Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19011 - Conventioneel beding van terugkeer Vlaamse Belastingdienst

VB 19011 - Conventioneel beding van terugkeer

Voorafgaande beslissing
Nummer
19011
Datum beslissing
27 mei 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe uitsluitsel te bekomen omtrent de fiscale behandeling inzake de erfbelasting (art. 2.7.1.0.1 of 2.7.1.0.2 VCF) ingeval de zoon en/of de dochter zou overlijden voor de vader:

  • in verband met het conventioneel beding van terugkeer en de zaakvervanging;
  • in verband met de omzetting van een vruchtgebruik van de vader in een lijfrente.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door […], namens:

2.1.

De heer Vader , […], gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen met mevrouw “moeder”, wonende te […];

2.2.

De heer Zoon , […], gehuwd onder het wettelijk stelsel met mevrouw “echtgenote”, wonende te […];

2.3.

Mevrouw Dochter, […], gehuwd onder het wettelijk stelsel met de heer “echtgenoot”, wonende te […];

II. B. Beschrijving van de reeds gestelde verrichting(en)

3. De Vader heeft bij schenkingsakte (1) verleden op xx.xx.xxxx voor notaris […] , een schenking gedaan van de blote eigendom van xx aandelen, zijnde aan respectievelijk de Zoon en de Dochter telkens xx, op naam van de “Vennootschap A”, […], met als voornaamste voorwaarden en modaliteiten, zonder echter exhaustief te zijn:

  • Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik: de Vader heeft zich het levenslang vruchtgebruik voorbehouden op de geschonken aandelen, evenals op al hetgeen bij wijze van zaakvervanging, belegging of wederbelegging in de plaats treedt.

1. Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik
De schenking slaat enkel op de blote eigendom van de geschonken. De vruchtgebruiker behoudt het vruchtgebruik op al hetgeen bij wijze van zaakvervanging, belegging of wederbelegging in de plaats treedt van de in de huidige akte geschonken goederen.”

  • Conventioneel beding van terugkeer:

“1) Conventioneel beding van terugkeer met optie
Bij vooroverlijden van de begiftigden, met of zonder afstammelingen, behoudt de schenker zich de mogelijkheid voor om het recht van terugkeer overeenkomstig artikel 951 van het Burgerlijk Wetboek uit te oefenen.
De schenker zal binnen een termijn van vier maanden na het overlijden van de vooroverleden begiftigde bij aangetekend schrijven aan de erfgenamen van de vooroverleden begiftigde kenbaar te moeten maken of hij al dan niet een beroep wenst te doen op het recht van terugkeer.
Bij gebrek aan keuze zal het recht van terugkeer alleen geacht worden uitgeoefend te zijn indien de vooroverleden begiftigde geen afstammelingen nalaat.
Voormeld recht van terugkeer heeft betrekking op het voorwerp van de aan de vooroverleden begiftigde gedane schenking of op wat ingevolge beleggingen, wederbelegging, verkoop, inbreng, wettelijke of contractuele zaakvervanging of op enige andere wijze op enig ogenblik hiervoor in de plaats zou komen. Voor zover het geschonkene bij wijze van zaakvervanging in één of meerdere onroerende goederen zou zijn belegd, slaat het recht van terugkeer op de tegenwaarde van dit of deze onroerende goederen op datum van het vooroverlijden van de begiftigde.
De terugkeer zal plaatshebben zoals bepaald in artikel 952 va, het Burgerlijk Wetboek.”

4. Voornoemde schenking werd destijds gedaan met toepassing van artikel 140bis Wetboek Registratierechten (hierna: W.Reg.), en er werd overeenkomstig artikel 140ter, 3° W.Reg. een attest d.d. xx.xx.xxxx aan de akte gevoegd, waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 140bis W.Reg. werd voldaan.

