Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19043 - Overdracht onroerend goed - Erfpacht Vlaamse Belastingdienst

VB 19043 - Overdracht onroerend goed - Erfpacht

Voorafgaande beslissing
Nummer
19043
Datum beslissing
16 september 2019
Publicatiedatum
20 november 2019

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 1.1.0.0.2. VCF
  • art. 2.9.3.0.1. VCF
  • art. 2.9.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat dat de hierna opeenvolgende verrichtingen niet tot doel hebben het verkooprecht op de waarde van de volle eigendom van het gehele goed te ontwijken zodat deze verrichtingen niet ingaan tegen artikel 1.1.0.0.2, eerste lid, 24°, artikel 2.9.3.0.1. en artikel 2.9.4.1.1 VCF en geen misbruik uitmaken in de zin van artikel 3.17.0.0.2. van de VCF, onder meer gelet op het bestaan van gewichtige zakelijke en economische motieven.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de heer […] en de heer […] te […], namens:

2.1. "de Groep"

De onderneming “vennootschap A” werd opgericht op xx.xx.2009 op initiatief van meerdere Belgische en Franse investeerders, vooral afkomstig uit de sector van [...]. Sindsdien heeft “de Groep” meerdere [...] overgenomen met de bedoeling ze te ontwikkelen en hun expertise te delen. “De Groep” wil de duurzaamheid bieden die nodig is om de maatschappelijke uitdaging aan te gaan die het gevolg is van de [...]. In het kader van diversificatie en uitbreiding van haar [...]portefeuille, is “de Groep” bezig met haar activiteiten door ook in [...] uit te breiden. Het is in deze context dat ook de voorliggende verwerving van “VZW” dient gekaderd te worden.

“De Groep” is intussen vrij omvangrijk en bevat een dertigtal entiteiten. Twee daarvan zijn betrokken in de vooropgestelde transactie.

2.1.1. “vennootschap A”

“vennootschap A” is de Belgische holdingvennootschap van “de Groep”. Ze is opgericht naar Belgisch recht onder de vorm van een naamloze vennootschap en heeft haar maatschappelijke zetel te […]. De onderneming is ingeschreven bij de Kruispuntbank der Ondernemingen onder het nummer […].

2.1.2. “dochtervennootschap B”

“dochtervennootschap B” is een naamloze vennootschap, deel uitmakend van “de Groep” en dochteronderneming van “vennootschap A”. “Dochtervennootschap B” is opgericht naar Belgisch recht met maatschappelijke zetel te […]. Bij de Kruispuntbank der Ondernemingen is de vennootschap ingeschreven met nummer […].

2.2. “[...]”

“[...]” werd in 1991 opgericht als [...] in de buitenwijk van […] onder de naam […]. Door renovatiewerken en uitbreidingen telde het centrum toen [...], een aantal dat intussen nog is verhoogd tot [...].

2.2.1. “VZW”

“VZW” is de huidige erfpachthouder en uitbater van het [...]. De vereniging heeft haar maatschappelijke zetel te […] en is ingeschreven in het rechtspersonenregister onder het nummer […].

Het [...] beheert op dit moment [..].

2.3. “vastgoedvennootschap C”

Vastgoedvennootschap C” is een openbare gereglementeerde vastgoedvennootschap naar Belgisch recht (afgekort: GVV naar Belgisch recht). De maatschappelijke zetel van “vastgoedvennootschap C” is geregistreerd te […]. De vennootschap is ingeschreven bij de Kruispuntbank der Ondernemingen met nummer […].

“vastgoedvennootschap C” heeft het vastgoed (grond en gebouw) in erfpacht gegeven aan “VZW” en beschikt zelf nog over de residuele rechten op het vastgoed waarin “[...]” gevestigd is.

