Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 20006 - Kanscontract Vlaamse Belastingdienst

VB 20006 - Kanscontract

Voorafgaande beslissing
Nummer
20006
Datum beslissing
25 mei 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag betreft de toepassing van de bepalingen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit op het voorgelegde kanscontract dat de 'Partijen' op xx.xx.2019 hebben afgesloten.

Meer bepaald wensen de 'Partijen' de bevestiging te bekomen dat:

1.1. het voorgelegde contract niet kwalificeert als een schenking;

1.2. in geval het kanscontract in België geregistreerd zou worden alleen het federaal vast recht verschuldigd zal zijn en er geen schenkingsrechten verschuldigd zijn en dat de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF niet van toepassing zijn;

1.3. ingeval van overlijden van de eerststervende de in de overeenkomst opgenomen roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden niet onderworpen zullen zijn aan de erfbelasting, en dat de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zijn;

1.4. deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door Mr. […], advocaat aan de balie te […], met kantoor te […], namens volgende ‘Partijen’:

2.1. de heer X, geboren te […] op xx.xx.1963, nationaal nummer […];

2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1963, nationaal nummer […] .

3. De 'Partijen' wonen sinds xx.xx.1994 samen te […].

4. Op xx.xx.1994 zijn zij gehuwd. Bij akte verleden op xx.xx.1994 voor Meester […], notaris met standplaats te […], werd het stelsel van de zuivere scheiding van goederen aangenomen.

5. Uit hun huwelijk is één zoon geboren, de heer A, geboren op xx.xx.1996.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. Elk van de 'Partijen' is eigenaar van welbepaalde niet-onverdeelde vermogensbestanddelen (hierna: de 'tegoeden'):

De heer X is eigenaar van:

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […].

Mevrouw Y is eigenaar van:

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
  • een geldsom van […] EUR, die na het afsluiten van het kanscontract op xx.xx.2020 overgeschreven werd vanop de rekening van mevrouw Y met IBAN […], verbonden aan haar portefeuille bij […], geïndividualiseerd onder nummer […] naar de rekening met IBAN […], verbonden aan de voornoemde effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […].

7. De 'Partijen' wensen de langstlevende onder hen zo goed als mogelijk te beschermen bij overlijden van de eerststervende, teneinde ervoor te zorgen dat de langstlevende van hen beiden zijn levensstandaard kan behouden bij een overlijden van de eerststervende.

De 'Partijen' wensen zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen de voornoemde tegoeden zal verwerven, zonder dat één van hen deze regeling eenzijdig kan wijzigen/herroepen en zonder dat bij het overlijden van de eerststervende rekening dient gehouden te worden met de wettelijke reserve van hun enig kind.

Een kanscontract ten bezwarende titel, dat niet beperkt is in de tijd, vormt het meest geschikte instrument om bovengenoemde doelstellingen van de 'Partijen' te bereiken, aangezien:

  • het contract slechts kan worden gewijzigd/herroepen/ontbonden als beide partijen hiervoor hun akkoord geven;
  • hiermee de mogelijke gevolgen va n de wettelijke reserve van het kind kunnen worden uitgesloten.

Voormelde doelstellingen kunnen niet gerealiseerd worden door middel van een testament of schenking aangezien:

  • een testament steeds eenzijdig te allen tijde en zonder enige motivering door de testator herroepen kan worden (artikel 895 BW);
  • alle schenkingen tussen echtgenoten tijdens het huwelijk anders dan bij huwelijkscontract gedaan, steeds herroepelijk zijn (artikel 1096 BW);
  • bij zowel een testament als bij een schenking bij het overlijden van de eerststervende rekening dient te worden gehouden met de wettelijke reserve van het kind.

De 'Partijen' hebben daarom aan de 'tegoeden' bij overeenkomst d.d. xx.xx.2019 een kanscontract gekoppeld ten voordele van de langstlevende onder hen, waarbij overeengekomen werd dat de tegoeden die toebehoren aan de eerststervende in volle eigendom, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, verkregen zullen worden door de langstlevende van hen beiden.

8. Het kanscontract luidt als volgt (zie bijlage a bij de aanvraag):

"TUSSEN:

1. De heer X, wonende te […], geboren te […] op xx.xx.negentienhonderd drieënzestig;

2. Mevrouw Y, wonende te […], geboren te […] op xx.xx.negentienhonderd drieënzestig

De partijen hogervernoemd worden hierna gezamenlijk genoemd de 'Partijen'.

