Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19064 - Inbreng om niet in een private stichting Vlaamse Belastingdienst

VB 19064 - Inbreng om niet in een private stichting

Voorafgaande beslissing
Nummer
19064
Datum beslissing
17 februari 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat de voorgenomen verrichting gekwalificeerd zal worden als "inbreng om niet" en dat de verschuldigde belasting telkens 100 euro zal bedragen conform artikel 2.8.4.1.1, §3, lid 2, VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de heren […] en […], te […], namens:

2.1. de VZW A met ondernemingsnummer […] gevestigd te […] (hierna genoemd: VZW A) ;

2.2. Een nader op te richten private stichting, gevestigd op hetzelfde adres (hierna genoemd: Private Stichting).

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

3. In het kader van een herstructurering wenst de VZW A een deel van haar vermogen onder te brengen in een nader op te richten Private Stichting. Het zou gaan om een bedrag van meer dan 100.000,00 euro.

4. De VZW A heeft als doel:

  • "de uitbating van het […] van […], geïnspireerd door de christelijke mens- en maatschappijvisie van de stichters van het ziekenhuis, de […];
  • het oprichten, inrichten, beheren en exploiteren van instellingen voor […]
  • het ontplooien van alle activiteiten die bijdragen tot de verwezenlijking van voormelde ideële niet-winstgevende doelstellingen, met inbegrip van bijkomstige commerciële en winstgevende activiteiten binnen de grenzen van wat wettelijk is toegelaten en waarvan de opbrengsten te allen tijde volledig zullen worden bestemd voor de verwezenlijking van de ideële niet-winstgevende doelstellingen;
  • Het samenwerken met alle mogelijke initiatiefnemers uit de zorgsector die kunnen bijdragen tot een optimale dienstverlening in de welzijnszorg.".

5. De nader op te richten Private Stichting zal als doel "de ondersteuning van de doelen van de VZW A hebben.

In het bijzonder, en zonder dat deze opsomming limitatief is, kan de private stichting met het oog op de behartiging van voormelde belangen voor het doel, de volgende activiteiten verrichten of financieren door uitkering in speciën:

  • Het ondersteunen in de meest ruime zin van de uitbating door VZW A door het oprichten, uitbreiden, renoveren, van het onroerend patrimonium bestaande uit gronden, gebouwen, technische en medische infrastructuur en apparatuur, en het hiertoe beheren van het ingebrachte vermogen het oprichten van nieuwe gebouwen;
  • het renoveren van bestaande gebouwen;
  • het verlenen van financiële steun aan (projecten van) de VZW A door bijvoorbeeld zich al dan niet kosteloos borg te stellen, roerende goederen in pand te geven en hypotheken toe te staan op haar onroerende goederen en zakelijke rechten;
  • het beheren en in stand houden van het ingebrachte vermogen.

De private stichting dient haar patrimonium op een normale wijze te beheren, zijnde zoals een goede huisvader zijn privé-vermogen beheert, waarbij de nodige aandacht moet worden besteed aan de instandhouding en valorisatie van het vermogen.

Hierbij kan de private stichting onder meer volgende verrichtingen stellen: roerende en onroerende of andere verrichtingen of handelingen, zoals het sluiten van contracten, verrichten van beleggingen, investeren in roerende goederen, inclusief doch niet uitsluitend in effecten, kunstvoorwerpen, enzovoort, verhuren, beheren, aan- en verkopen en oprichten, bouwen, verbouwen, afbreken van onroerende goederen, giften, legaten en subsidies aanvaarden, op zich nemen van kosten en lasten ter ontlasting van de in de doelen vernoemde personen en/of instellingen, het uitvoeren van verbintenissen lastens deze personen en/of instellingen, samenwerken met, deelnemen in, of op gelijke wijze, rechtstreeks of zijdelings, belangen nemen in ondernemingen van allerlei aard, het overdragen van het vermogen naar een andere Belgische of buitenlandse stichting of gelijkaardige rechtsfiguur (zoals een trust) met dezelfde statuten wat betreft de doelomschrijving en bevoegdheden van de raad van bestuur en de raad van toezicht.

