Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19005 - Vrijstelling schenkbelasting voor de schenking van aandelen van een fam. vennootschap en verlaagd tarief in de erfbelasting voor de schenking van aandelen van een familiale vennootschap Vlaamse Belastingdienst

VB 19005 - Vrijstelling schenkbelasting voor de schenking van aandelen van een fam. vennootschap en verlaagd tarief in de erfbelasting voor de schenking van aandelen van een familiale vennootschap

Voorafgaande beslissing
Nummer
19005
Datum beslissing
18 maart 2019
Publicatiedatum
25 maart 2019

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.4.2.2. VCF
  • art. 2.8.6.0.3. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat:

1.1. Zowel vennootschap A als vennootschap B na de reorganisatie zullen kwalificeren als familiale vennootschap in de zin van artikel 2.8.6.0.3, § 2, 2°, VCF en artikel 2.7.4.2.2, § 2, 2°, VCF, wegens hun participatie in vennootschap C

1.2. Na de reorganisatie de waarde van de aandelen van vennootschap D en vennootschap C in aanmerking komen voor de vrijstelling of het verlaagd tarief bij overdracht (schenking of vererving) van de aandelen van hetzij vennootschap A als vennootschap B.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de […], namens:

2.1. mevrouw X, geboren te […] op xx.xx.1963, […] , eigenaar van 6.612 aandelen vennootschap E, en haar echtgenoot

2.2. de heer Y, geboren te […] op xx.xx.1961, […], samenwonende te […];

2.3. Mevrouw Z, geboren te […] op xx.xx.1964, […], wonende te […], eigenaar van 6.612 aandelen vennootschap E.

De personen vermeld onder punt 2.1. en 2.3. zijn zussen.

3. De betrokken vennootschappen zijn:

3.1 vennootschap E, […];

En haar dochtervennootschappen:

3.1.1. vennootschap D, […];

3.1.2. vennootschap C, […].

3.2. vennootschap B, […] ;

En haar dochtervennootschappen.

3.2.1. vennootschap F, […] ;

3.2.2. vennootschap G, […] ;

3.2.3. vennootschap H, […] ;

3.3. vennootschap A, door mevrouw Z, voormeld op te richten holding-vennootschap.

In bijlage bij de aanvraag wordt de groepsstructuur voor en na de verrichting, schematisch voorgesteld.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. Volgens de aanvragers voldoet de vennootschap E momenteel aan de voorwaarden om bij overdracht van de aandelen ervan, vrijstelling van schenkbelasting of het verminderd tarief van de erfbelasting te bekomen in hoofde van voornoemde aandeelhouders-natuurlijke personen (vermeld onder de punten 2.1. en 2.3).

5. Uit het vermeld aandeelhouderschap (beide zussen hebben elk de helft van de aandelen van de vennootschap E) volgt dat aan de participatievoorwaarde is voldaan.

6. Aan de handelsactiviteitsvoorwaarde is eveneens voldaan gezien de onderneming intra-groepsdiensten levert aan dochtermaatschappijen. Het betreft dienstverlening inzake financieel beheer, personeelsadministratie, personeelsbeheer, en de ICT infrastructuur van de ondernemingen.

Eveneens heeft de vennootschap een reële economische activiteit: er zijn geen terreinen en gebouwen geboekt op het actief van de balans en er zijn voldoende personeelskosten, met name meer dan 1,5 procent van de totale activa.

De vennootschap kan worden beschouwd als een actieve vennootschap met nijverheids- of handelsactiviteit en kan derhalve op zich worden beschouwd als een familiale vennootschap die in aanmerking komt voor vrijstelling van schenkbelasting of het verminderd tarief van de erfbelasting.

7. Voorgenomen gemengde splitsing in 2019

7.1. De aandeelhouders van de vennootschap E overwegen om voor het einde van het kalenderjaar 2019 een splitsing door te voeren waardoor ze beiden onafhankelijk van mekaar een eigen beleid kunnen voeren met betrekking tot het aanhouden en verwerven van participaties in diverse ondernemingen. Het is hun bedoeling om elk afzonderlijk met de eigen descendenten een familiale holding met participaties in ondernemingen met nijverheids- of handelsactiviteit aan te houden en uit te bouwen.

7.2. Op xx.xx.2017 werd een partiële splitsing verricht waarbij een deel van de activa, meer bepaald participaties, en van de passiva van de vennootschap E werden afgesplitst naar de vennootschap B, vermeld onder punt 3.2.

Het kapitaal van de vennootschap B wordt vertegenwoordigd door 6.000 aandelen waarvan er 5.999 aandelen worden aangehouden door mevrouw X, voormeld onder punt 2.1. en 1 aandeel wordt aangehouden door haar echtgenoot de heer Y, voormeld onder punt 2.2.

