Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 18051 - Inbreng eigen goed in huwgemeenschap gevolgd door schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 18051 - Inbreng eigen goed in huwgemeenschap gevolgd door schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
18051
Datum beslissing
21 januari 2019
Publicatiedatum
25 januari 2019

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Deze aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de inbreng door moeder van een eigen onroerend goed in de huwgemeenschap gevolgd door een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik door vader en moeder aan hun twee kinderen niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], namens:

2.1. de ouders:

- de heer 'Vader', […] en zijn echtgenote mevrouw 'Moeder',[…], samenwonende te […] - zijnde de schenkers.

Gehuwd te […] onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijkscontract, gewijzigd – evenwel met behoud van voormeld stelsel - ingevolge akte verleden voor notaris […], en niet gewijzigd tot op heden.

2.2 de kinderen:

  • de heer 'kind 1', geboren te […] op […], echtgenoot van mevrouw 'schoondochter 1', wonende te […].
  • de heer 'kind 2', geboren te […] op […], echtgenoot van mevrouw 'schoondochter 2', wonende te […]. -

zijnde de begiftigden.

3. Het betrokken onroerend goed :

[…]

Een WOONHUIS met aanhorigheden op en met de medegaande grond, gelegen als voormeld en gekadastreerd onder […], met een oppervlakte van negen aren vierenzeventig centiaren (09a 74ca).

II.B. beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. Mevrouw 'moeder', voornoemd, verkreeg de onbebouwde grond van voorschreven goed ingevolge afstand aan haar gedaan door de consoorten […] 1/ mevrouw 'zus 1 moeder', 2/ de heer 'broer moeder', 3/ mevrouw 'zus 2 moeder' , 5/, mevrouw 'zus 3 moeder' en 6/ mevrouw 'zus 4 moeder', blijkens akte verleden voor notaris […], voornoemd, op xx.xx.1999. Voorschreven grond behoorde toe aan de voornoemde consoorten […] ingevolge erfenis van hun ouders, de heer en mevrouw 'ouders moeder'.

5. De woning op voormeld goed werd na voormelde akte afstand opgericht door de heer en mevrouw 'vader-moeder' tijdens hun huwelijk en met gemeenschappelijke gelden. In 2002 hebben de heer en mevrouw 'vader-moeder' hun intrek genomen in voormelde woning en op xx.xx.2002 daar hun domicilie gevestigd. Voorschreven goed betreft aldus de gezinswoning.

6. Op xx.xx.2015 werd voormelde akte wijziging huwelijksvermogenstelsel verleden voor notaris […]. In deze akte werd voormelde gezinswoning ingebracht door mevrouw 'moeder' en werd een keuzebeding toegevoegd ten voordele van de langstlevende partner.

7. Thans wensen vader en moeder het goed te schenken aan hun twee voornoemde kinderen, elk voor de onverdeelde helft in blote eigendom, met voorbehoud van vruchtgebruik.

III. Motivering van de aanvraag

8. Artikel 3.17.0.0.2 VCF luidt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige

De belastingplichtige is de persoon die door de wet aangeduid wordt als diegene die een belasting moet betalen. Het is de persoon aan wie in de meeste gevallen het aanslagbiljet verstuurd wordt, en bij wie de belasting desnoods ingevorderd zal worden als niet vrijwillig wordt betaald. De aanduiding van de belastingplichtige verschilt per belasting. Het kan ook om meerdere personen gaan.

door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

9. Tijdspanne tussen inbreng en schenking:

De schenking volgt niet onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne op de inbreng van het goed in de huwgemeenschap. De inbreng werd met name gerealiseerd op xx.xx 2015 (het huwelijkscontract wordt bijgevoegd) en de heer en mevrouw 'vader-moeder' zijn van plan om voormeld goed (samen met een ander goed) te schenken in blote eigendom aan hun beide zonen eind 2018/ begin 2019.

10. Niet fiscale motieven:

De aanvragers stellen dat de destijds gerealiseerde inbreng was ingegeven door niet-fiscale motieven:

  • het woonhuis was ingevolge het recht van natrekking een eigen goed van mevrouw moeder. Evenwel werd de woning opgericht met gemeenschappelijke gelden. De inbreng werd door partijen aldus destijds beschouwd als vergoeding voor het feit dat voormeld goed een eigen karakter had in hoofde van mevrouw 'moeder', hoewel de oprichting van het woonhuis geschiedde met gemeenschappelijke gelden. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat in de akte wijziging huwelijksvermogensstelsel geen vergoedingsregeling werd voorzien inzake voormeld goed, ongeacht de reden van ontbinding van het huwelijk.
  • de inbreng in de huwgemeenschap en toevoeging keuzeding werd destijds gedaan om de langstlevende partner maximaal te beschermen en de langstlevende de vrijheid te geven inzake de beschikking over het gemeenschappelijk vermogen bij overlijden, en dit met name zeker met betrekking tot voormelde gezinswoning.

11. De aanvragers menen aldus dat de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing is omwille van enerzijds de tijdspanne tussen de rechtshandelingen en anderzijds omwille van het feit dat de inbreng destijds gebeurd is om andere dan fiscale redenen.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

12. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.

13. Gelet op de chronologie van de verrichtingen en op de aangehaalde motivering blijkt dat er geen sprake is van eenheid van opzet.

Bijgevolg worden de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF niet gefrustreerd en zal op de voorgenomen verrichting de anti-misbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF niet worden toegepast

14. Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.