2.4. Bank

Een nog nader te bepalen externe kredietverstrekker (niet verbonden met “de Groep”) zal in de eerste fase, zoals hieronder uiteengezet, de erfpachtverplichtingen en -rechten overnemen van “VZW”, waarna ze een lange termijn huurcontract zal toestaan aan “VZW”, of een andere vennootschap van “de Groep” (die dan zal onderhuren aan “VZW”) . Deze externe kredietverstrekker zal een erkende financiële instelling (hierna: "bank") zijn.

De onderhandelingen over de voorwaarden waaronder deze alternatieve wijze van financiering verstrekt zal worden, zijn intussen reeds in een gevorderd stadium.

3. Het betrokken onroerend goed betreft:

Het vastgoed (grond en gebouwen), uitgebaat door “VZW”, is gelegen te […]. De residentie, samengesteld uit terrein, gebouwen en aanhorigheden, is gekend bij het kadaster op basis van een recent uittreksel van de kadastrale legger van Stad […], alsook het op deze grond opgerichte en operationeel [...].

Verder omvat het vastgoed ook [...], alsook het op deze grond opgerichte uitbreiding van het [...].

De eigendom van het vastgoed is in handen van “vastgoedvennootschap C”, maar is in erfpacht gegeven aan “VZW”. De erfpachtakte werd verleden door notarissen […] op xx.xx.2015 en overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor van […] op xx.xx.2015 onder referte […].

Het erfpachtrecht loopt tot en met 2044.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. Achtergrond

De context waarin de voorliggende transactie moet gekaderd worden behelst twee facetten .

Enerzijds is er de problematiek rond “VZW”. Deze vzw werd opgericht eind 2015. Kort nadien kreeg de vereniging het vastgoed in erfpacht van “vastgoedvennootschap C” en nam ze de uitbating van het “[...]” over van “VZW”. De economische omstandigheden in de jaren nadien bleken evenwel niet gunstig waardoor “VZW” in moeilijk vaarwater terechtkwam.

De financiële problemen van de vzw resulteerden in een schorsing van de uitbatingsvergunning van de vzw door het [...]. Als hieraan niet wordt verholpen, dan dreigt de erkenning van het [...] definitief te worden ingetrokken. Dat is wat de bij deze transactie betrokken partijen trachten te verhinderen, zodat een duurzame oplossing kan gevonden worden voor de vzw en de exploitatie van het [...].

Anderzijds is er “de Groep”. Deze Groep was oorspronkelijk voornamelijk actief in [...]. Recent is “de Groep” evenwel bezig met het uitbreiden van haar [...]portefeuille door toevoeging van een aantal [...]. Het is in die context dat “de Groep” de gesprekken heeft aangeknoopt met “VZW” (in samenspraak met “vastgoedvennootschap C”) met het oog op de overname van het [...].

Omwille van de moeilijke situatie waarin de vzw zich bevindt, wenst “vennootschap A”, in samenspraak met de andere betrokken partijen, wel de nodige zekerheid in te bouwen, en een haalbare herfinancieringsstructuur te implementeren. Hierdoor ziet de VZW een deel van haar recurrente financiële lasten verminderen en kan ze op die manier een doorstart geven aan haar operaties. Kort samengevat moet de overname en bijhorende herfinanciering van “VZW” door “de Groep” resp. de externe kredietverstrekker, ervoor zorgen dat “VZW” terug rendabel wordt en kan het [...] verder uitgebaat worden.

5. Beoogde verrichting

Zoals aangegeven zal de beoogde verrichting in verschillende stappen gerealiseerd worden. Eerst en vooral zal “vennootschap A” de controle over “VZW” verwerven (Stap 1). Vervolgens zal de bank de bestaande erfpachtrechten- en plichten overnemen van “VZW” (Stap 2), waarna de bank de nog uitstaande canons die nog verschuldigd zijn aan “vastgoedvennootschap C”, zal afkopen in één keer (Stap 3). De volgende stap zal erin bestaan dat de bank een lange termijn huur (of -leasing) zal toestaan aan “VZW”, of een andere vennootschap van “de Groep” (die dan zal onderhuren aan “VZW”), waarbij de vergoeding die aan de bank betaald wordt, lager zal zijn dan de huidige erfpachtcanons die betaald dienden te worden aan “vastgoedvennootschap C” (Stap 4). Uiteindelijk zullen ook de residuele rechten op het vastgoed (gronden en gebouwen) door “vastgoedvennootschap C” overgedragen worden aan “dochtervennootschap B” (Stap 5).