De private stichting streeft haar doelen na vanuit een Christelijke inspiratie en maatschappelijke verantwoordelijkheid, doch onafhankelijk van elke politieke, ideologische, filosofische of taalkundige beschouwing. Zij zal steeds handelen vanuit de universele & christelijke principes van mede-menselijkheid, begrip, hulpvaardigheid, beleefdheid, respect en de grootst mogelijke aandacht voor de menselijke waardigheid.

De private stichting zal volgende principes naleven en eerbiedigen: de hoogste kwaliteit nastreven bij het leveren van diensten, hoge deontologische standaarden respecteren, in alle opdrachten en taken zich focussen op een houding die het menselijk geluk, de menselijke waardigheid en het levenscomfort van de patiënten van het […] te […] bevorderen, in alle opdrachten en taken zich ten allen prijzen verzetten tegen daden, beslissingen en handelingen waarbij mensen gediscrimineerd worden op basis van ras, godsdienst, seksuele geaardheid of afkomst, en daden of handelingen die de algemene mensenrechten met de voeten treden.

De private stichting onderschrijft het Charter van normen en waarden van de VZW A dd. 2017 en verbindt zich ertoe dit integraal na te leven.

De private stichting streeft haar doelen na, onafhankelijk van elke politieke, ideologische, filosofische of taalkundige beschouwing.

De private stichting mag geen stoffelijk voordeel verschaffen aan de Stichter, de bestuurder(s), of enig ander persoon, behalve indien dit kadert in de verwezenlijking van de belangeloze doelen.”.

6. De VZW A wenst, met het oog op het realiseren van haar belangeloos doel, financiële middelen over te dragen aan de Private Stichting, zodat de Private Stichting haar belangeloos doel kan realiseren.

De Private Stichting, met de financiële middelen die door de VZW A aan haar worden overgedragen, wenst activiteiten uit te voeren in het kader van haar belangeloos doel.

De VZW A wenst daarom, gelet op voormelde, een nader te bepalen bedrag in volle eigendom over te dragen aan de Private Stichting, bij wijze van overdracht ten titel van inbreng om niet in het kader van de uitvoering van haar belangeloos doel.

7. Deze geplande overeenkomst zou als volgt luiden waarbij de VZW A fungeert als Overdrager en de Private Stichting als Verkrijger:

"Artikel 1. VOORWERP

De Overdrager verklaart een bedrag ten belope van *** euro (€ ***) in volle eigendom over te dragen aan de Verkrijger ten titel van inbreng om niet.

De Verkrijger verklaart de overdracht van een bedrag ten belope van *** euro (€ ***) in volle eigendom ten titel van inbreng om niet door de Overdrager te aanvaarden (hierna: "het Overgedragen Goed”).

De Overdrager verklaart dat zij door deze overdracht ten titel van inbreng om niet zelf haar belangeloos doel verwezenlijkt, dat gelijkaardig is aan het doel van de Verkrijger.

Artikel 2. MODALITEITEN

2.1. Eigendomsoverdracht

De Verkrijger bekomt de volle eigendom van het Overgedragen Goed met ingang van heden.

2.2. Optionele ontbindende voorwaarde

De overdracht ten titel van inbreng om niet van het Overgedragen Goed gebeurt onder de ontbindende voorwaarde van de objectieve vaststelling van één van de hierna vermelde feiten:

  • de Verkrijger gebruikt de Overgedragen Goederen voor andere doeleinden dan de realisatie van haar belangeloos doel zoals dit werd opgenomen in haar statuten dd. ***;
  • (mogelijks worden er nog andere voorwaarden toegevoegd).

De uiteindelijke beslissing over de ontbinding van de overdracht ten titel van inbreng om niet in de veronderstelling dat één van voormelde feiten wordt vastgesteld, ligt bij de Overdrager en moet gebeuren middels een schrijven met ontvangstbewijs, gericht aan de Verkrijger, en dit uiterlijk binnen een termijn van honderdtwintig (120) kalenderdagen te rekenen vanaf de kennisname van het feit door de Overdrager.

2.3. Nietigheid - Ongeldigheid

Indien enige bepaling van deze overeenkomst om eender welke reden nietig of niet uitvoerbaar zou worden verklaard krachtens het toepasselijke recht, brengt deze nietigheid of niet-uitvoerbaarheid niet de nietigheid of niet-uitvoerbaarheid van de andere bepalingen van de overeenkomst met zich mee, welke onverkort geldig en uitvoerbaar blijven als waren de nietige en/of niet-uitvoerbare delen of clausules niet opgenomen in huidige overeenkomst.