5. Bij akte verleden op xx.xx.xxxx verleden voor notaris […], werden de statuten van de Vennootschap A, voornoemd, gewijzigd, waarbij in het bijzonder onder meer de volgende twee wijzigingen werden doorgevoerd:

  • De wijziging van het aantal aandelen, waarbij de op dat moment bestaande xx aandelen werden vervangen door xx aandelen, dewelke pro rata het aandelenbezit werden toegekend aan de verschillende vennoten. Aan de Vader, de Zoon en de Dochter werden bijgevolg xx aandelen toegekend, dewelke, ingevolge de hoger vermelde zaakvervanging voorzien in de schenkingsakte d.d. xx.xx.xxxx, in vruchtgebruik toekomen aan de Vader en in blote eigendom aan de Zoon en de Dochter.
  • Een kapitaalvermindering, waarbij het kapitaal wordt verminderd met een bedrag van € xx, waardoor het kapitaal gebracht wordt van € xx tot € xx. De algemene vergadering heeft beslist dat deze kapitaalvermindering in speciën diende te gebeuren aan een bedrag gelijk aan het bedrag van de kapitaalvermindering, en dit aan de vennoten in evenredigheid tot hun aandelenbezit. In uitvoering van voormelde zaakvervangingsclausule in de hiervoor genoemde schenkingsakte d.d. xx.xx.xxxx, en in overleg met de notaris, werd beslist dat een bedrag van € xx, zijnde het pro rata bedrag van de kapitaalvermindering, dient te worden gestort op twee rekeningen, dus telkens € xx, waarvan het vruchtgebruik telkens toekomt aan de Vader en de blote eigendom van iedere rekening aan respectievelijk de Zoon en de Dochter.
    Uit de akte blijkt dat de kapitaalvermindering als volgt zal plaatsvinden:
    “De vergadering beslist vervolgens dat deze kapitaalvermindering zal geschieden door terugbetaling in speciën van een bedrag gelijk aan het bedrag van de kapitaalvermindering aan de vennoten in evenredigheid tot hun huidig aandelenbezit.”

Bij de samenstelling van de vergadering werd het aandelenbezit voor wat betreft het deel van de aanvragers als volgt geformuleerd in de akte:

“2a) De heer Vader…
Eigenaar van (xx) aandelen in vruchtgebruik;
2b) De heer Zoon…
Eigenaar van (xx) aandelen in blote eigendom;
2c) Mevrouw Dochter….
Eigenares van (xx) aandelen in blote eigendom;”

6. Bij akte verleden op xx.xx.xxxx verleden voor notaris […], heeft de fusie door overname plaatsgevonden, waarbij de Vennootschap A, voornoemd, de vennootschap B, destijds met zetel te […], en destijds met ondernemingsnummer […], heeft overgenomen ingevolge fusie, waarbij alle rechten, plichten en verbintenissen ontstaan sinds xx.xx.xxxx boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van de overnemende vennootschap, zijnde de Vennootschap A. Naar aanleiding van deze fusie door overname, werd er beslist om het kapitaal van de Vennootschap A te verhogen tot € xx en het aantal aandelen te brengen op xx aandelen.

II.C. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

7. De aanvragers wensen via onderhavige aanvraag uitsluitsel te bekomen omtrent fiscale behandeling inzake de erfbelasting ingeval de Zoon en/of de Dochter zou overlijden voor de Vader. Rekening houdende met de zaakvervangingsclausule, wensen partijen zekerheid inzake de niet-belastbaarheid van de terugkerende gelden voortvloeiende uit de kapitaalvermindering, aangezien deze gelden in voorkomend geval ingevolge het beding van terugkeer geen deel zullen uitmaken van het actief van de nalatenschap van de vooroverleden begiftigde Zoon dan wel Dochter. De aanvragers willen dan ook weten of ingevolge de zaakvervanging de huidige situatie tot gevolg zal hebben dat, ingeval van vooroverlijden van Zoon en/of Dochter, artikel 2.7.1.0.1. of artikel 2.7.1.0.2. VCF niet van toepassing zullen zijn op de gelden voortvloeiende uit de kapitaalvermindering, die zich thans in blote eigendom in de vermogens van Zoon en van Dochter bevinden.

