Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19017 - Private stichting Vlaamse Belastingdienst

VB 19017 - Private stichting

Voorafgaande beslissing
Nummer
19017
Datum beslissing
27 mei 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting
  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 2.9.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Uw aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat:

  • de kosteloze inbreng van een onroerend goed door een van de begunstigden van de stichting onderworpen zal zijn aan een heffingspercentage van 5,5% van de registratierechten overeenkomstig artikel 2.8.4.1.1, § 3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit en dat de betaling van dit registratierecht de latere toepassing van successierechten zoals bepaald in artikel 2.7.1.0.5 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit uitsluit
  • in geval van aankoop van een onroerend goed gelegen in het Vlaamse Gewest door de Stichting registratierechten van 10% van toepassing zullen zijn, overeenkomstig artikel 2.9.4.1.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de heer […], namens:

2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1969, en zijn echtgenote;

2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1971, samenwonende te […],

3. De betrokken partijen zijn:

3.1. Mevrouw kind 1, geboren te […] op xx.xx.2003, wonende te […],

3.2. De heer kind 2, geboren te […] op xx.xx.2008, te […],

3.3. Mevrouw A, geboren te […] op xx.xx.1944, en haar echtgenoot;

3.4. de heer B, geboren te […] op xx.xx.1944, samenwonende te […]:

3.5. mevrouw C, geboren te […] op xx.xx.1949;

3.6. mevrouw D, geboren […] op xx.xx.1978, wonende te […].

4. De partijen vermeld onder punt 3.1. en 3.2. zijn kinderen van de partijen vermeld onder punt 2.1. en 2.2.

De partijen vermeld onder punt 3.3. en 3.4. zijn de ouders van de partij vermeld onder punt 2.2.

De partij vermeld onder punt 3.5. is de moeder van de partij vermeld onder punt 2.1.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. De ouders, mevrouw C, vermeld onder punt 3.5. en de heer B, vermeld onder punt 3.4., wensen het familiaal erfgoed te vrijwaren en te ontwikkelen en zich te verzekeren van het welzijn van hun rechtstreekse afstammelingen (de heer X, mevrouw Y en hun kinderen 1 en 2).

Teneinde dit te bewerkstelligen, overwegen zij het oprichten van een private stichting op basis van de artikelen 27 en volgende van de wet van 27 juni 1921 op de verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen met een belangeloos doel, te weten:

  • Het beheer en de bescherming van onroerend vermogen
  • De opvoeding en de persoonlijke ontwikkeling van een gezin bestaande uit naaste familieleden (vader, moeder en twee kinderen);
  • Het management en de leiding van Belgische en/of buitenlandse vennootschappen.

De heer B zal de stichter van de private stichting zijn en zal er samen met de dames C en mevrouw D bestuurder van zijn. De begunstigden zullen dus de echtgenoten X en Y zijn alsmede hun kinderen, 1 en 2.

De private stichting heeft als enig doel de vrijwaring en de ontwikkeling van het patrimonium van deze familie, hierin begrepen de familievennootschap, met de bedoeling een relatieve sereniteit te bewaren in de familiebanden op het ogenblik van de verdeling van de nalatenschap, alsook het bewaren van de huidige levensstijl van het geheel van de familieleden.

De context van de huidige aanvraag bevindt zich zeer dicht bij die van de voorafgaande beslissingen van de federale Diest Voorafgaande Beslissingen:
 Voorafgaande beslissing nr. 2011.275 van 29 november 2011 ;
 Voorafgaande beslissing nr. 2012.311 van 4 december 2012 ;
 Voorafgaande beslissing nr. 2014.507 van 17 maart 2015 ;
 Voorafgaande beslissing nr. 2014.748 van 10 maart 2015. :

La demanderesse souhaite assurer le bien-être et l’éducation à long terme de ses petits-neveux et de leur descendance ainsi que le bien-être de sa filleule” - vrij vertaald : « Verzoekster wenst zich te verzekeren van het welzijn en de opvoeding en opleiding op lange termijn van haar achterneven en hun nakomelingen alsook van het welzijn van haar peetdochter” VB n°2011.275, pt 9.