MAKEN VOORAF DE VOLGENDE OPMERKING:

De 'Partijen' wonen sinds xx.xx.1994 samen te […].

Op xx.xx.1994 zijn zij gehuwd. Bij akte verleden op xx.xx.1994 voor Meester […], met standplaats te […], werd het stelsel van de zuivere scheiding van goederen aangenomen.

Uit hun huwelijk is één zoon geboren, de heer A, geboren op xx.xx.1996.

Elk van de 'Partijen' is eigenaar van we/bepaalde niet-onverdeelde vermogensbestanddelen.

De heer X is eigenaar van:

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 1 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 2 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 3 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 4 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 5 aan deze overeenkomst wordt gevoegd.

Mevrouw Y is eigenaar van:

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geindividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 6 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 7 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 8 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 9 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;

  • een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 10 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;

  • een geldsom van […] EUR, die na het afsluiten van dit kanscontract bijkomend overgeschreven zal worden naar de effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […].

De tien voormelde effectenportefeuilles en de geldsom worden hierna samen genoemd 'de tegoeden'.

De 'Partijen' wensen de langstlevende onder hen zo goed als mogelijk te beschermen bij overlijden van de eerststervende, teneinde ervoor te zorgen dat de langstlevende van hen twee een financieel zorgeloze oude dag kan beleven.

De 'Partijen' wensen daarom aan de niet-onverdeelde 'tegoeden' een kanscontract te koppelen ten voordele van de langstlevende onder hen, waarbij overeengekomen wordt dat de niet­ onverdeelde goederen van de eerststervende, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, van rechtswege door de langstlevende van hen beiden in volle eigendom zullen verkregen worden.

De modaliteiten en voorwaarden worden gespecifieerd in onderhavige overeenkomst.

WERD OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1 - Algemeen

De 'Partijen' wensen dat de 'tegoeden' aan de langstlevende hunner toekomen; het betreft hier een doelvermogen met inbegrip van meerwaarden, vruchten en toebehoren en bij wederbelegging af zaakvervanging verkregen zaken.

Ingeval van het overlijden van één der 'Partijen' zullen de 'tegoeden' die toebehoorden aan de overledene in volle eigendom toekomen aan de langstlevende.

Deze overdracht is tussen partijen overeengekomen ten titel van kanscontract en dus onder bezwarende titel. Aldus staat elk der 'Partijen' zijn niet-onverdeelde 'tegoeden' af aan de andere onder de opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt degene die afstaat een gelijke kans om de niet-onverdeelde 'tegoeden' van de andere te verwerven indien hij het langst leeft.

Artikel 2 - Vruchten en meerwaarden

'Partijen' komen overeen dat de vruchten (interesten, dividenden, ".}, de meerwaarden en andere opbrengsten die door de 'tegoeden' gerealiseerd worden, integraal deel uitmaken van de 'tegoeden'. Bijgevolg zal onderhavig kanscontract tevens van toepassing zijn op deze vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten.

Artikel 3 - Zaakvervanging

a) Alle zaken die worden verkregen in vervanging van de oorspronkelijke 'tegoeden', hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten, vallen eveneens onder dit kanscontract.

b) De wijzigingen in de samenstelling van de effectenportefeuilles (mits akkoord van beide partijen}, in hoofde van de vervanging, belegging of herbelegging van deze goederen, heeft geen invloed op onderhavige overeenkomst die ongewijzigd blijft. De principes van zaakvervanging zijn onverkort van toepassing op deze effectenportefeuilles.

c) Bijgevolg heeft onderhavig kanscontract niet enkel betrekking op de effecten aangeduid in de aangehechte staat, maar tevens op de goederen, vorderingen, effecten en liquiditeiten die in de plaats zijn gekomen van deze 'tegoeden' zoals aangegeven in de staat van schatting gehecht aan deze overeenkomst. Het principe van de zaakvervanging is tevens van toepassing op de effecten portefeuilles aangezien de effectenportefeuilles een feitelijke universaliteit van goederen uitmaakt waarin zaakvervanging van rechtswege speelt.

d) Als tot zaakvervanging wordt overgegaan van portefeuillewaarden door andere activa buiten portefeuilles, moet dit expliciet bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Artikel 4 - Vervreemdingsverbod

Teneinde de uitvoering van onderhavige overeenkomst te garanderen verbinden de 'Partijen' zich ertoe, gedurende de gehele looptijd van deze overeenkomst, de 'tegoeden', niet te vervreemden (ten bezwarende titel en om niet), in pand te geven of er eender welk ander recht op toe te staan, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de andere, en dit zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen hen.

Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van partijen om gezamenlijk schenkingen te doen met betrekking tot de 'tegoeden' of een deel ervan.

Tevens verbinden de 'Partijen' zich ertoe alle beslissingen aangaande beleggingen en herbeleggingen met betrekking tot de 'tegoeden' gezamenlijk te nemen.

Partijen ontzeggen zich het recht elkaar wederzijdse volmachten toe te staan, behoudens een lastgeving die tot doel heeft om voor de lastgever een buitengerechterlijke bescherming in de zin van artikel 490 van het burgerlijk wetboek te regelen.

Artikel 5 -Duur

Dit contract heeft een onbepaalde duur en kan slechts ontbonden worden met het akkoord van beide 'Partijen'. Niettemin staat het de partijen vrij om in gemeenschappelijk overleg een einde te stellen aan het kanscontract.

Het kanscontract eindigt geenszins ingeval van een wijziging van het nummer waaronder de effectenportefeuilles geïndividualiseerd zijn of ingeval van bewaargeving van de desbetreffende effectenportefeuilles door een andere financiële instellingen dan deze die vandaag de bewaarneming op zich nemen.

Artikel 6 - Deelbaarheid

Een eventuele nietigheid van een bepaling van deze overeenkomst betreft enkel die specifieke bepaling die in dat geval voor niet geschreven moet worden gehouden, maar kan, volgens de uitdrukkelijke wil van partijen, niet de nietigheid van het volledige kanscontract voor gevolg hebben.

Artikel 8 - Bemiddeling

De partijen komen overeen om ingeval van betwisting deze overeenkomst te onderwerpen aan bemiddeling.

OPGEMAAKT IN DRIE EXEMPLAREN TE GENT OP xx.xx.2019, ELK DER PARTIJEN VERKLARENDE EEN ORIGINEEL GETEKEND EXEMPLAAR TE HEBBEN ONTVANGEN''.

9. De 'Partijen' verzoeken uitdrukkelijk dat de voorafgaande beslissing die terzake zal genomen worden, een geldigheidsduur zal hebben tot het overlijden van de eerststervende van de 'Partijen'.

III. Motivering van de aanvraag

10. Hoewel het kanscontract op xx.xx.2019 werd afgesloten, heeft het - bij gebrek aan registratie in België en aangezien de 'Partijen' nog in leven zijn - nog geen fiscale uitwerking gekregen op het moment van de aanvraag.

De fiscale gevolgen krijgen maar uitwerking op het ogenblik dat het kanscontract ter registratie zou worden aangeboden of op het ogenblik dat één van de 'Partijen' zou overlijden. Het is bijgevolg mogelijk om hierover een voorafgaande beslissing te vragen (cf. VB nr. 19014 d.d. 27 mei 2019).

11. De in het kanscontract opgenomen roerende goederen. evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden zijn niet onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting.

In haar standpunt nr. 17044, zoals gewijzigd op 19 september 2018, heeft de Vlaamse Belastingdienst de voorwaarden bepaald welke volgens haar voldaan moeten zijn opdat de goederen die het voorwerp uitmaken van een beding van aanwas niet onderworpen zijn aan de erfbelasting of schenkbelasting.

In het standpunt wordt gesteld dat een beding van aanwas van niet-onverdeelde goederen theoretisch gezien niet bestaat. Het standpunt stelt evenwel dat - wanneer het eveneens om een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) gaat - dezelfde fiscale regeling gevolgd kan worden als bij een beding van aanwas.

Hierna zal worden aangetoond dat in casu voldaan is aan de in het standpunt nr. 17044 gestelde voorwaarden.

11.1. Het kanscontract is onder bijzondere titel.

In het standpunt wordt vooreerst vereist dat het kanscontract "beperkt moet zijn "via beschikking onder bijzondere titel”.

Verder wordt verduidelijkt dat het kanscontract 'onder bijzondere titel' is "wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden".

Welnu, in casu heeft het kanscontract betrekking op verschillende bijzondere roerende vermogensbestanddelen van de 'Partijen' die nauwkeurig in de overeenkomst worden omschreven, evenals op hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden.

Er kan aldus geen twijfel over bestaan dat de overeenkomst onder bijzondere titel is.