5.1. Stap 1 : Verwerven van controle

Als eerste stap zal “vennootschap A” de controle verwerven over “VZW”, door toetreding tot de Algemene Vergadering, en via de benoeming van “vennootschap A” (of door “vennootschap A” voorgestelde personen en entiteiten) als lid (leden) en bestuurder(s) van de vzw, ter vervanging van de huidige leden en bestuurders.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat “vastgoedvennootschap C” instemming heeft verleend met betrekking tot de controlewijziging in de vzw, zoals vereist in art. 23.3.2. van de Erfpachtovereenkomst tussen “vastgoedvennootschap C” en “VZW” (hierna: "Erfpachtovereenkomst"). Voorwaarde is wet dat de Erfpachtovereenkomst wordt verdergezet en dit tot, ofwel de verwerving van de residuele rechten op het vastgoed door “dochtervennootschap B”, ofwel het sluiten van een overeenkomst tussen de betrokken partijen omtrent een nieuwe vergoeding.

Tot deze datum (i) blijft de erfpachtvergoeding onveranderd, (ii) wordt, te beginnen op datum van de controlewijziging door de vzw , een onvoorwaardelijke en onherroepelijke bankgarantie van 9 maanden gesteld door “vennootschap A” ten voordele van “vastgoedvennootschap C” en (iii) zal “vennootschap A” de verplichtingen van de oorspronkelijke borgsteller overnemen.

Partijen kwamen overeen dat deze stap ten laatste op xx.xx.2019, indien noodzakelijk xx.xx.2019, voltooid moet zijn.

5.2. Stap 2: Overname van erfpacht rechten en –verplichtingen

Vervolgens zal de door “vennootschap A” aangeduide bank alle erfpachtrechten en -verplichtingen van “VZW” (erfpachthouder) ten opzichte van “vastgoedvennootschap C” (erfpachtgever) overnemen. Het vaststellen van alle betrokken rechten en verplichtingen zal gebeuren op basis van de geldende Erfpachtovereenkomst. “VZW” ontvangt geen vergoeding voor deze overdracht.

Deze stap houdt de overdracht van het erfpachtrecht in, en zal bij toepassing van artikelen 83, eerste lid, 3° en 84, eerste lid van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten (Vlaams Gewest) (hierna W.Reg. Vl.) onderworpen zijn aan het recht van 2% over het samengevoegd bedrag van de nog te betalen canons en eventuele lasten voor de resterende duur van het erfpachtrecht.

De voormelde heffing maakt evenwel niet het voorwerp uit van de huidige aanvraag .

5.3. Stap 3: Afkoop van de uitstaande canons

Eenmaal de bank gesubrogeerd is in de rechten en plichten van “VZW” als erfpachter, zal de bank de nog uitstaande canons in één keer afkopen vanwege “vastgoedvennootschap C” ('vooruitbetaling'), en dit voor een bedrag van ongeveer € [...]. Er zal uiteraard eveneens voorzien worden dat er een residuele jaarlijkse canon verschuldigd blijft lastens de erfpachter (dit in lijn met de huidige erfpachtwetgeving), die evenwel zeer beperkt zal zijn (vermoedelijk niet meer dan [...] EUR/jaar).