8. De huidige situatie zou, ingeval van vooroverlijden van Zoon dan wel Dochter, tot gevolg moeten hebben dat, indien Vader ervoor kiest het conventioneel beding van terugkeer toepassing te laten vinden, niet alleen de geschonken aandelen, en in het bijzonder de aandelen die ingevolge vermenigvuldiging van aandelen hiervoor in de plaats zijn gekomen, maar ook de gelden voortvloeiende uit de kapitaalvermindering terugkeren naar het vermogen van Vader, zonder dat hierop erfbelasting van toepassing zal zijn.

9. Voorts hebben de aanvragers dezelfde vraag met betrekking tot de door hen voorgenomen verrichting. De aanvragers wensen immers het vruchtgebruik dat Vader heeft op de gelden uitgekeerd naar aanleiding van de kapitaalvermindering d.d. xx.xx.xxxx, zijnde het vruchtgebruik op de rekening op naam van Zoon voor de blote eigendom en de rekening op naam van Dochter voor de blote eigendom, om te zetten tegen een lijfrente. De aanvragers wensen deze omzetting te doen tegen een jaarlijks facultatief opvraagbare lijfrente ten belope van een vast, te indexeren bedrag. Zoals hoger aangehaald, betreft dit vruchtgebruik op voornoemde rekeningen het vruchtgebruik dat Vader zich heeft voorbehouden ingevolge de schenking d.d. xx.xx.xxxx met betrekking tot de aandelen Vennootschap A, en dat bij wijze van zaakvervanging doorwerkt op de gelden uitgekeerd naar aanleiding van de kapitaalvermindering. De jaarlijks opvraagbare lijfrente wordt berekend op basis van de omzettingstabel tot omzetting van het vruchtgebruik, bekendgemaakt krachtens Ministerieel Besluit d.d. 1 juli 2018 tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad d.d. 3 juli 2018 (man xx jaar: omrekeningskoers vruchtgebruik = xx %), en rekening houdende met de levensverwachting van een man van xx jaar (Vader; levensverwachting (EX) = xx jaar), zoals gepubliceerd op de website van de FOD Economie, K.M.O. en Energie, Statbel (2).

10. Vader heeft bijgevolg de bedoeling om, indien nodig, te kunnen terugvallen op een vaste en zekere lijfrente, die hij gedurende zijn leven jaarlijks kan opvragen indien hij dit nodig acht. De omzetting van vruchtgebruik zal bijgevolg niet gebeuren met het oogmerk om te begiftigen (animus donandi), maar wel om Vader, indien hij dit nodig acht, een zekere vorm van inkomsten te bezorgen zodat hij gedurende zijn leven de levensstandaard kan aanhouden die hij en zijn echtgenote op vandaag voor ogen hebben. De hoger gestelde vraag omtrent de belastbaarheid in de erfbelasting (artikelen 2.7.1.0.1. en 2.7.1.0.2. VCF) geldt in het licht van de voorgenomen verrichting ook voor:

  • de gelden in volle eigendom op rekeningen om naam van respectievelijk Zoon en Dochter, met name de gelden voortvloeiende uit voormelde kapitaalvermindering, die ingevolge zaakvervanging deels in de plaats zijn gekomen van de in xxxx geschonken aandelen, en/of al hetgeen hiervoor bij wijze van dezelfde zaakvervanging voor in de plaats komt;
  • a fortiori hetgeen overblijft van de gelden – of van hetgeen ervoor bij wijze van zaakvervanging voor in de plaats is gekomen – voortvloeiende uit genoemde kapitaalvermindering na één of meerdere opvragingen van de lijfrente door Vader.

III. Motivering van de aanvraag

11. De werking van een conventioneel beding van terugkeer heeft tot gevolg dat de schenking wordt ontbonden, waardoor de rechten van de begiftigde met terugwerkende kracht vervallen (art. 952 en 1183 BW). De ontbindende voorwaarde werkt met terugwerkende kracht: het is met andere woorden alsof de schenking nooit heeft plaatsgevonden. Voormeld principe werd reeds in het verleden bevestigd in Standpunt nr. 16021 d.d. 22 februari 2016 publicatie 22 maart 2016):