Wat betreft de effectenportefeuilles dient erop gewezen te worden dat zij dienen beschouwd te worden als een feitelijke universaliteit, waardoor de overeenkomst betrekking heeft op de effectenportefeuilles in hun geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn (zie ook VB nr. 19010 d.d. 13 mei 2019; VB nr. 19001 d.d. 18 februari 2019).

In het kanscontract is voorzien in een clausule van zaakvervanging (artikel 3), evenals in een clausule overeenkomstig dewelke de vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten tevens onder het kanscontract vallen (artikel 2).

a. Wat betreft de zaakvervanging en de meerwaarden bevestigt het standpunt nr. 17044 dat dit mogelijk is en dat de vervanggoederen/meerwaarden dan dezelfde regels/bestemming volgens als het goed dat het vervangt.

Er wordt voorzien in twee (bijkomende) voorwaarden:

  • er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden
  • als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed

Voor wat betreft de effectenportefeuilles heeft de aanvaarding van de kwalificatie als feitelijke universaliteit tot gevolg dat er van rechtswege zaakvervanging optreedt. Het heeft dus uitwerking op de effectenportefeuilles zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de eerststervende van de 'Partijen' ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge opbrengsten en transacties van wederbeleggingen.

Dit werd reeds bevestigd in verschillende voorafgaande beslissingen (VB nr. 19010 d.d. 13 mei 2019; VB nr. 19001 d.d. 18 februari 2019).

b. De 'Partijen' wensen in dit kader tevens de bevestiging te bekomen dat wanneer er tussen hun eigen vijf effectenportefeuilles bewegingen zijn door transferts van de ene portefeuille naar de andere er tevens van rechtswege zaakvervanging optreedt (en de zaakvervanging dus niet bevestigd dient te worden).

Dienaangaande wordt verwezen naar de e-mail d.d. 4 december 2019, waarbij voormelde vraag door de aanvrager aan de Vlaamse Belastingdienst werd gesteld. In antwoord hierop deelde de Vlaamse Belastingdienst mee dat deze vraag meegenomen kan worden in de eigenlijke aanvraag tot voorafgaande beslissing.

11.2. De overeenkomst is ten bezwarende titel.

Daarnaast vereist de Vlaamse Belastingdienst in het standpunt dat het kanscontract "ten bezwarende titel” moet zijn.

Er wordt in het standpunt verduidelijkt dat een overeenkomst wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel "wanneer de kansen evenwichtig zijn". Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn.

Er dient conform het standpunt sprake te zijn van:

(1) een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en

(2) een gelijkwaardige inleg.

Conform het standpunt dienen beide voorwaarden beoordeeld te worden "bij het afsluiten van het beding".

Hierna zal worden aangetoond dat in casu de 'Partijen' op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst een gelijkaardige levensverwachting hadden en dat er sprake was van een gelijkwaardige inleg.

11.2.1. De 'Partijen' hebben een gelijkaardige levensverwachting.

De 'Partijen' hadden op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst een gelijkaardige levensverwachting.

Dit wordt enerzijds aangetoond door de gelijkaardige leeftijd (een leeftijdsverschil van amper 4 dagen) op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst.

Gezien het leeftijdsverschil amper 4 dagen bedraagt, kan er geen twijfel zijn over de gelijke kansen in dit kanscontract.

Dit wordt anderzijds bevestigd door dezelfde goede gezondheidstoestand van de 'Partijen' hetgeen gestaafd wordt met medische attesten.

Dus zowel in de concrete feiten als op basis van de quasi gelijke leeftijd kan men besluiten dat de levensverwachting gelijk(aardig) is.

11.2.2. De Inleg is gelijkwaardig.

De 'Partijen' hebben elk vijf effectenportefeuilles ingelegd. Deze portefeuilles hadden op het ogenblik van het afsluiten van het kanscontract volgende waarden (zie overzichten die in bijlage bij het kanscontract zijn gevoegd):

Waarden in euro

X

Y

Verschil

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

totaal

[…]

[…]

[…]

De portefeuilles op naam van de heer X waren bij het afsluiten van het kanscontract aldus […] EUR meer waard dan deze op naam van mevrouw Y.

Hoewel dit beperkte verschil in waarde volgens 'Partijen' geen afbreuk doet aan het gelijkwaardig karakter van de inleg, zijn 'Partijen' overeengekomen dat mevrouw Y bijkomend een bedrag van […] EUR inlegt, zodat de waarden van de inleggen van beide “Partijen" op het ogenblik van het afsluiten van het contract exact dezelfde waren.