7.3. Een splitsing van de vennootschap E is gepland voor 2019, waarbij de vennootschap zal worden ontbonden. Daarbij zullen de activa en de passiva voor de helft worden overgedragen aan de vennootschap B en de andere helft zal worden overgedragen aan een nieuw op te richten holdingvennootschap, hierna ‘vennootschap A’ genaamd. De aandelen die naar aanleiding van de splitsing door overneming worden uitgegeven zullen disproportioneel worden toegekend: de aandelen die vennootschap B zal uitgeven, worden toegekend aan mevrouw X en de aandelen die vennootschap A zal uitgeven, worden toegekend aan mevrouw Z.

7.4. De handelsactiviteit van de vennootschap E, met name het verlenen van intra-groepsdiensten, zal voorafgaandelijk aan de splitsing worden overgedragen aan dochtervennootschap vennootschap D, voormeld onder punt 3.1.1. en wordt derhalve niet verdergezet door de overnemende holdings vennootschap B en vennootschap A.

Bijgevolg zullen laatstgenoemde vennootschappen B en A na de splitsing zogenaamde passieve holdings worden of anders gezegd vennootschappen die niet voldoen aan de handelsactiviteitsvoorwaarde van art. 2.8.6.0.3, §2, VCF of van artikel 2.7.4.2.2, §2, VCF.

Beide vennootschappen zullen voldoen aan de participatievoorwaarde van artikel 2.8.6.0.3, §1, VCF en van artikel 2.7.4.2.2, §1, VCF.

Beide vennootschappen zullen meer dan 30 % van de aandelen in volle eigendom aanhouden in minstens één directe dochtervennootschap (vennootschap C) die wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent en die haar zetel van werkelijke leiding binnen de EER heeft, zodat zij kunnen worden beschouwd als familiale vennootschap conform artikel 2.8.6.0.3, § 2, 2°, tweede zin VCF en artikel 2.7.4.2.2, § 2, 2°, tweede zin VCF.

Vennootschap C, onderneming met activiteit groothandel en distributie van gereedschap en bouwbeslag, kan dienaangaande in aanmerking genomen worden als directe dochtervennootschap met een handelsactiviteit. De zetel van werkelijke leiding van vennootschap C bevindt zich in België.

Gezien elke holding, samen met de respectievelijke onderliggende groep, een reële economische activiteit zal hebben conform artikel 2.8.6.0.3, §2, 2°, derde en vierde zin VCF en artikel 2.7.4.2.2, § 2,2°, derde en vierde zin VCF, mag worden aangenomen dat de holdings vennootschap B en vennootschap A als familiale vennootschappen worden beschouwd en de overdracht van de aandelen ervan in aanmerking zal komen voor de vrijstelling van schenkbelasting van artikel 2.8.6.1.3. §1, 2°, VCF of het verminderd tarief van de erfbelasting van artikel 2.7.4.2.2. §1, 2° VCF.

III. Motivering van de aanvraag

8. De splitsing van de vennootschap E voorgenomen in het kalenderjaar 2019 moet er voor zorgen dat de zussen X-Z, voormeld onder punt 2.1. en punt 2.3 onafhankelijk van mekaar een eigen beleid kunnen voeren met betrekking tot het aanhouden en verwerven van participaties in diverse ondernemingen. Het is hun bedoeling om elk afzonderlijk met de eigen descendenten een familiale holding met participaties in ondernemingen met nijverheids- of handelsactiviteit aan te houden en uit te bouwen.

9. De aanvragers wensen te weten of ze na de voorgenomen splitsing nog steeds in aanmerking komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting, overeenkomstig art. 2.8.6.0.3 VCF en het verminderd tarief in de erfbelasting, overeenkomstig art. 2.7.4.2.2 VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

10. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting of het verminderd tarief van de erfbelasting moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:

  • er moet voldaan zijn aan de participatievoorwaarde zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, § 1, 2°, en 2.7.4.2.2, § 1, 2°, VCF;
  • de vennootschap moet de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en uitoefenen, dan wel minstens 30 % van de aandelen houden van minstens één directe dochtervennootschap die aan deze voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, § 2, 1°, eerste en tweede lid, VCF en artikel 2.7.4.2.2, § 2, 1°, eerste en tweede lid, VCF;
  • de vennootschap moet een reële economische activiteit hebben als bepaald in artikel 2.8.6.0.3, § 2, 1° derde lid, en artikel 2.7.4.2.2, § 2, 1°, derde lid, VCF

Deze voorwaarden moeten cumulatief vervuld zijn om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting of het verminderd tarief van de erfbelasting.

11. De aanvragers zullen na de door te voeren splitsing voldoen aan de participatievoorwaarden.

12. De vrijstelling of het verminderd tarief geldt enkel voor familiale vennootschappen. Een familiale vennootschap is een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en deze ook effectief uitoefent.