5.4. Stap 4: Het toestaan van een lange termijn huur of -leasing

Zodra de erfpacht in handen is van de bank, zal de bank de onroerende goederen waarop de erfpacht betrekking heeft, ter beschikking stellen van “VZW”, of een andere vennootschap van “de Groep” (die dan zal onderverhuren aan “VZW”), via een lange termijn huur (of -leasing)overeenkomst. Dit tegen een periode vergoeding die lager is dan de huidige erfpachtcanon die zij draagt t.a.v. “vastgoedvennootschap C”. Dit moet de vzw toelaten om haar activiteit te kunnen verderzetten, financieel opnieuw 'boven water' te komen, en de schorsing van haar erkenning door het Vlaams Agentschap Zorg ongedaan te maken.

De heffing van de 0,2% registratierechten op deze langtermijnverhuur, maakt niet het voorwerp uit van deze vraagstelling.

5.5. Stap 5: verwerven van de residuele rechten op het vastgoed

“De Groep” heeft als beleidslijn dat ze het vastgoed dat ze uitbaat, ook in eigendom wenst te hebben indien mogelijk (zodat ze in fine altijd de controle heeft op het vastgoed waar de exploitatie wordt in uitgeoefend). Daarom beoogt “de Groep” in een laatste stap ook de residuele rechten op het vastgoed te verwerven (door de groepsvennootschap “dochtervennootschap B”). Deze zijn immers nog steeds in handen van “vastgoedvennootschap C” na stap 4.

Om de prijs voor de residuele rechten op het vastgoed te bepalen, zal de waarde van het vastgoed door een onafhankelijke deskundige worden geschat, rekening houdend met de resterende looptijd van de erfpachtovereenkomst, en de canons in dat verband. De verkoopwaarde wordt uiteraard beïnvloed door het feit dat er in de toekomst slechts nog zeer beperkte, jaarlijkse canons verschuldigd zullen zijn als gevolg van stap 3. De prijs die door “dochtervennootschap B” aan “vastgoedvennootschap C” verschuldigd is, zal normaal gezien niet meer dan [...] euro (excl. registratierechten en kosten) bedragen.

Op deze aankoop van de residuele rechten op het onroerend goed, zullen 10% registratierechten verschuldigd zijn.

III. Motivering van de aanvraag

6. Theorie

6.1. Registratierechten op overdracht huurcontracten en erfpacht

Het evenredig recht op contracten tot vestiging van erfpacht- of opstalrecht en de overdracht daarvan, bedraagt in principe 2%. Dat is vastgesteld in artikel 83, eerste lid, 3° van het W.Reg. Vl. :

"Het recht wordt vastgesteld op:

1° 0,20 pct. voor contracten van verhuring, onderverhuring en overdracht van huur van onroerende goederen.

[...]

3° 2pct. voor contracten tot vestiging van een erfpacht- of opstalrecht en tot overdracht daarvan, behalve wanneer daardoor een vereniging zonder winstoogmerk, een internationale vereniging zonder winstoogmerk of een gelijkaardige rechtspersoon die opgericht is volgens en onderworpen is aan de wetgeving van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die bovendien zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte heeft, titularis van het erfpacht- of opstalrecht wordt, in welk geval het recht wordt vastgesteld op 0,50 pct."

6.2. Verkooprechten

Wat het verkooprecht betreft, worden art. 2.9.1.0.1. en 2.9.4.1.1. van de VCF gehanteerd.

Artikel 2.9.1.0.1. stelt:

"Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek­ en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 11Sbis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten."

Artikel 2.9.4.1.1. bepaalt op zijn beurt:

"Het verkooprecht bedraagt 10%."

De belastbare grondslag is daarbij gelijk aan de prijs verhoogd met de lasten, zonder dat de grondslag lager mag zijn dan de verkoopwaarde van de onderliggende onroerende goederen (artikel 2.9.3.0.1. VCF).

6.3. Algemene antimisbruikbepaling

Artikel 3.17.0.0.2. van de VCF bevat de algemene antimisbruikbepaling voor de materies vervat in deze codex en luidt als volgt:

"Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17. 0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting . Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden."

