Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 18054 - Inbreng eigen goed in huwgemeenschap gevolgd door schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 18054 - Inbreng eigen goed in huwgemeenschap gevolgd door schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
18054
Datum beslissing
21 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen van de heer X en mevrouw Y van een onroerend goed behorend tot het eigen vermogen van de heer X, gevolgd door een schenking door beide echtgenoten aan hun kind Z, ingegeven is door andere dan fiscale motieven en de voorgenomen schenking niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door Notaris […] kantoorhoudende te […], namens:

  • De heer X , geboren te […] op […] en zijn echtgenote mevrouw Y, geboren te […] op […], samenwonende te […] ;
  • Mevrouw Z, geboren te […] op […], wonende te […].

3. De betrokken goederen zijn :

  • STAD […]

Een woonhuis met aanhorigheden, op en met grond gelegen, […],met een oppervlakte van één hectare achtenveertig are vierenzestig centiare (1ha 48a 64ca).
Kadastraal inkomen : duizend zeshonderd drieëntachtig euro (€ 1.683,00).

  • STAD […]

Een woonhuis met aanhorigheden, op en met grond gelegen, […],met een oppervlakte van negen are zevenenzeventig centiare (9a 77ca).
Kadastraal inkomen : tweeduizend en twaalf euro (€ 2.012,00).

II.B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd te […] onder het stelsel der scheiding van goederen ingevolge akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1998.

5. De heer X verwierf de onder punt 3 vermelde eigendommen ingevolge aankoop verleden voor notaris […] te […], respectievelijk op xx. xx.2001 (goed 1) en xx.xx.2006 (goed 2).

6. Ingevolge akte wijziging huwelijkscontract verleden voor notaris […] op xx.xx.2015 werd een beperkte gemeenschap toegevoegd aan het stelsel van scheiding van goederen en heeft de heer X de goederen vermeld onder punt 3, samen met een ander goed, ingebracht in het tussen hem en zijn echtgenote bestaande gemeenschappelijk vermogen.

7. De echtgenoten X-Y wensen thans over te gaan tot schenking van het woonhuis te […] (goed 2) aan hun dochter Z. De geschatte waarde van de woning bedraagt 600.000,00 euro.

III. Motivering van de aanvraag

8. Het woonhuis gelegen […], dat de aanvragers wensen te schenken, werd samen met de gezinswoning en nog een ander onroerend goed ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen dat bestaat tussen de heer X en mevrouw Y ingevolge akte wijziging huwelijkscontract verleden op xx.xx.2015.

De intentie van de aanvragers bij de akte wijziging huwelijkscontract was tweeledig.

9. Enerzijds werd een beperkte gemeenschap toegevoegd aan hun stelsel der scheiding van goederen, bestaande uit drie goederen, zodat een keuzebeding kon worden ingelast ter bescherming van de langstlevende echtgeno(o)t(e).

10. Anderzijds werd de woning te […] oorspronkelijk aangekocht door de heer X omdat deze paalde aan de gezinswoning in de […] . Deze woning en het bijhorende zwembad worden momenteel door het hele gezin aangewend als ontspanningsruimte, als bijhorigheid bij de gezinswoning. Aangezien zij voor de aanvragers één geheel vormden, werden zij samen ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen.

11. Nu hun dochter meerderjarig is geworden, wensen de echtgenoten X-Y de beide woningen los te koppelen en over te gaan tot schenking van de woning, […] te […] aan hun dochter Z.

IV. Relevante bepalingen van de VCF

12. Het artikel 3.17.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna VCF), zoals gewijzigd door het decreet van 19 december 2014 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (Belgisch Staatsblad van 29 januari 2015) voorziet in een antimisbruikbepaling voor alle Vlaamse belastingen opgenomen in de VCF, met ingang van 1 januari 2015.

13. Artikel 3.17.0.0.2. VCF luidt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechts-handelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden."

V. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

14. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.

15. Gelet op de chronologie van de verrichtingen en op de aangehaalde motivering blijkt dat er geen sprake is van eenheid van opzet.

16. Bijgevolg worden de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF niet gefrustreerd en zal op de voorgenomen verrichting de anti-misbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF niet worden toegepast.


Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.