Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 18022 - Ontbinding burgerlijke maatschappen - Oprichting nieuwe burgerlijke maatschap - Schenking delen Vlaamse Belastingdienst

VB 18022 - Ontbinding burgerlijke maatschappen - Oprichting nieuwe burgerlijke maatschap - Schenking delen

Voorafgaande beslissing
Nummer
18022
Datum beslissing
11 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.7. VCF
  • art. 2.7.1.0.9. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvragers menen dat er op heden, vóór het stellen van de hieronder beschreven voorgenomen verrichtingen, geen erfbelasting zal verschuldigd zijn op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF, art. 2.7.1.0.9 VCF en art. 2.7.1.0.3,3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF noch op grond van welk ander artikel dan ook, bij het overlijden van de heer X en/of mevrouw Y op de waarde van de delen van de burgerlijke maatschappen “T” en “EC” dan wel op hetgeen ervoor in de plaats zou zijn gekomen of nog zou komen.

2. De aanvragers wensen evenwel zekerheid te bekomen in de lijn met hetgeen werd bevestigd in de voorafgaande beslissing met nr. 17019 d.d. 21 juni 2017 en zullen de sub IIC., A, B en C beschreven verrichtingen doen.

3. De aanvraag strekt ertoe te bevestigen:

3.1. dat er alleszins ná de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting meer zal zijn verschuldigd:

  • Op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
  • Op grond van art. 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
  • Op grond van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
  • Op grond van eender welke andere bepaling?

3.2. Dat er op dit ogenblik geen andere artikelen inzake erfbelasting op de voorgelegde situatie van toepassing zijn, noch op de herroepen schenkingen of op de herroepingen zelf noch op de nieuwe schenking zoals hierna in detail omschreven?

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

4. De aanvraag wordt ingediend door A Advocaten, namens:

5. De heer X, van Belgische nationaliteit, en gehuwd met mevrouw Y, van Belgische nationaliteit, onder het stelsel van scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] op xx.xx. 1985, gewijzigd met behoud van stelsel en met creatie van een toegevoegd beperkt gemeenschappelijk vermogen bij akte verleden voor notaris […] op xx.xx.2011 en laatst gewijzigd met behoud van stelsel bij akte d.d. xx.xx.2012 verleden voor notaris […] voormeld. Hun woonplaats is te […].
6. Zij hebben één dochter, mevrouw “de dochter”, van Belgische nationaliteit, […], ongehuwd.

7. Overige betrokken partijen:

7.1. de burgerlijke maatschap “T”, opgericht door X en Y op 9 december 2011;

7.2. de burgerlijke maatschap “EC” , opgericht door X en Y op 9 december 2011;

7.3. de burgerlijke maatschap ‘TEC”, nog op te richten;

II. B. Beschrijving van de reeds gedane verrichting(en)

8. Op 9 december 2011 hebben X en Y maatschap T opgericht.

9. X heeft hierbij in ruil voor zijn inbreng 6.068 delen verworven in volle eigendom, huwelijksvermogensrechtelijk behorend tot zijn eigen vermogen. Y heeft in ruil voor haar inbreng 57 delen verworven in volle eigendom, huwelijksvermogensrechtelijk behorend tot haar eigen vermogen.

