Y inlegt zijn identiek.

33. Ook uit de bewoordingen van het kanscontract zelf blijkt dat partijen een evenwichtig kanscontract wensen te sluiten:

  • Een strikt vervreemdingsverbod (cfr. artikel 2 kanscontract).

34. Het is partijen niet toegestaan eenzijdig het contract stop te zetten, te wijzigen, de goederen in pand te geven, te vervreemden etc. Elke daad van beheer of beschikking die gesteld wordt, zal met andere woorden de expliciete en persoonlijke handeling van elke partij vereisen.

  • Het kanscontract wordt aangegaan voor onbepaalde duur (cfr. artikel 6 kanscontract).

35. Op die manier kan het kanscontract slechts worden gewijzigd of opgeheven met wederzijds schriftelijk akkoord van alle partijen. Het kanscontract zal bijgevolg onverkort gelden tussen partijen tenzij ze er, in gezamenlijk overleg, een einde aan stellen.

36. Kortom, partijen blijven gebonden door het kanscontract ook als zij het later oneens worden, hetgeen zij net wensen te bekomen.

37. De aanvragers stellen dat, uit al deze elementen samen, dient te worden besloten dat de heer X en mevrouw Y een gelijkwaardige levensverwachting hebben en een gelijkwaardige inleg in het kanscontract doen. Het kanscontract dat zij wensen te sluiten, dient dan ook te worden gekwalificeerd als zijnde een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel.

Intentie van de partijen: andere dan fiscale motieven

38. Tot slot wensen de aanvragers te wijzen op de niet-fiscale motieven die zij wensen te bewerkstelligen door het kanscontract af te sluiten.

39. De aanvragers wensen met name dat het vruchtgebruik op de omschreven goederen zullen toekomen aan de langstlevende van hen. Zij hebben daarbij de intentie om de langstlevende onder hen te beschermen bij het overlijden van de eerststervende en tegen de mogelijke aanspraken van ieders erfgenamen.

40. Deze doelstellingen kunnen niet op een andere wijze, bijvoorbeeld bij wijze van testament of schenking, bereikt worden (cfr. supra). Uit het herroepelijk karakter van zowel een testament als een schenking gedaan tussen echtgenoten (tenzij gedaan bij huwelijkscontract), vloeit immers voort dat elke aanvrager geen enkele zekerheid heeft dat de anderen de beschikkingen opgenomen in de hun testament zouden handhaven of de schenking niet zou herroepen. De aanvragers wensen echter vandaag zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen de omschreven goederen zou verwerven op voorwaarde dat ieder van hen de kans heeft om effectief deze goederen te verwerven. Deze zekerheid kan geenszins gerealiseerd worden door middel van een testament of bij wijze van schenking tussen de echtgenoten (buiten huwelijkscontract). Deze zekerheid kan wel worden bekomen door middel van een kanscontract aangezien dit slechts wijzigbaar is mits toestemming van beide partijen.

41. Bovendien zijn de optie van een testament en/of schenking in casu suboptimaal. Beide aanvragers hebben elk immers (een) niet-gemeenschappelijk(e) kind(eren) uit hun respectievelijk vorig huwelijk. Ingeval van schenking of legaat van het vruchtgebruik op diens 50 aandelen door elk van de aanvragers aan de andere echtgenoot, zal de langstlevende onder hen (vruchtgebruiker) n.a.v. het overlijden van de eerststervende echtgenoot in samenloop komen met niet-gemeenschappelijke afstammelingen van de eerststervende echtgenoot (blote eigenaars). In dergelijk geval stelt art. 745quater, §1 Burgerlijk Wetboek dat het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot op deze 50 aandelen op eenvoudig verzoek van de niet-gemeenschappelijke afstammelingen van de overleden echtgenoot zal moeten worden omgezet. Een dergelijk risico op omzetting wensen de echtgenoten echter te vermijden, met oog op de bescherming van de langstlevende onder hen.

42. Voor zoveel als nodig, verwijzen aanvragers nog naar een gepubliceerde voorafgaande beslissing die betrekking had op een aanwasbeding afgesloten tussen echtgenoten gehuwd onder het wettelijk stelsel en waarbij de Vlaamse Belastingdienst oordeelde dat er voldoende niet-fiscale motieven aanwezig waren, zodat de voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakte in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF. De partijen hadden gelijkaardige niet-fiscale motieven als de aanvragers in casu, met name:
“Met het oog op de bescherming van de langstlevende in geval van overlijden van de andere echtgenoot en de mogelijke aanspraken van ieders familie, is de wens geuit een beding van aanwas aan te gaan. Gelet op het feit dat dergelijk beding van aanwas als consensuele overeenkomst slechts wijzigbaar is mits beider toestemming, wat niet zo is in geval van testament of schenking, vormt dit beding tot aanwas een uiterst geschikt instrument.” (Voorafgaande beslissing nr. 18010 dd. 19 maart 2018).