Het bedrag van […] EUR werd op xx.xx.2020 overgeschreven vanop een persoonlijke rekening van mevrouw Y met IBAN […], verbonden aan haar portefeuille bij […], geïndividualiseerd onder nummer […] naar de rekening met […], verbonden aan de ingebrachte effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […].

Aangezien op het ogenblik van het afsluiten van het contract de inleggen van beide 'Partijen' exact dezelfde waren, kan er geen twijfel over bestaan dat de inleg bij het afsluiten van het kanscontract gelijkwaardig was.

11.2.3. Besluit

Noch ingeval van registratie van de overeenkomst, noch bij de realisatie van de overeenkomst, zullen de betrokken roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden, onderworpen zijn aan de schenkbelasting of erfbelasting.

12. Wat betreft de schenkbelasting wensen de 'Partijen' de bevestiging te bekomen dat (o.a.) volgende bepalingen niet van toepassing zijn:

Artikel 2.8.1.0.1 VCF:

"Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie­, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.".

Artikel 2.8.4.1.1., §2, VCF:

"Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.".

13. Wat betreft de erfbelasting wensen de 'Partijen' de bevestiging te bekomen dat (o.a.) volgende bepalingen niet van toepassing zijn:

Artikel 2.7.1.0.3 VCF:

"Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.".

Artikel 2.7.1.0.5 VCF:

"§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.".

14. Artikel 3.17.0.0.2 VCF kan niet toegepast worden.

Artikel 3.17.0.0.2 VCF voorziet het volgende:

"Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetz1ï een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doe/stellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.".

De 'Partijen' zijn van oordeel dat er in casu geenszins sprake is van 'fiscaal misbruik'.

Zij brengen door middel van de door hen gestelde rechtshandeling geenszins een verrichting tot stand waarbij zij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van de Vlaamse Codex Fiscaliteit of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatsten noch een verrichting waarbij zij aanspraak zouden maken op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van de Vlaamse Codex Fiscaliteit of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Bovendien leveren zij het bewijs dat de keuze voor hun rechtshandeling verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van de belasting.

Immers, met dit kanscontract wensen de 'Partijen' de langstlevende onder hen zo goed als mogelijk te beschermen bij overlijden van de eerststervende, teneinde ervoor te zorgen dat de langstlevende van hen beiden zijn levensstandaard kan behouden bij een overlijden van de eerststervende. (zie randnummer 7).

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

15. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De voorgelegde verrichting heeft op fiscaal vlak nog geen uitwerking gehad.

16. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

17. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

- Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:

“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

- Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”

- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

18. Een kanscontract (ten bezwarende en ten bijzondere titel) valt onder dezelfde fiscale regeling als een beding van aanwas, waarvoor onderstaande redenering kan worden gevolgd.

19. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

20. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

21. Het kanscontract is in casu onder bijzondere titel aangezien het kanscontract betrekking heeft op de onder punt 6 opgenomen roerende goederen.

Vermits een effectenportefeuille beschouwd wordt als een universaliteit, aanvaardt Vlabel dat het contract betrekking heeft op de effectenportefeuille in haar geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

22. Zaakvervanging is mogelijk binnen een dergelijk contract. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.

In beide gevallen gelden volgende (bijkomende) voorwaarden:

  • er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden;
  • als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Wat de effectenportefeuilles betreft heeft de aanvaarding van de kwalificatie als feitelijke universaliteit tot gevolg dat er van rechtswege zaakvervanging optreedt. Het contract zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuilles zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbeleggingen.

23. Wanneer er tussen hun eigen vijf effectenportefeuilles deeluitmakend van het kanscontract bewegingen zijn door transferts van de ene naar de andere gaat het niet om zaakvervanging maar om een wijziging in de samenstelling van de effectenportefeuilles. Ook hier geldt ingevolge de kwalificatie van een effectenportefeuille als feitelijke universaliteit dat het contract uitwerking zal krijgen zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten.

24. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

25. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...

26. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

27. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting.

28. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

29. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is.

30. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract ten bezwarende titel gaat.

31. Vermits het contract gesloten is na 1 juni 2012 kan het worden afgetoetst aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen.

32. De voorgenomen verrichting maakt geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven (zie punt 7) aan het contract ten grondslag liggen die voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF spreekt deze beslissing zich niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.