10. Een kopie van de oprichtingsakte en de statuten van maatschap T werden voorgelegd.

11. In deze statuten werd onder meer het volgende bepaald:

  • Doel

    • Het doel van de maatschap is burgerlijk van aard, en behelst hetgeen volgt: in een familiale sfeer waarin wordt gestreefd naar samenwerking, continuïteit en het verstevigen van de familiale banden, het familiaal vermogen in stand te houden en te vergroten. In dit kader wordt gestreefd naar een continuïteit in de samenwerking tussen de vennoten. In dit kader zal de vennootschap het familiaal vermogen beheren als een goede huisvader. Aldus kan worden belegd in alle soorten roerend en onroerend vermogen, zowel in het binnenland als in het buitenland. Opbrengsten, hetzij in de vorm van periodieke inkomsten, hetzij ingevolge behaalde meerwaarden, volgen datzelfde doel en dienen conform hiermee belegd te worden. Te dien einde mag ook worden belegd in aandelen van een vennootschap met een industriële, handels- of andere activiteit. Eveneens kan worden belegd in een levensverzekering.
    • Met betrekking tot de ingebrachte en nog in te brengen vermogensbestanddelen, en met betrekking tot de vermogensbestanddelen waarin desgevallend zal worden herbelegd, mogen geen handelingen worden gesteld die de burgerlijke activiteit in het gedrang zullen brengen of zouden kunnen brengen. Meer bepaald zal de Maatschap als dusdanig zich onthouden van enige industriële, handels- of andere commerciële activiteit.
    • De Maatschap kan alle handelingen stellen die op welke wijze ook kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel, met uitdrukkelijke uitsluiting evenwel van handelingen als bedoeld in de Wetten en Koninklijke Besluiten op de financiële transacties en de financiële markten en over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies.
  • Duur
    • Tot aan het overlijden van de langstlevende van X en Y.
  • Overdraagbaarheid delen onder levenden
    • Vervreemdingsverbod tenzij mits unanieme, voorafgaande en schriftelijke toestemming van alle andere vennoten.
  • Zaakvoerder
    • Statutaire aanstelling
      • X en opvolgend (in geval van overlijden of onbekwaamheid van X) Y.
    • Bevoegdheden
      • Aan de zaakvoerder wordt de meest ruime bevoegdheid gegeven met betrekking tot het bestuur en beheer van de Maatschap, de interne en externe vertegenwoordiging van de Maatschap en de beleggingsbeslissingen.
      • De zaakvoerder is exclusief, en met uitsluiting van alle andere vennoten, bevoegd om alle daden van beheer en alle daden van beschikking te stellen met betrekking tot het ingebrachte en nog in te brengen vermogen, alsook met betrekking tot de vermogensbestanddelen waarin desgevallend zal worden herbelegd, die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de maatschap, daarbij optredend voor alle vennoten.
      • De zaakvoerder is onder meer (niet limitatief) exclusief bevoegd om de volgende daden van beheer te stellen:
        • het innen van interesten, opbrengsten en vruchten, met betrekking tot het vermogen;
        • het herbeleggen van roerende waarden, bekomen hetzij op de vervaldag, hetzij tussentijds;
        • het doorstorten van niet-gereserveerde interesten, opbrengsten en vruchten aan de vennoten;
        • het beslissen om de toekenning of de betaalbaarstelling van niet-gereserveerde interesten, opbrengsten en vruchten aan de vennoten al dan niet uit te stellen;
        • de bevoegdheid om welbepaalde taken toe te vertrouwen aan een derde-lasthebber;
        • de bevoegdheid om de vennoten in rechte te vertegenwoordigen;
        • openen van een rekening bij De Post, banken of andere kredietinstellingen in naam van de maatschap.
      • De zaakvoerder is exclusief bevoegd om de volgende daden van beschikking te stellen:
        • het vervreemden of wederbeleggen van de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan alle aandelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het kopen, verkopen, verhuren of het ten bezwarende titel afstaan van het gebruik aan derden van de goederen behorende tot de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het onderschrijven van kapitaal in een vennootschap met of zonder rechtspersoonlijkheid;
        • het wederbeleggen van de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid in onroerende goederen.
      • De vennoten die niet werden benoemd als zaakvoerder kunnen geen daden van beheer, noch daden van beschikking stellen met betrekking tot de goederen die tot het vermogen van de maatschap behoren.
      • De zaakvoerder kan, met behoud van zijn verantwoordelijkheid, werkzaamheden van administratieve aard geheel of gedeeltelijk laten uitvoeren door een door hem voor die bepaalde aangelegenheden aangestelde lasthebber, en dit al dan niet tegen vergoeding.
      • Indien de zaakvoerder beslist om de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid al dan niet gedeeltelijk te wederbeleggen in onroerende goederen, dan zullen de vennoten de zaakvoerder een authentieke volmacht verlenen teneinde de zaakvoerder in de mogelijkheid te stellen deze daad van beschikking, die tot zijn exclusieve bevoegdheid behoort, te kunnen stellen. In voorkomend geval dient, zowel in de volmacht als in de aankoopakte van het onroerend goed of onroerende goederen te worden bepaald dat de zaakvoerder de middelen van de Maatschap mag aanwenden ter aankoop van een onroerend goed, in naam en voor rekening van de vennoten in dezelfde verhouding als de alsdan geldende aandelenverhouding van de Maatschap.
      • Indien de zaakvoerder beslist het vermogen van de Maatschap geheel of gedeeltelijk te investeren in een levensverzekering, zullen alle rechten, en onder andere de persoonlijke rechten verbonden aan dit contract van levensverzekering, worden uitgeoefend door de (opvolgende) zaakvoerder in het uitsluitende belang van de Maatschap en de achterliggende vennoten van de Maatschap, en dit zolang de Maatschap blijft voortduren.
        Daartoe zal de (opvolgende) zaakvoerder, bij toepassing van artikel 120, eerste lid Wet Landverzekeringsovereenkomst voorzien in het nodige bijvoegsel bij het levensverzekeringscontract.
  • Algemene vergadering
    • Gewone algemene vergadering
      • Goedkeuring jaarrekening
      • Gewone meerderheid van stemmen
      • Winstuitkering
        • Op voorstel van de zaakvoerder beslist de gewone algemene vergadering over winstuitkering of reservering
    • Buitengewone algemene vergadering
      • Wijziging Statuten, onder meer ontbinding burgerlijke maatschap, vervanging statutaire zaakvoerder, kapitaalvermindering
      • Unanieme goedkeuring van alle vennoten ook al hebben zij geen stemgerechtigde delen van de maatschap en uitdrukkelijke goedkeuring van de zaakvoerders die geen vennoot zijn
  • Uittreding vennoten
    • Geen recht op uittreding behoudens akkoord van de statutaire zaakvoerder(s).