Monsieur X a constitué un patrimoine avec ses ascendants un patrimoine immobilier important. Il souhaite prendre des mesures de nature à assurer la conservation de l’unité de ce patrimoine afin que le capital – sous forme d’investissements immobiliers – puisse être transmis à ses descendants
- vrij vertaald: “De heer X heeft met zijn ascendenten een aanzienlijk onroerend vermogen opgebouwd. Hij wenst maatregelen te treffen teneinde het geheel van dit vermogen veilig te stellen zodat het kapitaal – in de vorm van onroerende investeringen – kan overgedragen worden op zijn descendenten” - VB n°2014.507, pt 11.

Partant il envisage de mettre en place une structure qui laissera à ses descendants peu de liberté de mouvements” - vrij vertaald: “Hij overweegt derhalve de oprichting van een structuur die weinig bewegingsvrijheid zal overlaten aan zijn descendenten.” VB n°2014.507, pt 13.

Il souhaite par ailleurs […] disposer des fonds nécessaires au maintien de son, train de vie” , vrij vertaald: “Hij wenst bovendien […] te beschikken over de noodzakelijke fondsen teneinde zijn levensstijl te garanderen” - VB n°2014.507, pt 14.

De overeenkomsten tussen de huidige aanvraag en de bovenvermelde voorafgaande beslissingen, meer bepaald de voorafgaande beslissing n°2014.507, zijn treffend. Inderdaad is het in de beide gevallen de bedoeling om het familiaal vermogen en het welzijn van de begunstigden veilig te stellen.

6. Oprichting van een private stichting

In eerste instantie zou de stichter (de heer B), een private stichting (hierna genoemd “de Stichting”) oprichten. Een startkapitaal toereikend voor het beheer van de Stichting zal ingebracht worden op het ogenblik van de oprichting. Deze stichting zou worden opgericht voor onbepaalde duur. Het belangeloze doel vooropgesteld door de Stichting, met name het vrijwaren van het familiaal vermogen, is immers niet verondersteld om mettertijd aan wijzigingen onderhevig te zijn. Deze Stichting zal haar maatschappelijke zetel hebben in het Vlaamse Gewest.

Het belangeloze doel van de Stichting zal uiteraard opgenomen worden in de statuten. Deze zullen meer specifiek voorzien in de types van verrichtingen waarop de Stichting zich zal mogen toeleggen:

  • Het beheer als een goed huisvader van het onroerend vermogen van de familie, daarin begrepen de aankoop en verkoop van onroerende goederen, waaronder verrichtingen van opdeling van eigendom;
  • De bouw van nieuwe private, commerciële of industriële onroerende goederen en de verhuur of verkoop ervan;
  • Het beheer als een goed huisvader van de aandelen van de familiale vennootschappen beheerd door de Stichting (Voorafgaande beslissing n°2014.507 van 17 maart 2015, pt 27.2);
  • Het beheer en de administratie van aandelen en schuldvorderingen in het bezit van de vennootschappen en/of verenigingen met rechtspersoonlijkheid, hierin begrepen het innen van dividenden met het oog op retrocessie aan de begunstigden of titularissen van certificaten (Voorafgaande beslissing n°2014.507 van 17 maart 2015, pt 27.4);
  • Het uitoefenen van het stemrecht in de algemene vergaderingen van de vennootschappen waarvan de Stichting aandeelhoudster is;
  • Het uitoefenen van het stemrecht in de algemene vergaderingen van de rechtspersonen zonder winstoogmerk waarvan de Stichting lid is;
  • Het uitoefenen van een sociaal mandaat in de rechtspersonen waarvan de Stichting bestuurder, beheerder, directeur of permanente vertegenwoordiger is;
  • Het beheer, de administratie, de beschikking over en de verkoop van deze activa, gratis of tegen betaling;
  • Het uitoefenen van alle rechten verbonden aan de eigendom van deze activa (economische eigendom, naakte eigendom) ;
  • De hergroepering van schuldvorderingen en aandelen van de vennootschappen, het zoeken naar een correcte verdeling van de bevoegdheid in de vennootschap, de promotie van goede beheerspraktijken, het garanderen van de continuïteit van het beleid binnen de vennootschap;
  • Het beheer en de administratie van het roerende en onroerende vermogen van de niet-commerciële vennootschappen of van de begunstigde vennootschappen;
  • Het beheer van het in obligaties of anderszins geïnvesteerde vermogen;
  • Het uitvoeren van elke vorm van handelsactiviteit en met name het huren en verhuren van elk roerend goed en het afsluiten van elk leasingcontract met betrekking tot deze goederen;
  • Het aannemen of ontslaan van personeel, in eender welke functie of hiërarchische positie, alsook het bepalen van hun functies, verloningen, arbeidsomstandigheden, promoties en/of ontslag;
  • Het afsluiten van elk contract met eender welke onafhankelijke servicepartner of leverancier van de Stichting;
  • Het huren en verhuren van elk onroerend goed en het afsluiten van elk leasingcontract met betrekking tot deze goederen;
  • Het dragen van alle kosten met betrekking tot scholing, daarin begrepen de eventuele studiebeurzen, voor één of meerdere descendenten (Voorafgaande beslissing n°2014.507 van 17 maart 2015, pt 27.6);
  • Het dragen van alle kosten, of een deel ervan, met betrekking tot de gezondheidszorg en/of de hospitalisatie van één of meerdere descendenten (Voorafgaande beslissing n°2014.507 van 17 maart 2015, pt 27.7 ; Voorafgaande beslissing n°2012.311 van 4 december 2012, pt 15, 3e streepje);
  • Het dragen van alle kosten, of een deel ervan, met betrekking tot het onderhoud van de familiale onroerende goederen;
  • Het uitvoeren van elke handeling die noodzakelijk is om de persoonlijke en spirituele ontplooiing van elk familielid te verzekeren (Voorafgaande beslissing n°2011.275 van 29 november 2011, ptn 14 en 15);
  • Het uitvoeren van elke handeling die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met het belangeloze doel van de Stichting (Voorafgaande beslissing n°2014.507 van 17 maart 2015, pt 27.9);
  • Het verlenen van elke consultancy-dienst in eender welke materie, meer bepaald in materies van communicatie, marketing, juridische diensten, organisatiesystemen en personeelsmanagement, daden van beheer op administratief, boekhoudkundig, commercieel, industrieel en/of financieel vlak, onderzoek naar toegang tot nieuwe markten, personeelsbeleid zoals opleiding, coaching, rekrutering, outsourcing, haalbaarheids- en uitvoerbaarheidsstudies, en eender welke andere vorm van hulp, assistentie en raadgeving;
  • Het organiseren van opleidingen, seminaries, conferenties en andere activiteiten die rechtstreeks en onrechtstreeks verband houden met het belangeloze doel van de Stichting.

De Stichting zal, in eender welke vorm, alle roerende of onroerende goederen mogen ontvangen binnen de wettelijk voorgeschreven beperkingen. De Stichting zal rechtstreeks handelen, dan wel door het bevorderen van andere activiteiten, dan wel op eender welke andere wijze conform aan het door haar nagestreefde doel.

Zodoende zal zij zich aanbelangen, via inbreng, fusie, onderschrijving, opdrachtgeving, of eender welke andere wijze, met eender welke vennootschap, vereniging, stichting of bedrijf waarvan het doel vergelijkbaar, analoog, nuttig is of verband houdt met het verwezenlijken van haar doel of een deel ervan.