Een vennootschap heeft een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of oefent een vrij beroep uit, wanneer in eerste instantie uit de statuten van de vennootschap een dergelijk doel blijkt. Bovendien moet de economische activiteit ook effectief worden uitgeoefend zodat een louter passief optreden niet volstaat. Zo zal het louter beheer van roerende of onroerende goederen of het verkrijgen en aanhouden van aandelen of deelbewijzen niet aanvaard worden als een voormelde activiteit.

Een holdingvennootschap die louter managementsactiviteiten (= bestuursactiviteiten) uitoefent voor één of meerdere dochtervennootschappen kan niet als een actieve vennootschap met nijverheids- of handelsactiviteit worden beschouwd.

Intragroepsdiensten die uitgevoerd worden door een holding voor haar onderliggende (dochter)vennootschappen kunnen echter wel voldoende zijn opdat er sprake zou zijn van een nijverheids-, of handelsactiviteit. Dit is onder meer het geval als de holding zich inlaat met de boekhouding of het personeelsbeheer van de dochtervennootschap(pen). Het louter verstrekken van waarborgen of zekerheden aan verbonden vennootschappen geldt evenwel niet als een nijverheids- of handelsactiviteit.

13. Het is niet voldoende dat enkel het maatschappelijk doel in de statuten een dergelijke activiteit bevat. De vennootschap moet de activiteit ook werkelijk uitoefenen, hetgeen zal dienen aangetoond te worden. Dit kan met alle middelen van recht, met uitzondering van de eed. Veelal zal uit de jaarrekening kunnen afgeleid worden of de vennootschap een dergelijke activiteit uitoefent (o.a. uit de posten 34, 40, 44, 60, 62 en 70 van de jaarrekening). Indien dit niet zo is, zullen bijkomende stukken dienen bijgebracht te worden (vb. facturen, cliëntenlisting, gegevens in de KBO...).

14. Wanneer een holding zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent, wordt zij zelf beschouwd als een familiale vennootschap. Holdings die zelf geen nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen, zoals in onderhavig geval, kunnen onder bepaalde voorwaarden beschouwd worden als een familiale vennootschap, zodat zij, wanneer de participatievoorwaarde is vervuld en wanneer de groep een reële economische activiteit heeft, tevens in aanmerking komen voor de vrijstelling of het verminderd tarief. Hiertoe dient de holdingvennootschap minstens 30 % van de aandelen in volle eigendom aan te houden in minstens 1 directe dochtervennootschap die wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent en die haar zetel van werkelijke leiding binnen de EER heeft.

15. Uit de aanvraag kan worden afgeleid of vennootschap A en vennootschap B, respectievelijk vermeld onder punt 3.3 en punt. 3.2. als familiale vennootschap in de zin van art. 2.8.6.0.3 VCF en art. 2.7.4.2.2 VCF. kwalificeren door hun participatie in vennootschap D (elk 50%), vermeld onder punt 3.1.1. en in vennootschap C (elk 48%), vermeld onder punt 3.1.2., die wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen en die hun zetel van werkelijke leiding binnen de EER hebben.

Vennootschap C is de exploitatiemaatschappij (groothandel in gereedschap en bouwbeslag) en vennootschap D zal na de voorgenomen splitsing intragroepdiensten verrichten. Dit zal aangetoond moeten worden door voorlegging van de statuten zoals deze luiden op het moment van de schenking en door voorlegging van de jaarrekening, zoals vermeld onder punt 13.

16. De vennootschappen dewelke een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen, kunnen volgens de VCF beschouwd worden als familiale vennootschappen. Familiale vennootschappen die echter geen reële economische activiteit hebben, zijnde de vennootschappen die cumulatief voldoen aan de twee in de VCF vermelde parameters, worden alsnog van het toepassingsgebied uitgesloten, ondanks het feit dat zij in eerste instantie wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefenden en er tevens voldaan was aan de participatievoorwaarde.

De parameters zullen gecontroleerd worden aan de hand van de jaarrekening van de vennootschap indien het een vennootschap betreft die gelegen is binnen de EER en zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent. Wanneer een holding derhalve zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent, zodat zij zelf voldoet aan de voorwaarden om beschouwd te worden als een familiale vennootschap, worden de parameters gecontroleerd aan de hand van haar jaarrekening en niet op geconsolideerde basis. Indien de holding evenwel enkel als familiale vennootschap kan aangemerkt worden omdat zij minstens 30 % van de eigendom van de aandelen aanhoudt in minstens één directe dochtervennootschap die gelegen is binnen de EER en die een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefent, worden de parameters gecontroleerd op niveau van de volledige groep en dus op basis van de geconsolideerde jaarrekening. Indien een vennootschap niet gehouden is tot consolidatie en niet vrijwillig een geconsolideerde jaarrekening opmaakt, zal door de Vlaamse Belastingdienst toch gevraagd worden om een geconsolideerde jaarrekening van de volledige groep op te maken.