7. Toepassing op de onderhavige herstructurering

7.1. De fiscale behandeling van de beoogde verrichtingen

Stap 1 betreft het overnemen van de controle in “VZW” door “vennootschap A”. Hieraan zijn geen directe fiscale consequenties verbonden inzake registratierechten.

In een volgende stap wordt de erfpacht die in handen is van “VZW” overgenomen door de bank. Zoals hierboven aangegeven, stelt artikel 83, eerste lid, 3° van het Wetboek der registratie-, hypotheek­ en griffierechten dat bij overdracht van erfpacht een registratierecht van 2% verschuldigd wordt. Dit aspect valt als dusdanig buiten de aanvraag tot het bekomen van een voorafgaande beslissing, al is het wel een relevant feitelijk element o.i. dat in het kader van de operatie, er registratierechten geheven worden op de totaliteit van de nog te vervallen canons onder het lopende erfpachtcontract.

Vervolgens zal de bank een lange termijn huur of -leasingcontract afsluiten met “VZW”. Bij registratie van dit huurcontract, zal een recht van 0,2% verschuldigd zijn. Ook dit aspect valt buiten de voorliggende aanvraag.

In de laatste stap zullen de residuele rechten op het vastgoed verworven worden door “dochtervennootschap B”. Op deze verkoop zal het verkooprecht van 10% verschuldigd zijn, op het hogeren van de prijs (verhoogd met eventuele lasten), resp. de verkoopwaarde van het vastgoed (dewelke uiteraard negatief geaffecteerd doordat de eigendom bezwaard zal zijn met een lange termijn erfpachtrecht, dewelke slechts een zeer beperkte jaarlijkse canon zal dragen).

7.2. Geen fiscaal misbruik

Het is duidelijk dat in de voorliggende situatie, het ontwijken van de belasting niet het motief is en dat er duidelijke zakelijke en economische motieven voorhanden zijn.

Het doel betreft immers het mogelijk maken van een verrichting die de continuïteit van de uitbating van het [...] verzekert, met daarbij inbegrepen, een herfinanciering van het onderliggende vastgoed op een wijze dat de recurrente financiële lasten van de vereniging worden beperkt. Nadien volgt dan eveneens een overdracht van de residuele rechten op het vastgoed (grond en gebouwen) omdat dit kadert binnen het algemene beleid van “de Groep”, met als doelstelling op lange termijn de controle op het vastgoed te verzekeren.

Voormelde verrichtingen kunnen bijgevolg niet als fiscaal misbruik worden aanzien conform 3.17.0.0.2. van de VCF.

Voorts kan erop worden gewezen dat het bestaande erfpachtrecht reeds meerdere jaren geleden is tot stand gekomen, tussen onafhankelijke partijen, volledig onafhankelijk bovendien van “de Groep”. Het gebruik van een erfpachtrecht is zeer gebruikelijk in de sector en verzekert een sterk gebruiksrecht op lange termijn in hoofde van de exploitant van het [...], terwijl de investeerder zicht heeft op een rendement, eveneens voor een lange duur. Het bestaande erfpachtrecht behelst geen 'gesplitste structuur', maar was wel een 'zuivere' erfpacht waarbij de eigenaar van het vastgoed een recht van erfpacht gevestigd had ten voordele van de exploitant.

Voorts wordt erop gewezen dat de vooropgestelde werkwijze, voor de bank, in de hoedanigheid als erfpachter, en dus houder van een zakelijk recht op het vastgoed, het voordeel biedt dat zij een veel sterkere 'zekerheidspositie' verkrijgt in vergelijking met de situatie dat zij een louter krediet (met een of ander onderpand) zou hebben toegekend. Zij wordt nl. eigenaar van een zakelijk recht voor lange duur, en kan aldus bij insolvabiliteit van de huurder, onmiddellijk beheersmaatregelen nemen m.b.t. het vastgoed, zoals bv het verhuren aan andere partijen, het herontwikkelen, of het verkopen in een private transactie. “vennootschap A” meent daardoor tevens gunstigere voorwaarden bij de bank te kunnen bekomen in vergelijking met een loutere kredietfinanciering.