7. De Stichting zal onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting

De Stichting zal onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting op basis van de combinatie van artikelen 220 en 182 van het WIB 92 en, in toepassing van artikelen 147 e.v. van het Wetboek Successierechten, aan de jaarlijkse compensatoire heffing van het successierecht (Voorafgaande Beslissing n°2014.507 van 17 maart 2015, pt 29 ; Voorafgaande Beslissing n°2011.275 van 29 november 2011, pt 19 et 20 in fine ; Voorafgaande Beslissing n°2012.311 van 4 december 2012, pt 20).

Aan de rechtspersonenbelasting zijn onderworpen:
3° de rechtspersonen die in België hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden, of ingevolge artikel 181 en 182, niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen.” - Art. 220 WIB 92.

Dit is nog steeds een federale bevoegdheid en maakt het voorwerp uit van een rulingsaanvraag bij de federale Dienst Voorafgaande Beslissingen. Het onderhavige punt wordt verder gedetailleerd teneinde de context van de huidige aanvraag toe te lichten.

8. Aankoop van een onroerend goed door de Stichting

De Stichting wil vrij snel na de oprichting een onroerend goed verwerven.

Kan u daarom, overeenkomstig artikel 2.9.4.1.1. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, bevestigen dat er registratierechten van 10% verschuldigd zijn indien het aangekochte onroerend goed zich in het Vlaamse Gewest bevindt?

Er dient op gewezen te worden dat dit onroerend goed integraal deel zal uitmaken van het kapitaal van de Stichting en zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen die in de statuten zijn vastgelegd.

9. Inbreng van aandelen in Belgische en buitenlandse vennootschappen in de Stichting.

Op basis van artikel 11 van de federale Codex registratierechten, zal de inbreng door de stichter of de begunstigden van aandelen in de Stichting, onderworpen zijn aan een vast registratierecht van 50 EUR bij gebreke aan een specifiek tarief, zoals bevestigd door de Voorafgaande Beslissing n°2014.507 van 17 maart 2015, pt 41.

10. Inbreng van een onroerend goed in de Stichting

De inbreng van een of meer onroerende goederen aan de Stichting wordt door de begunstigden in overweging genomen.

Wij danken u bij voorbaat ons te willen bevestigen dat deze inbreng(en) onderworpen is (zijn) aan de registratie en deel zal (zullen) uitmaken van een heffing van registratierechten van 5,5% (Voorafgaande beslissing nr. 2011.275, pt 25, 1e streepje, in de beslissing was het tarief 7% omdat het onroerend goed zich in het Brussels Gewest bevond) overeenkomstig artikel 2.8.4.1.1, § 3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit en dat de betaling van dit registratierecht de latere toepassing van successierechten zoals voorzien in artikel 2.7.1.0.5 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (Voorafgaande Beslissing nr. 2011.275, punten 27 en 28) uitsluit.

11. Verkoop van vennootschappen door de Stichting en uitkering van de opbrengst van de verkoop aan de begunstigden

De Stichting zal eventueel mogen beslissen om de aandelen in de vennootschappen te verkopen. De opbrengsten bekomen door de verkoop van aandelen door de Stichting vormt een diverse inkomst in de zin van artikel 90, al. 1, 9°, 1e streepje WIB 92. In toepassing van artikel 220 WIB 92, is de Stichting onderworpen aan de rechtspersonenbelasting. De diverse inkomsten belastbaar volgens de rechtspersonenbelasting worden opgenomen in artikels 221 en 222 WIB 92 en hebben geen betrekking op de opbrengsten op de verkoop van aandelen.