De waarde van een aan de erflater geschonken goed, dat bij zijn vooroverlijden terugkeert naar de schenker op grond van een conventionele terugkeer, maakt geen deel uit van het actief van de nalatenschap.
Indien het geschonken goed nog als dusdanig aanwezig is in het vermogen van de begiftigde, maakt het geschonken goed geen deel uit van het actief van de nalatenschap van de begiftigde.
Is het geschonken goed niet meer als dusdanig aanwezig in het vermogen van de begiftigde, dan moet volgend onderscheid worden gemaakt:

  • was er aan de conventionele terugkeer ook een beding van zaakvervanging gekoppeld, dan maakt het vervangende goed geen deel uit van het actief van de nalatenschap van de begiftigde;
  • had de schenking betrekking op soortzaken en was er aan de aan de conventionele terugkeer geen beding van zaakvervanging gekoppeld, dan komt de vervangende roerende vordering in mindering van het actief van de nalatenschap, waarbij deze vordering bij voorrang in mindering wordt gebracht van de waarde van de roerende goederen van de nalatenschap.

Dit standpunt volgt het federale standpunt, zoals verwoord in RJ S 15/37-01 en preciseert er de toepassingsmodaliteiten van.

12. Wat de vraag betreft of de gelden afkomstig uit een kapitaalvermindering het voorwerp kunnen uitmaken van zaakvervanging, en bijgevolg in casu van de toepassing van het beding van terugkeer, dient volgens de aanvragers positief te worden geantwoord.
Er gelden voor de toepassing van de zaakvervanging enkele voorwaarden (R. Jansen, “Zakelijke subrogatie bij enkele figuren uit het notariële (familiaal) vermogensrecht”, in Tussen Vrijheid en regelgeving. De uitdaging voor de notaris, Brussel, Larcier, 2011, 248-249):

  • Er dient een zakelijk recht gevestigd te zijn op een welbepaald goed:
    Oorspronkelijk werden de xx aandelen van de Vennootschap A bij akte d.d. xx.xx.xxxx geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik, waarbij voormeld beding van conventionele terugkeer werd voorzien bij vooroverlijden van Zoon en/of Dochter voor Vader. Bij akte d.d. xx.xx.xxxx werd, alvorens over te gaan tot een kapitaalvermindering, beslist om de aandelen te vervangen door nieuwe aandelen (vermenigvuldiging van aandelen):

“Eerste beslissing:
De vergadering beslist om de bestaande xx aandelen te vervangen door xx aandelen en om deze als volgt toe te kennen aan de verschillende voornoemde huidige en hier aanwezige vennoten, pro rata hun aandelenbezit:”

Hierdoor werden de aandelen van de aanvragers vermenigvuldigd van xx naar xx. De zakelijke rechten en de modaliteiten en voorwaarden gekoppeld aan de schenking d.d. xx.xx.xxxx, gelden dus voor deze xx aandelen, die materieel en juridisch in de plaats zijn gekomen van de oorspronkelijke xx geschonken aandelen.

  • Het onderpand van dit zakelijk recht moet materieel dan wel juridisch teniet gaan:

Hoewel de kapitaalvermindering d.d. xx.xx.xxxx zonder vernietiging van aandelen heeft plaatsgevonden, en de aandelen materieel dus zijn blijven bestaan, moet worden vastgesteld dat deze kapitaalvermindering wel een waardevermindering van de geschonken aandelen Vennootschap A tot gevolg heeft. Vanuit de waardebestemmingsleer dient dan ook geargumenteerd te worden dat de bestemming van de in casu geschonken aandelen betrekking heeft op hun waarde, en dit met als specifiek doel om deze vermogenswaarde te schenken aan Zoon en Dochter, onder de in de schenking vermelde voorwaarden en modaliteiten. Het is dan ook deze geschonken vermogenswaarde, zijnde de waarde van de vennootschap vertegenwoordigd door de aandelen, die juridisch teniet is gegaan.
Bovendien stellen we vast dat tussen de schenking van de betrokken aandelen op xx.xx.xxxx en de kapitaalvermindering op xx.xx.xxxx, er zich geen enkele wijziging van het kapitaal heeft voorgedaan, waardoor het kapitaal vertegenwoordigd door de aandelen op datum van de schenking d.d. xx.xx.xxxx dezelfde was als het kapitaal vertegenwoordigd door de aandelen op datum van de kapitaalvermindering. De fusie door overname die goedgekeurd werd op de algemene vergadering van xx.xx.xxxx, werkte boekhoudkundig terug tot xx.xx.xxxx, en heeft zich dus voorgedaan na voormelde kapitaalvermindering.

