Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 18044 - Wijziging huwelijksstelsel gevolgd door schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 18044 - Wijziging huwelijksstelsel gevolgd door schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
18044
Datum beslissing
15 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat de voorgenomen verrichtingen niet wordt gevat door de anti-misbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notariskantoor […], namens:

a. De heer W, […], en zijn echtgenote,

b. Mevrouw X, […], samen wonende te […].

Hierna “de schenkers” genaamd.

De echtgenoten W-X zijn gehuwd te […] op xx.xx.1964 onder het stelsel van de wettelijke goederengemeenschap met huwelijkscontract verleden voor notaris […] op xx.xx.1964, welk stelsel zij gewijzigd hebben zonder wijziging aan te brengen in de samenstelling van de vermogens, ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] op xx.xx.2000.

Op xx.xx.2016 bij akte verleden door notaris […] hebben ze voornoemd huwelijksvermogensstelsel opnieuw gewijzigd in het stelsel van algehele gemeenschap met keuzebeding.

3. De betrokken partij is één van de drie kinderen van de echtgenoten W-X, m.n.

Mevrouw Y, […], echtgenote van de heer Z […].

Hierna “de begiftigde” genaamd.

De echtgenoten Y-Z zijn gehuwd op xx.xx. 1988 te […] onder het wettelijk stelsel der gemeenschap met verblijvingsbeding aan de langstlevende ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] op xx.xx. 1988. Bij akte van xx.xx.1993 houdende wijziging van huwelijkscontract verleden voor zelfde notaris bracht de heer Z een eigen goed in in de huwelijksgemeenschap.

4. De betrokken onroerende goederen zijn:

[…]

  1. Een woonhuis op en met grond en aanhorigheden gelegen […], met een oppervlakte volgens kadaster van één are vijfendertig centiare (1 a 35 ca).
  2. Een perceel bouwgrond gelegen […], met een oppervlakte van drie are twintig centiare (3 a 20 ca).
  3. Een perceel grond gelegen […], met een oppervlakte van tweeëntwintig are dertig centiare (22 a 30 ca).
  4. Een perceel grond gelegen […], met een oppervlakte van drieënvijftig are vijfenzestig centiare (53 a 65 ca).
  5. Een perceel grond gelegen […], met een oppervlakte van negen are zestig centiare (9 a 60 ca).
  6. Een perceel grond gelegen […], met een oppervlakte van negenentwintig are drieëntachtig centiare (29 a 83 ca).

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. De schenkers wensen de onroerende goederen, vermeld onder punt 4, in blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik te schenken aan de begiftigde, buiten part en deel.

6. Voornoemde onroerende goederen, vermeld onder punt 4 sub 1, 2, 3 en 4, behoorden oorspronkelijk toe aan het eigen vermogen van de schenker, vermeld onder punt 2.a., alleen, ingevolge nalatenschap en schenkingen van zijn familie.

7. De schenkers wonen al heel hun huwelijk in deze goederen en hebben altijd alles samen betaald in het kader van verbouwingen en opfrissingen; ze gingen er ook altijd vanuit dat alles van hun beide was.

8. Om die reden, namelijk dat ze de juridische situatie gelijk wouden trekken met de feitelijke situatie zoals ze tussen hen bestond, hebben ze op xx.xx.2016 hun huwelijksstelsel gewijzigd naar een algehele gemeenschap.

9. Gezien de wijziging van hun stelsel dateert van minder dan 2 jaar geleden, vraag ik mij af of dit beschouwd zal worden als fiscaal misbruik of niet.

III. Relevante bepalingen van de VCF

10. Wettelijke bepalingen die moet worden onderzocht:

10.1. Art. 3.17.0.0.2 dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

10.2. De omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015, waarin bepaald wordt dat ‘de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door een schenking van dit goed door beide echtgenoten in gaat tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, § 1 en 2.8.4.1.1, §1 en § 2 VCF’.

IV. Motivering van de aanvraag

11. De echtgenoten W-X hebben hun huwelijksstelsel gewijzigd in een algehele gemeenschap doch dit had volgens hen niets te maken met de schenking waar het nu (bijna 2 jaar later) over gaat.

Zij hebben deze wijziging niet doorgevoerd louter om fiscale redenen (om nu een schenking te kunnen doen), maar omdat ze de juridische situatie gelijk wouden trekken met de feitelijke situatie zoals die reeds tussen hen bestond.

De schenkers wonen namelijk al heel hun huwelijk in deze goederen en hebben altijd alles samen betaald in het kader van verbouwingen en opfrissingen; ze gingen er ook altijd vanuit dat alles van hun beide was en hebben zich ook zo gedragen.

12. Daarnaast dringt de schenking zich nu vrij dringend op, gezien de gevorderde leeftijd van de schenkers.

Omdat 2 van hun 3 kinderen een lichte mentale beperking hebben, willen zij hun huis buiten part en deel schenken aan hun 3de dochter om de zaken zo correct mogelijk te kunnen regelen en dit liefst zo snel mogelijk.

De schenking wordt dus uitgevoerd om familiale redenen en gemoedsrust en zeker niet alleen om fiscale redenen.

13. De begiftigde dochter neemt in de schenking ook een last op zich om haar broer onderdak en onderhoud te verschaffen bij overlijden van de schenkers, zodat dit geen echt cadeau is, maar wel een regeling om de verhouding tussen de kinderen zo correct mogelijk te regelen en om discussies na het overlijden van de schenkers te vermijden.

V. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

14. ln de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Dergelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

lndien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.".

15. Aangezien de voorgenomen schenking van het onroerend goed door de schenkers aan de begiftigde binnen korte tijdspanne volgt op het aannemen van het huwelijksvermogensstelsel van algehele gemeenschap, worden de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF gefrustreerd en is er sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Partijen tonen niet op afdoende wijze aan dat de verrichtingen ingegeven zijn door andere dan fiscale motieven. Het aannemen van het stelsel van algemene gemeenschap, dat volgens de aanvragers de juridische situatie gelijk moest trekken met de feitelijke situatie, gaat de voorgenomen verrichting minder dan twee jaar vooraf terwijl er reeds veel eerder een regeling kon worden voorzien.

Noch dat de aanvragers reeds een gevorderde leeftijd hebben, zijnde respectievelijk 79 en 78 jaar, noch dat ze gemoedrust wensen of dat de dochter als last van de schenking de zorgen over haar broer, die een lichte mentale beperking heeft, op zich neemt, zijn valabele argumenten om het vermoeden van fiscaal misbruik te ontkrachten. Uit de voorgaande argumentatie m.b.t. de opeenvolging van de verrichtingen binnen korte tijdspanne toont het besluitvormingsorgaan aan dat er sprake is van eenheid van opzet.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.