Elk nietig of niet-uitvoerbaar deel of elke nietige of niet-uitvoerbare clausule wordt vervangen door een andere wettelijke bepaling die zo dicht mogelijk zal aanleunen bij wat de Partijen hebben willen uitdrukken bij middel van het oorspronkelijke nietige of niet-uitvoerbare deel of de oorspronkelijke nietige of niet-uitvoerbare clausule.

2.4. Toepasselijk recht - Bevoegde rechtbank

Deze overeenkomst en haar uitvoering worden beheerst door het Belgische recht.

Alleen de Belgische bevoegde rechtbanken zijn bevoegd voor enig geschil inzake onderhavige overeenkomst.”.

III. Motivering van de aanvraag

8. Volgens de aanvrager gaat het om een inbreng om niet conform artikel 2.8.4.1.1, §3, lid 2, VCF.

Een inbreng om niet vereist dat de inbrenger geen tegenprestatie ontvangt in ruil voor zijn of haar inbreng. Het enkele feit dat de private stichting bepaalde belangen van de stichter-inbrenger onrechtstreeks zou behartigen, impliceert niet dat de private stichting een verbintenis zou zijn aangegaan ten aanzien van de inbrenger. Het vloeit namelijk gewoon voort uit haar doel. (1)

8.1. Gebrek aan animus donandi

Anders dan een schenking, bevat een inbreng om niet geen vrijgevigheidsgedachte (animus donandi). (2) Dit wordt als dusdanig erkend in de parlementaire voorbereidingen bij de aanpassing van artikel 2.8.4.1.1 VCF.

"Een inbreng om niet is een rechtshandeling waarbij een persoon goederen overdraagt aan een rechtspersoon met een belangeloos doel, zonder dat de inbrenger hiervoor enige tegenprestatie ontvangt. Een inbreng om niet verschilt van een schenking omdat er bij een inbreng om niet geen sprake is van animus donandi jegens de ontvangende rechtspersoon.". (3)

8.2. Overdracht in het kader van een reorganisatie

In dit kader is een arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 18 maart 2014 belangrijk. Het Hof besliste dat:

"Het is geen schenking - maar wel een loutere inbreng om niet - indien de intentie om te bevoordelen ontbreekt - en er dus geen animus donandi (= vrijgevigheidsgedachte) is - wat het geval is wanneer de rechtshandeling geschiedt in het kader van of met de intentie van een reorganisatie in de non- profitsector."

Dit is exact de bedoeling van cliënten: een reorganisatie in de non-profitsector waarbij een deel van de financiële middelen worden afgescheiden met als doel deze voor specifieke projecten te gebruiken.

Hierboven werden de doelen van de VZW A en de Private Stichting reeds aangehaald. Hieruit blijkt duidelijk dat deze gelijkaardig en gelijklopend zijn.

De intentie van de overdracht blijkt ook uit de notulen van de raad van bestuur van de VZW A waarin de intentie duidelijk wordt gemaakt om in het kader van een reorganisatie van het patrimonium een bedrag in te brengen in een Private Stichting met een gelijkaardig of gelijklopend doel. (4) Vooraleer over te gaan tot de inbreng om niet, zal de VZW A deze intentie duidelijk maken aan de Private Stichting. Deze laatste zal per kerende brief bevestigen dat het om een inbreng om niet gaat.

8.3. Bewoordingen in de akte

Bovendien vermeldt het hierboven aangehaalde ontwerp van inbrengakte nergens dat het om een schenking zou gaan, integendeel, zij vermeldt duidelijk dat het om een inbreng om niet gaat. Hieruit volgt minstens een vermoeden dat de rechtshandeling gekwalificeerd dient te worden als inbreng om niet. Dit wordt tevens bevestigd in voorvermeld arrest van het Hof van beroep te Brussel:

"Uit de tekst en uit de strekking van de akte van 15 juni 1982 blijkt duidelijk dat het in deze niet om een schenking gaat doch wel degelijk om een inbreng om niet.".