17. In de eerste parameter (de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage uitmaken dat gelijk is aan of lager is dan 1,50 % van de totale activa) worden de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen is de post 62 van de resultatenrekening van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen omvat enkel de kosten verbonden aan het personeel dat is ingeschreven in het personeelsregister. Er wordt derhalve geen rekening gehouden met uitkeringen en vergoedingen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten toegekend buiten enige arbeidsovereenkomst of personeelskosten die onder de post 61 werden geboekt.

18. In de tweede parameter (de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totale actief) worden de terreinen en gebouwen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. Onder "terreinen en gebouwen" wordt de waarde bedoeld die opgenomen is onder post 22 van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Het betreft derhalve de terreinen en gebouwen geboekt als materiële vaste activa. Er wordt derhalve rekening gehouden met de boekwaarde van deze terreinen en gebouwen, hetgeen logisch is gelet op het feit dat bij de totale activa ook rekening gehouden wordt met de boekwaarde.

Ook voor het totaal actief wordt gekeken naar de (geconsolideerde) jaarrekening, meer bepaald naar de waarde, opgenomen onder balanspost 20/58.

Concreet zal de controle van deze voorwaarde gebeuren aan de hand van de (geconsolideerde) jaarrekeningen die gepubliceerd zijn op het ogenblik dat de schenking plaatsvindt of op het ogenblik van overlijden.

In geval van splitsing of fusie in de drie jaren voorafgaand aan de schenking of het overlijden, waardoor geen (geconsolideerde) jaarrekening voorhanden is, gebeurt de controle van de parameters op basis van de afzonderlijke gepubliceerde jaarrekeningen van de bij de reorganisatie betrokken vennootschappen.

19. De familiale vennootschappen die cumulatief aan beide parameters voldoen, zullen derhalve uitgesloten worden van de gunstmaatregel, daar zij geacht worden geen reële activiteit te hebben.

Of aan dergelijke parameters cumulatief voldaan is kan in de voorliggende aanvraag niet worden uitgemaakt bij gebrek aan een geconsolideerde jaarrekening van de volledige groep.

In de aanvraag wordt wel gesteld dat aan de parameters niet cumulatief voldaan zal zijn.

20. Wanneer een holdingvennootschap zelf geen familiale vennootschap is, maar wel een participatie van minstens 30 % heeft in minstens 1 directe dochter die wel aan de voorwaarden voldoet en de groep tevens een reële economische activiteit heeft, komen de aandelen van de holding voor de vrijstelling of het verlaagd tarief in aanmerking. Enkel deze aandelen bevinden zich in de eigendom van de schenker of in de nalatenschap van de erflater. De vrijstelling of het verlaagd tarief kan in dit geval wel slechts proportioneel worden toegekend.

De vrijstelling of het verlaagd tarief wordt beperkt tot de waarde van de aandelen van de holding in de onderliggende dochtervennootschappen die een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit hebben, of een vrij beroep uitoefenen en die hun zetel van werkelijke leiding hebben in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte. Deze waarde kan uiteraard de waarde van de aandelen van de holding niet overstijgen.

Indien de holdings vennootschap A en vennootschap B kwalificeren als familiale vennootschap zoals bedoeld in art. 2.8.6.0.3 VCF en artikel 2.7.4.2.2 VCF, kan positief geantwoord worden op de tweede vraag.

21. Deze beslissing vervangt geenszins het voorafgaand attest dat kan worden aangevraagd in het geval van een voorgenomen schenking overeenkomstig art. 3.21.0.0.1 VCF.

Er is aldus geen verplichting om een attest aan te vragen. Met het oog op de rechtszekerheid voor de burger is evenwel voorzien in een facultatief systeem waarbij men een attest kan aanvragen.

Voorafgaand aan de authentieke akte van schenking kan de belanghebbende aldus een verzoek richten tot de Vlaamse Belastingdienst om een attest te bekomen waaruit blijkt dat op het moment van het verzoek en op basis van de gegevens, aangereikt door de verzoeker, al dan niet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.8.6.0.3, VCF is voldaan.

22. Artikel 2.8.6.0.3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de vrijstelling moet voldaan zijn op het ogenblik van de schenking. Het hierboven vermelde attest leidt dus niet automatisch tot een vrijstelling van de schenkbelasting. Het recht op vrijstelling moet op het ogenblik van de schenking en het aanbieden ter registratie van de akte beoordeeld worden. Indien het attest kort voor de schenking werd bekomen en de feiten ongewijzigd zijn, kan de vrijstelling worden toegepast.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de erfbelasting en de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.