Bovendien is het zo dat de jaarlijkse huurvergoeding lastens “VZW” lager zal zijn dan de huidige erfpachtcanon, zodat haar financiële positie kan worden versterkt, en men bijgevolg dus kan vermijden opnieuw in financieel moeilijk vaarwater terecht te komen.

Tot slot is er ook voor “dochtervennootschap B” zélf een financieel voordeel aan verbonden, aangezien de vennootschap minder middelen voor de overname van het onroerend goed dient vrij te maken. Doordat de vennootschap enkel de residuele rechten op het vastgoed dient te financieren en niet de waarde van de 'volle' eigendom, komt dit ook de financiële positie van “vennootschap A” ten goede.

8. Conclusie

Op basis van de hierboven beschreven argumentatie, is de aanvrager van mening dat deze transactie in zijn geheel niet gevat kan worden onder de algemene anti-misbruikbepaling vervat in art. 3.17.0.0.2. van de VCF, en aldus niet kan geherkwalificeerd worden in een verkoop van de 'volle' eigendom (i.e. alsof deze niet zou zijn bezwaard met een recht van erfpacht met slechts zeer beperkte jaarlijkse canons).

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

9. Het wijzigen van de controle van “VZW” maakt geen Vlaamse registratiebelasting verschuldigd.

10. De contracten tot vestiging en overdracht van een erfpachtrecht worden wat de registratiebelasting betreft gelijkgesteld met de verhuring van onroerende goederen en maken in regel geen Vlaamse registratiebelasting verschuldigd.

11. In bepaalde gevallen kan het Vlaams verkooprecht evenwel van toepassing zijn.

Dit is het geval als het gaat om een recht van erfpacht op een grond waar zich reeds opstallen (in casu gebouwen) op bevinden en waarbij de opstalhouder een vergoeding betaalt voor de afkoop van de opstallen.

De betaling van de nog uitstaande canons door de bank aan “vastgoedvennootschap C” (stap 3) zal door de Vlaamse Belastingdienst slechts het Vlaams verkooprecht verschuldigd maken als de betaling kan beschouwd worden als een vergoeding voor de opstallen.

12. Het toestaan van een lange termijn huur of lange termijn leasing maakt zoals gesteld geen Vlaamse registratiebelasting verschuldigd.

13. Het verwerven van de residuele rechten op het vastgoed maakt uiteraard het Vlaams verkooprecht verschuldigd. De primaire belastbare grondslag van het verkooprecht is de verkoopprijs. Evenwel is de minimale belastbare grondslag van het verkooprecht de verkoopwaarde van het onroerend goed rekening houdende met het bestaan van de erfpacht.

14. Overeenkomsten gesloten vanaf 1 juni 2012 kunnen het afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

Een verrichting of opeenvolgende verrichtingen maken geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen. Herkwalificatie is mogelijk indien de belastingplichtige niet kan aantonen dat de geviseerde verrichting(en) ook niet-fiscale doelstellingen heeft, en dat deze niet-fiscale doelstellingen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

15. Door de aanvragers wordt aangehaald dat de vooropgestelde werkwijze, voor de bank, in de hoedanigheid als erfpachter, en dus houder van een zakelijk recht op het vastgoed, het voordeel biedt dat zij een veel sterkere 'zekerheidspositie' verkrijgt in vergelijking met de situatie dat zij een louter krediet (met een of ander onderpand) zou hebben toegekend. Het besluitvormingsorgaan aanvaardt dat dit een geldig niet-fiscaal motief is. Daarom wordt beslist dat de beschreven opeenvolgende verrichtingen geen fiscaal misbruik uitmaken, op voorwaarde dat de bank het overgenomen erfpachtrecht noch vervroegd beëindigt noch overdraagt aan een andere titularis.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.