8.4. Uitlegging van overeenkomsten

De wettelijke bepalingen inzake de uitlegging van de overeenkomsten (art. 1156 - 1164 BW) bepalen onder meer dat overeenkomsten moeten worden uitgelegd naar de bedoeling van de partijen. Dit is onomstotelijk de inbreng om niet.

8.5. Vormvoorwaarden schenking

De inbreng om niet zal mogelijks geschieden via een onderhandse overeenkomst. Dit heeft tot gevolg dat de vormelijke geldigheidsvoorwaarden voor de schenking en de aanvaarding van een schenking niet worden nageleefd (dit is namelijk niet vereist) waardoor er onmogelijk een geldige schenking tot stand kan zijn gekomen.

Voor de aanvaarding van de overdracht om niet tussen een VZW en een Private Stichting is geen machtiging tot aanvaarding van een schenking bij Koninklijk Besluit vereist. Dit blijkt onder meer uit een schrijven van de Minister van Justitie (5):

"Quant à la question de l'obligation ou non d'obtenir une autorisation d'accepter cette donation, nous vous transmettons la jurisprudence applicable en la matière: l'apport d'un bien immeuble fait par une association sans but lucratif à une autre association sans but lucratif est considéré comme un transfert à titre gratuit pour lequel, en principe, l'autorisation prévue par Ja loi du 27 juin 1921 n'est pas requise. (Toutefois, cette autorisation est donnée lorsque l'association en fait Ja demande). A ce sujet, il y a lieu de tenir compte de la considération suivante: les transferts à titre gratuit entre les associations sans but lucratif ayant des objets similaires ne doivent pas être
autorisés par Arrêté royal, car il n'y a pas "d'animus donandi", mais une simple continuation de l'objet social de l'association donatrice au travers de l'association donataire".

Vrij vertaald: "Wat de al dan niet bestaande verplichting betreft inzake het verkrijgen van een machtiging tot aanvaarding van deze schenking, maken wij u de rechtspraak over die toepasselijk is in deze materie: de inbreng van een onroerend goed door een vereniging zonder winstoogmerk in een andere vereniging zonder winstoogmerk wordt beschouwd als een
overdracht om niet, voor dewelke, in beginsel, de machtiging voorzien in artikel 16 van de wet van 27 juli 1921 niet is vereist. (Deze machtiging zal evenwel verleend worden wanneer de bevoordeelde vereniging erom verzoekt). In deze aangelegenheid moet er rekening gehouden worden met volgende beschouwing: de overdrachten om niet tussen verenigingen zonder winstoogmerk met een gelijkaardig doel dienen niet de machtiging bij Koninklijk Besluit te verkrijgen, om reden dat er geen 'animus donandi' is, maar louter een verderzetten van het doel van de schenkende vereniging door middel van de begiftigde vereniging."

Hiervan werd nogmaals bevestiging gevraagd aan de Minister van Justitie.

Met het schrijven van 10 december 2019 deelde de aanvrager de inhoud van het antwoord van de Minister van Justitie mee, dat luidt:

“Bij aangetekend schrijven d.d. xx.xx.2019, schreef u mij aan in verband met de herstructurering van de VZW A met ondernemingsnr. […], gevestigd te […], waarbij de VZW een deel van haar vermogen zou inbrengen in een nog op te richten private stichting. Het zou gaan om een bedrag van meer dan 100.000 euro netto,

De door u omschreven vermogensoverdracht d.m.v. een inbreng die plaatsvindt op het ogenblik van de oprichting van de stichting wordt niet beschouwd als een schenking aangezien in dat geval de primaire drijfveer van de stichter de oprichting van de stichting is, waarvan de bestemming van (een deel van) het vermogen een wezenlijk bestanddeel uitmaakt. Deze geplande vermogensoverdracht is bijgevolg niet onderworpen aan de machtiging van de Minister van Justitie.”.

Tot slot wijzen wij op het gegeven dat - ongeacht de kwalificatie als inbreng om niet dan wel schenking - de verschuldigde belasting telkens 100 euro zal bedragen (artikel 2.8.4.1.1 §3, lid 2 VCF). De kwalificatie als inbreng om niet is dus niet nadelig voor de schatkist doch wel belangrijk voor cliënten.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

9. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

10. De Private Stichting moet conform het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, zoals van kracht sinds 1 mei 2019, hierna genoemd “WVV”, worden opgericht. Vereist is dat bij de oprichting van een private stichting een vermogen wordt aangewend ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel. Wanneer de stichting is opgericht met als doel rechtstreekse of onrechtstreekse vermogensvoordelen als bedoeld in artikel 1:4 WVV te verschaffen aan de stichters, de leden van haar bestuursorgaan of enig andere persoon, behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel kan haar nietigheid worden uitgesproken door de rechter.