De aan de rechtspersonenbelasting onderworpen rechtspersonen zijn uitsluitend belastbaar ter zake van:

  • […] inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, met inbegrip van de in artikel 21, 5°, 6° en 10°, vermelde eerste inkomstenschijven, evenals in artikel 90, 5° tot 7° en 11°, vermelde diverse inkomsten” - Art. 221 WIB 92

“De in de artikelen 180, 1°, en 220, 3° vermelde rechtspersonen zijn eveneens belastbaar ter zake van :

  • 5° de meerwaarden op belangrijke deelnemingen die naar aanleiding van een overdracht onder bezwarende titel vermeld in artikel 90, eerste lid, 9°, tweede streepje” - Art. 222 WIB92

Hieruit volgt dus dat de Stichting niet zal belast worden op de opbrengsten die zij uit deze handeling heeft verkregen.

De uitkering van de opbrengst van de verkoop zal niet onderworpen zijn aan eender welk recht op schenking in de mate dat de uitkering werd uitgevoerd op basis van de uitvoering van de statuten en het doel van de Stichting. In deze omstandigheden is de uitkering ontdaan van elke liberale intentie en de raad van bestuur (die opdracht zal gegeven hebben tot het overgaan tot de handeling) zal dus niet de hoedanigheid van schenker bezitten.

“Il y a lieu de considérer que les bénéficiaires ne disposent d’aucune créance à l’égard de la Fondation ni d’aucun droit d’exiger un paiement quelconque de sa part.

En conséquence, les distributions de la Fondation aux bénéficiaires ne constituent pas des revenus
mobiliers au sens de l’article 17, §1er CIR92 dans le chef des bénéficiaires.

N’ayant par ailleurs ni la nature de revenus immobiliers, de revenus professionnels ou de revenus divers, ces distributions ne peuvent être considérées comme des revenus imposables au sens des articles 6 CIR92”.

Vrij vertaald:

“Men dient in overweging te nemen dat de begunstigden niet beschikken over enige schuldvordering ten aanzien van de Stichting, noch over enig recht om een betalingsvordering tegen haar in te stellen.
Dientengevolge zullen de uitkeringen van de Stichting aan de begunstigden geen roerende inkomsten in hoofde van de begunstigden uitmaken in de zin van art. 17, §1 WIB 92.
Deze uitkeringen maken trouwens noch onroerende inkomsten, noch professionele inkomsten noch diverse inkomsten uit en mogen dus niet beschouwd worden als belastbare inkomsten in de zin van artikel 6 WIB 92.” Voorafgaande beslissingen n°2011.275 ptn 38, 39 en 40 en n°2014.507, ptn 64,
65 en 66.”

Er dient dus in overweging genomen te worden dat de uitkeringen gedaan door de Stichting aan de begunstigden, niet belastbaar zullen zijn.

Dit is nog steeds een federale bevoegdheid en maakt het voorwerp uit van een rulingsaanvraag bij de federale Dienst Voorafgaande Beslissingen. Het onderhavige punt wordt verder gedetailleerd teneinde de context van de huidige aanvraag toe te lichten.

12. Afwezigheid van belastingontduiking

Door haar doelen en activiteiten is de Stichting opgericht met andere motieven dan louter fiscale. Inderdaad bestaat het fundamentele doel van de Stichting uit de vrijwaring van het familiaal vermogen, hetgeen overeenkomt met de bedoeling van de private stichting onder Belgisch recht (Voorafgaande beslissing n°2014.507 van 17 maart 2015, pt 54).

III. Motivering van de aanvraag

13. De ouders van de aanvragers, mevrouw C, vermeld onder punt 3.5. en de heer B, vermeld onder punt 3.4., wensen het familiaal erfgoed te vrijwaren en te ontwikkelen en zich te verzekeren van het welzijn van hun rechtstreekse afstammelingen (de heer X, mevrouw Y en hun kinderen).