  • Er moet een welbepaald goed (surrogaat) in de plaats komen van het verloren gegane goed, en er dient dan ook een oorzakelijk verband te bestaan tussen het tenietgaan van het oorspronkelijke goed en de verkrijging van het surrogaat:

Deze waardevermindering wordt vertegenwoordigd door het surrogaat in de vorm van een tegenwaarde, namelijk de uitgekeerde gelden. De kapitaalvermindering werd uitgekeerd in speciën, welke gelden nadien werden uitgekeerd op twee rekeningen, namelijk een rekening op naam van Zoon voor wat de blote eigendom betreft en waarvan het vruchtgebruik Vader toekomt, een rekening op naam van Dochter voor wat de blote eigendom betreft en waarvan het vruchtgebruik eveneens Vader toekomt.
Dit causaal verband houdt in dat het surrogaat rechtstreeks (via één vervanging) of onrechtstreeks (via meerdere zaakvervangingen) de economische tegenwaarde moet vormen van het oorspronkelijk voorwerp, namelijk de geschonken aandelen (V. Sagaert, Zakelijke subrogatie, Antwerpen, Intersentia, 2003, 752). Het is duidelijk dat in voorliggende bijzondere situatie de gelden voortvloeiende uit de kapitaalvermindering de economische tegenwaarde vormen van de kapitaalvermindering die een waardevermindering van de geschonken aandelen met zich meebrengt, wetende dat – zoals hiervoor reeds aangehaald – er tussen de schenking van de aandelen en de kapitaalverminderingen geen andere kapitaalbewegingen hebben plaatsgevonden voor de Vennootschap A.

  • Het surrogaat voldoet aan het specialiteits- en identiteitsbeginsel:

Zoals hiervoor geschetst, is het surrogaat op heden perfect identificeerbaar, aangezien het gelden die naar aanleiding van de kapitaalvermindering werden gestort op een rekening op naam van respectievelijk Zoon en Dochter voor de blote eigendom, waarvan Vader telkens het vruchtgebruik heeft. De aanvragers, en in het bijzonder Zoon en Dochter, zullen iedere latere zaakvervanging of (weder)belegging aantonen aan de hand van de nodige betalingsbewijzen, credit- en debetberichten en/of overeenkomsten.

13. Wat de voorgenomen handeling, zijnde de omzetting van het vruchtgebruik in een facultatief opvraagbare lijfrente, betreft, wensen aanvragers de hiervoor gehanteerde motivering omtrent de niet-belastbaarheid in de erfbelasting van de gelden voortvloeiende uit de kapitaalvermindering, en al hetgeen er door zaakvervanging voor in de plaats komt, door te trekken. Immers, op vandaag zijn Zoon en Dochter de blote eigenaar van de gelden voortvloeiende uit de kapitaalvermindering, en rust er een vruchtgebruik op hun eigendomsrecht. Het is de wens van zowel Vader als Zoon en Dochter om dit vruchtgebruik om te zetten in een jaarlijks opvraagbare, indexeerbare lijfrente, waardoor:

  • Vader in voorkomend geval de levensstandaard die hij en zijn echtgenote voor ogen hebben, kunnen aanhouden, en;
  • tegelijkertijd Zoon en Dochter ieder afzonderlijk de investerings- en beleggingspolitiek kunnen voeren die zij voor ogen hebben, zonder hiervoor Vader steeds te moeten betrekken.