12. Vervolgens heeft X bij akte d.d. 9 december 2011 verleden voor Nederlandse notaris een schenking gedaan aan Y van de volle eigendom van 6.067 delen van maatschap T.

13. Een kopie van deze schenkingsakte werd voorgelegd. Deze schenking, dewelke niet ter registratie werd aangeboden, werd gedaan onder de volgende voorwaarden, modaliteiten en lasten:

  • Herroepbaarheid op basis van art. 1096 BW
  • Last tot afstand van een rente
    • Optionele rente van maximaal 4% van de waarde van de geschonken delen op datum van de schenking/waarde op het einde van elk jaar
    • Dient te worden opgevraagd door de schenker aan de maatschap. Indien de rente niet tijdig wordt opgevraagd, kan geen uitvoering meer worden gevraagd van de last voor het betrokken kalenderjaar
    • In de mate de last niet wordt gerespecteerd door de begiftigde kan de herroeping van de schenking worden gevorderd
  • Voorbehoud van stemrecht
    • De schenker oefent het stemrecht uit verbonden aan de geschonken delen.
  • Ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de begiftigde binnen de drie jaar

14. Y heeft daarna bij akte verleden voor Nederlandse notaris op 9 december 2011 de volle eigendom van de 6.067 delen van maatschap T die zij van haar echtgenoot geschonken heeft gekregen geschonken aan hun dochter.

15. Een kopie van deze schenkingsakte werd voorgelegd. Deze schenking, dewelke niet ter registratie werd aangeboden, werd gedaan onder de volgende voorwaarden, modaliteiten en lasten:

  • Precair karakter ingevolge artikel 1096 BW
  • Ontbindende voorwaarde van het overlijden van Y voor X binnen de drie jaar na de schenking
  • Last tot afstand van een rente
    • Pas vanaf het overlijden van X
    • Optionele rente van maximaal 4% van de waarde van de geschonken delen op datum van de schenking/waarde op het einde van elk jaar
    • Dient te worden opgevraagd door de schenker aan de maatschap. Indien de rente niet tijdig wordt opgevraagd, kan geen uitvoering meer worden gevraagd van de last voor het betrokken kalenderjaar
    • In de mate de last niet wordt gerespecteerd door de begiftigde kan de herroeping van de schenking worden gevorderd
  • Voorbehoud van stemrecht
    • De schenker oefent het stemrecht uit verbonden aan de geschonken delen, na het overlijden van X.
  • Ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de begiftigde
    • Zelfs indien de begiftigde bij haar overlijden vóór de schenker afstammelingen nalaat.
  • Vervreemdingsverbod
  • Uitsluitingsclausule

16. Op 9 december 2011 hebben X en Y maatschap EC opgericht.

17. X heeft hierbij in ruil voor zijn inbreng 1.168 delen verworven in volle eigendom, huwelijksvermogensrechtelijk behorend tot zijn eigen vermogen. Y heeft in ruil voor haar inbreng 1 deel verworven in volle eigendom, huwelijksvermogensrechtelijk behorend tot haar eigen vermogen.