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

14. Vooreerst wordt nagegaan of de oprichting van de Private Stichting conform het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, zoals van kracht sinds 1 mei 2019, hierna genoemd “WVV”, gebeurt. Vereist is dat bij de oprichting van een private stichting een vermogen wordt aangewend ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel. Wanneer de stichting is opgericht met als doel rechtstreekse of onrechtstreekse vermogensvoordelen als bedoeld in artikel 1:4 WVV te verschaffen aan de stichters, de leden van haar bestuursorgaan of enig andere persoon, behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel kan haar nietigheid worden uitgesproken door de rechter.

Aanvragers geven (onder punt 5 van de aanvraag) aan dat het gaat om de oprichting van een private stichting waarvan het vermogen wordt aangewend ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel in de zin van artikel 27 van de Wet van 27 juni 1921. Verder wordt onder punt 5 het belangeloos doel omschreven als volgt:

  • Het beheer en de bescherming van onroerend vermogen
  • De opvoeding en de persoonlijke ontwikkeling van een gezin bestaande uit naaste familieleden (vader, moeder en twee kinderen);
  • Het management en de leiding van Belgische en/of buitenlandse vennootschappen.

Vlabel is niet bevoegd om zich uit te spreken over het feit of het doel van de stichting al dan niet belangeloos is.

Uit de oprichtingsakte zelf zal dit alles evenwel ook nog moeten blijken. Er werd immers thans geen ontwerpakte voorgelegd. Het doel van de stichting kan niet bestaan uit de zuivere overdracht van een vermogen naar een volgende generatie.

Voor zover onroerende goederen zouden ingebracht worden in de stichting, dienen zij eveneens te worden aangewend voor het realiseren van het belangeloos doel van de stichting.

Wat de inbrengen om niet in de stichting betreft, is het besluitvormingsorgaan van Vlabel enkel bevoegd:

  • als de inbrenger een rijksinwoner is die zijn fiscale woonplaats, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de inbreng, uitsluitend of het langst in het Vlaamse Gewest heeft gehad;
  • als de inbrenger een niet-rijksinwoner is en de ingebrachte goederen onroerende goederen zijn die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest;
  • als de inbrenger een niet-rijksinwoner is en de stichting haar zetel heeft in het Vlaamse Gewest, als de ingebrachte goederen roerende goederen zijn.

Wat aankopen van onroerende goederen door de stichting betreft, is het besluitvormingsorgaan van Vlabel enkel bevoegd als de aangekochte goederen gelegen zijn in het Vlaamse Gewest.

15. De in de aanvraag opgeworpen artikelen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit worden hierna onderzocht.

15.1. Artikel 2.8.4.1.1 §3, lid 1, 10°VCF

Artikel 2.8.4.1.1 §3 lid 1, 10° VCF bepaalt: “§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 5,5 % voor schenkingen aan :

10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, beroepsverenigingen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk, private stichtingen en stichtingen van openbaar nut;…”.

Indien uit de oprichtingsakte blijkt, hetgeen aanvragers aangeven, met name dat het om de oprichting van een private stichting gaat zoals hoger vermeld, dan worden de schenkingen/inbrengen om niet aan dergelijke private stichting inderdaad belast aan het tarief bepaald in art. 2.8.4.1.1 §3 lid 1, 10° VCF, op dit ogenblik 5,5%.

Dit geldt zowel voor de inbreng om niet van onroerende goederen als van roerende goederen.

15.2. Artikel 2.7.1.0.5 VCF

Artikel 2.7.1.0.5 VCF bepaalt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.

Indien de schenkingen/inbrengen om niet vermeld onder punt 15.1. werden belast in de schenkbelasting zal art. 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zijn in de nalatenschap van de schenker/inbrenger voor wat de betrokken schenkingen/inbrengen betreft.

15.3. Artikel 2.9.4.1.1 VCF

Artikel 2.9.4.1.1 VCF luidt als volgt: “Het verkooprecht bedraagt 10 %.”

Op de aankoop van een onroerend goed gelegen in het Vlaamse Gewest door de private stichting zal 10% registratiebelasting worden geheven.


Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.