14. De omzetting betreft een handeling ten bezwarende titel, waardoor de actuele eigendom van Zoon en Dochter waarop de last van het vruchtgebruik rust, wordt beëindigd en vervangen door de volle eigendom waarop de last van een jaarlijks opvraagbare en te indexeren bedrag rust. De aanvragers zijn van mening dat ook na deze voorgenomen verrichting, bij vooroverlijden van Zoon en/of Dochter voor Vader, de gelden in volle eigendom, of de goederen die hiervoor door dezelfde zaakvervanging zijn voor in de plaats gekomen, zonder toepassing van erfbelasting (artikelen 2.7.1.0.1. en 2.7.1.0.2. VCF) zullen terugkeren naar het vermogen van Vader bij toepassing van het conventioneel terugkeerbeding. Het bovenstaande geldt a fortiori voor de gelden en/of de zaakvervangende goederen die overblijven na opvraging door Vader van één of meerdere jaarlijkse lijfrentes.

15. Met betrekking tot de publicatie overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1., § 5 VCF, en in het bijzonder met betrekking tot het anonimiseren van de voorafgaande beslissing, verzoeken de partijen de Vlaamse Belastingdienst niet alleen de persoonsgegevens van de partijen te anonimiseren, maar hetzelfde te doen voor alle concrete gegevens die via publiek toegankelijke databanken, en in het bijzonder de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) en het Belgisch Staatsblad, te consulteren zijn. Partijen denken daarbij onder meer, zonder echter exhaustief te zijn, aan alle gegevens met betrekking tot de notariële akten, de gegevens van de betrokken vennootschappen en de bedragen/waarden vermeld in onderhavige aanvraag.

16. Deze vraag tot het anonimiseren van alle feitelijke informatie waarvan sprake in onderhavige aanvraag gebeurt met het oog op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, en rekening houdende met het feit dat via opzoeking van deze gegevens via één of meerdere databanken de identiteit van de aanvragers makkelijk kan worden achterhaald.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

17. Op het ogenblik van de schenking van xx.xx.xxxx ontstaat er een gesplitste inschrijving van de aandelen van de Vennootschap A : het vruchtgebruik komt toe aan de vader en de blote eigendom aan zijn zoon en zijn dochter.

In de schenkingsakte werd tevens een optioneel beding van terugkeer en zaakvervanging voorzien (randnummer 3).

Nadien, bij akte van xx.xx.xxxx werd in de Vennootschap A een kapitaalvermindering in speciën doorgevoerd zonder vernietiging van aandelen, integendeel, het aantal aandelen werd verhoogd.

Bij akte van xx.xx.xxxx werd een fusie doorgevoerd waarbij de Vennootschap A de vennootschap B overneemt. Hierbij werd een kapitaalverhoging doorgevoerd en werd het aantal aandelen verhoogd

18. Hoewel het hier om reeds gestelde rechtshandelingen gaat, is de vraag wat de fiscale gevolgen van deze rechtshandelingen zijn inzake erfbelasting (art. 2.7.1.0.1 of 2.7.1.0.2 VCF) indien zoon en/of dochter zouden (voor)overlijden voor de vader.

Art. 2.7.1.0.1 VCF luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 3, 4°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt het successierecht en het recht van overgang gevestigd op de goederen die overgaan ingevolge het overlijden.”

Art. 2.7.1.0.2 VCF luidt als volgt:

“De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 858bis van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform paragraaf 6 van het voormelde artikel.”

19. Het conventioneel optioneel beding van terugkeer en de zaakvervangingsclausule zijn hierbij van belang. Meer bepaald is de vraag:

Kan worden aangenomen dat het aan de aandeelhouders uitgekeerde kapitaal “in de plaats is gekomen” van de waardevermindering die de aandelen hebben ondergaan? En a fortiori: indien het vruchtgebruik van de vader (op de gelden voortkomend uit de kapitaalvermindering) wordt omgezet in een lijfrente en er zijn uitkeringen gebeurd, heeft dit invloed op de som die “in de plaats is gekomen” van de waardevermindering die de aandelen hebben ondergaan?

20. Wat het conventioneel optioneel beding van terugkeer betreft, geldt het volgende, overeenkomstig Standpunt 16030 van 04.04.2016:

“Het vooroverlijden van de begiftigde opent voor de schenker een recht: de terugkeer al dan niet laten plaatsvinden. Er is dus een wilsuiting van de schenker vereist om de terugkeer te laten plaatsvinden.

Als de schenker zijn wil uit om het voorwerp van de schenking terug te nemen, behoort het geschonken goed niet tot de nalatenschap van de begiftigde maar doet er zich een conventionele overdracht voor tussen het vermogen van de schenker en het vermogen van de begiftigde.