De aanvrager geeft (onder punt 5 van de aanvraag) aan dat het gaat om de oprichting van een private stichting waarvan het vermogen wordt aangewend ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel in de zin van artikel 1:3 WVV.

Vlabel aanvaardt dat het de bedoeling is van aanvrager om een private stichting overeenkomstig het WVV op te richten.

De op te richten private stichting zal haar zetel in Vlaanderen hebben (anders is het besluitvormingsorgaan van Vlabel niet bevoegd).

Uit de oprichtingsakte zelf zal dit alles evenwel ook nog moeten blijken. Er werd immers thans geen ontwerpakte voorgelegd.

11. Het in de aanvraag opgeworpen artikel van de Vlaamse Codex Fiscaliteit wordt hierna onderzocht.

Artikel 2.8.4.1.1, §3, VCF luidt:

Ҥ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 5,5 % voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan :

1° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;

2° de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

3° de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;

4° een staat van de Europese Economische Ruimte;

5° provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest;

6° de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in de punt 1° tot en met 5° ;

7° erkende sociale huisvestingsmaatschappijen als vermeld in artikel 40 van de Vlaamse Wooncode;

8° de coöperatieve vennootschap Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen;

9° dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;

10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, beroepsverenigingen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk, private stichtingen en stichtingen van openbaar nut;

11° openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

In afwijking van het eerste lid wordt de schenkbelasting, vermeld in paragraaf 1 en 2, gebracht op 100 euro voor de schenkingen, inclusief inbrengen om niet, gedaan aan rechtspersonen als vermeld in het eerste lid, 10°, als de schenker zelf een rechtspersoon als vermeld in het eerste lid, 10°, is.

Het tarief, vermeld in het eerste en tweede lid, is ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben.”.

12. De aanvrager wil bevestiging dat de voorgenomen verrichting een inbreng om niet en geen schenking betreft.

Voor artikel 2.8.4.1.1 §3, VCF is het zonder belang of het gaat om een schenking dan wel een inbreng om niet. Het artikel belast beide rechtshandelingen op dezelfde manier. Het besluitvormingsorgaan spreekt zich bijgevolg niet verder uit over de burgerrechtelijke kwalificatie van de rechtshandelingen.

13. Indien uit de oprichtingsakte blijkt, hetgeen aanvragers aangeven, dat het om de oprichting van een private stichting gaat, zoals hoger vermeld, dan wordt de voorgenomen rechtshandeling belast aan het tarief bepaald in art. 2.8.4.1.1, §3, 2de lid, VCF, op dit ogenblik 100 euro.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Voetnoten

(1) K. RAETS, “De private stichting - voorafgaande beslissing d.d. 27 november 2017 en wat voorafging”, SRNB 2019, nr. 3, 9.

(2) T. DUMONT, “Aanpassingen van de VCF en het W. Reg. ingevolge het nieuwe WW”, RRNB 2019, nr. 1, 2.

(3) Doc 1716 (2018-2019) - Nr. 1, p. 8.

(4) Zie hierover: Brussel 18 maart 2014, T.Not. 2016, nr. 7, 596: “De afwezigheid van een animus donandi (= vrijgevigheidgedachte) staat ook vast omdat uit de stukken (= briefwisseling tussen de partijen) blijkt dat het doel van voormelde akte en rechtshandeling kaderde in een reorganisatie van het patrimonium en van de diensten van de beide betrokken vzw’s met gelijkaardig of gelijklopend doel.” In dit aangehaalde arrest ging het over de overdracht tussen twee VZW’s, terwijl het hier om de overdracht tussen een VZW en een nader op te richten private stichting gaat. Dit minieme feitelijke verschil heeft o.i. echter geen impact om de juridische gevolgen/kwalificatie.

(5) Brussel 18 maart 2014, TNot. 2016, nr. 7, 596-597.