43. Gelet op het voorgaande, stellen de aanvragers dat moet worden besloten dat er voldoende niet-fiscale motieven in casu aanwezig zijn en dat de vooropgestelde verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF.

IV. Beslissing

44. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

45. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

46. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

47. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

- Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:

“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

- Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”

- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

48. Een kanscontract (ten bezwarende en ten bijzondere titel) valt onder dezelfde fiscale regeling als een beding van aanwas, waarvoor onderstaande redenering kan worden gevolgd.

49. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract opgenomen is in een notariële akte indien het betrekking heeft op onroerende goederen, beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

50. De partijen verklaren dat zij elk eigen roerende goederen onder het kanscontract willen brengen.

51. Het contract moet opgenomen zijn in een notariële akte indien het contract betrekking heeft op onroerende goederen. In casu zal het contract onderhands worden afgesloten. Aangezien het contract enkel betrekking heeft op roerende goederen, is hier geen bezwaar tegen.

52. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

53. Het kanscontract is in casu onder bijzondere titel aangezien het kanscontract enkel betrekking heeft op de aandelen van de besloten vennootschap A en de goederen die er bij wijze van zaakvervanging voor in de plaats zullen komen. Het contract voorziet uitdrukkelijk dat inbrengen van nieuwe goederen niet zijn toegelaten.

54. Zaakvervanging is mogelijk binnen een dergelijk contract. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.

In beide gevallen gelden volgende (bijkomende) voorwaarden:

  • er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden;
  • als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

55. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

56. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...

57. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

58. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. Het leeftijdsverschil tussen partijen bedraagt vier jaar en partijen verklaren in éénzelfde goede gezondheid te zijn.

59. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

60. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is.

61. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract ten bezwarende titel gaat. Enkel indien zou blijken dat de voorstelling van de feiten onjuist of onvolledig was, zal deze kwalificatie herzien worden, rekening houdende met de werkelijke feitelijke situatie.

62. Uit fiscaal oogpunt aanvaardt de Vlaamse belastingdienst het beginsel dat bij de realisatie van een kanscontract ten bijzondere en ten bezwarende titel de betrokken roerende goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting of de erfbelasting.

63. Vermits het contract nog moet gesloten worden en dus zal worden gesloten vanaf 1 juni 2012 kan het worden afgetoetst aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen.

64. De voorgenomen verrichting maakt geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven (zie punt 38 t.e.m. 41) aan het contract ten grondslag liggen die voldoende opwegen tegen de fiscale motieven, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.

65. Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratie- en erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF spreekt deze beslissing zich niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.

Voetnoten

[1] R. Barbaix, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 344; W. Pintens, B. Van Der Meersch en K. Vanwinckelen, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 415 e.v.; Antwerpen 30 juni 2015, T.Not 2016, afl. 5, 364.

[2] R. Barbaix, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 345; D. Michiels, “Samenlevingsvormen en vermogensplanning” in X., Estate Planning: Actuele topics – Thèmes actuels, Mechelen, Kluwer, 2013, 260 e.v.

[3] Antwerpen 10 februari 1988, T.Not.1989, 320; Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60, noot D. Michiels.

[4] Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60, noot D. Michiels.

[5] Antwerpen 4 juni 2012, rolnr. 2010/R/3289, onuitgegeven.

[6] Antwerpen 30 juni 2015, T.Not 2016, afl. 5, 364: “Louter het feit dat appellante (°1967) tien jaar jonger was dan de heer V. (°1957) houdt niet in dat bij het aangaan van de overeenkomst in 2000 er een ongelijkheid van kansen bestond. Partijen hadden op dat moment een leeftijd van 33 resp. 43 jaar, die niet toeliet te voorspellen dat de ene meer kansen op vooroverlijden had dan de andere, gelet op de onzekerheden van het leven”.

[7] Cfr. supra rechtspraak die een leeftijdsverschil van 10 jaar, 14 jaar en 16 jaar aanvaardde.