In het geval van een optionele bedongen terugkeer is er geen sprake van de zuivere werking van een ontbindende voorwaarde. De schenking is gebeurd en wordt niet ongedaan gemaakt door het loutere feit dat de begiftigde komt te overlijden vóór de schenker.

Vermits de optionele terugkeer kan worden beschouwd als een last die aan de schenking was gekoppeld, wordt deze overdracht ontleed als een overdracht onder bezwarende titel.

De schenker krijgt immers een optie om het goed terug te nemen onder de opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de begiftigde. Als de opschortende voorwaarde wordt vervuld, kan de schenker zijn optie lichten waardoor er een nieuwe overdracht van het goed plaats vindt.”

De goederen onderworpen aan de terugkeer zullen dus geen deel uitmaken van de nalatenschap van de begiftigde en niet onderworpen worden aan erfbelasting.

Het voorwerp van de terugkeer zou alleszins een roerend goed betreffen, bijgevolg is er op die terugkeer geen registratiebelasting verschuldigd.

21. Wat de omvang van het voorwerp van de terugkeer in concreto (met name al of niet het volledige aantal aandelen en al of niet de gelden voortkomend van de kapitaalvermindering inclusief) betreft, hanteert Vlabel de volgende principes.

a) Welke aandelen keren terug?

De Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) aanvaardt het principe van de conventionele zaakvervanging, zoals opgenomen in Standpunt nr. 16021 dd. 22.02.2016 (gepubliceerd). Er zal op het ogenblik van een eventueel vooroverlijden nog concreet dienen aangetoond worden dat de nieuw uitgegeven aandelen) effectief in de plaats zijn gekomen van de geschonken aandelen. Het louter voorleggen van de zaakvervangingsclausule voorzien in de schenkingsakte van xxxx is hiervoor onvoldoende. Over deze feitelijke bewijsvoering kan geen concrete uitspraak gedaan worden aangezien dit een loutere bewijsproblematiek betreft, waarover geen voorafgaande beslissing kan worden afgeleverd (art. 3.22.0.0.1, §3, 2° punt c) VCF).

b) Maken de gelden die voortkomen uit de kapitaalvermindering ook deel uit van de terugkeer?

Vermits de conventionele terugkeer plaatsvindt met terugwerkende kracht, en de geschonken goederen terugkeren in het vermogen van de schenker, net alsof er nooit een schenking is geweest, aanvaardt Vlabel dat ook de gelden die voortkomen uit de kapitaalvermindering deel uitmaken van de terugkeer.

Alleszins zal op het ogenblik van het eventueel vooroverlijden en het uitoefenen van de optie aangetoond dienen te worden dat de gelden nog identificeerbaar zijn en effectief voortkomen van de kapitaalvermindering in verband met de aandelen die aan de terugkeer onderworpen worden. Loutere beweringen volstaan hiervoor niet. Aangezien het ook hier over een bewijsproblematiek gaat, kan er geen voorafgaande beslissing daaromtrent afgeleverd worden (zie hoger onder a).

22. De omzetting van het vruchtgebruik van de vader in een lijfrente stelt een einde aan de gesplitste situatie (dochter en zoon worden volle eigenaars), maar wordt beschouwd als een rechtshandeling onder bezwarende titel. Hierop is dus geen Vlaamse registratiebelasting verschuldigd.

Indien er op datum van overlijden van de begiftigde reeds uitkeringen van lijfrenten zouden gebeurd zijn via uitbetaling van de rekeningen waarop de kapitaalvermindering werd gestort, dan zal enkel het saldo van die rekening in aanmerking worden genomen.


23. Deze beslissing heeft alleen betrekking op de erf- en registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Voetnoten

(1) De schenkingsakte werd voorgelegd

(2) https://statbel.fgov.be/sites/default/files/files/documents/bevolking/5.4%20Sterfte%2C%20
levensverwachting%20en%20doodsoorzaken/5.4.3%20Sterftetafels%20en%20levensverwachting/
sterftetafelsAE_1994-2016.xls