18. Een kopie van de oprichtingsakte en de Statuten van maatschap EC werd voorgelegd.
In deze Statuten werd onder meer het volgende bepaald:

  • Doel

    • Het doel van de maatschap is burgerlijk van aard, en behelst hetgeen volgt: in een familiale sfeer waarin wordt gestreefd naar samenwerking, continuïteit en het verstevigen van de familiale banden, het familiaal vermogen in stand te houden en te vergroten. In dit kader wordt gestreefd naar een continuïteit in de samenwerking tussen de vennoten. In dit kader zal de vennootschap het familiaal vermogen beheren als een goede huisvader. Aldus kan worden belegd in alle soorten roerend en onroerend vermogen, zowel in het binnenland als in het buitenland. Opbrengsten, hetzij in de vorm van periodieke inkomsten, hetzij ingevolge behaalde meerwaarden, volgen datzelfde doel en dienen conform hiermee belegd te worden. Te dien einde mag ook worden belegd in aandelen van een vennootschap met een industriële, handels- of andere activiteit. Eveneens kan worden belegd in een levensverzekering.
    • Met betrekking tot de ingebrachte en nog in te brengen vermogensbestanddelen, en met betrekking tot de vermogensbestanddelen waarin desgevallend zal worden herbelegd, mogen geen handelingen worden gesteld die de burgerlijke activiteit in het gedrang zullen brengen of zouden kunnen brengen. Meer bepaald zal de Maatschap als dusdanig zich onthouden van enige industriële, handels- of andere commerciële activiteit.
    • De Maatschap kan alle handelingen stellen die op welke wijze ook kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel, met uitdrukkelijke uitsluiting evenwel van handelingen als bedoeld in de Wetten en Koninklijke Besluiten op de financiële transacties en de financiële markten en over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies.
  • Duur
    • Tot aan het overlijden van de langstlevende van X en Y.
  • Overdraagbaarheid delen onder levenden
    • Vervreemdingsverbod tenzij mits unanieme, voorafgaande en schriftelijke toestemming van alle andere vennoten.
  • Zaakvoerder
    • Statutaire aanstelling
      • X en opvolgend (in geval van overlijden of onbekwaamheid van X) Y.
    • Bevoegdheden
      • Aan de zaakvoerder wordt de meest ruime bevoegdheid gegeven met betrekking tot het bestuur en beheer van de Maatschap, de interne en externe vertegenwoordiging van de Maatschap en de beleggingsbeslissingen.
      • De zaakvoerder is exclusief, en met uitsluiting van alle andere vennoten, bevoegd om alle daden van beheer en alle daden van beschikking te stellen met betrekking tot het ingebrachte en nog in te brengen vermogen, alsook met betrekking tot de vermogensbestanddelen waarin desgevallend zal worden herbelegd, die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de maatschap, daarbij optredend voor alle vennoten.
      • De zaakvoerder is onder meer (niet limitatief) exclusief bevoegd om de volgende daden van beheer te stellen:
        • het innen van interesten, opbrengsten en vruchten, met betrekking tot het vermogen;
        • het herbeleggen van roerende waarden, bekomen hetzij op de vervaldag, hetzij tussentijds;
        • het doorstorten van niet-gereserveerde interesten, opbrengsten en vruchten aan de vennoten;
        • het beslissen om de toekenning of de betaalbaarstelling van niet-gereserveerde interesten, opbrengsten en vruchten aan de vennoten al dan niet uit te stellen;
        • de bevoegdheid om welbepaalde taken toe te vertrouwen aan een derde-lasthebber;
        • de bevoegdheid om de vennoten in rechte te vertegenwoordigen;
        • openen van een rekening bij De Post, banken of andere kredietinstellingen in naam van de maatschap.
      • De zaakvoerder is exclusief bevoegd om de volgende daden van beschikking te stellen:
        • het vervreemden of wederbeleggen van de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan alle aandelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het kopen, verkopen, verhuren of het ten bezwarende titel afstaan van het gebruik aan derden van de goederen behorende tot de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het onderschrijven van kapitaal in een vennootschap met of zonder rechtspersoonlijkheid;
        • het wederbeleggen van de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid in onroerende goederen.
      • De vennoten die niet werden benoemd als zaakvoerder kunnen geen daden van beheer, noch daden van beschikking stellen met betrekking tot de goederen die tot het vermogen van de Maatschap behoren.
      • De zaakvoerder kan, met behoud van zijn verantwoordelijkheid, werkzaamheden van administratieve aard geheel of gedeeltelijk laten uitvoeren door een door hem voor die bepaalde aangelegenheden aangestelde lasthebber, en dit al dan niet tegen vergoeding.
      • Indien de zaakvoerder beslist om de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid al dan niet gedeeltelijk te wederbeleggen in onroerende goederen, dan zullen de vennoten de zaakvoerder een authentieke volmacht verlenen teneinde de zaakvoerder in de mogelijkheid te stellen deze daad van beschikking, die tot zijn exclusieve bevoegdheid behoort, te kunnen stellen. In voorkomend geval dient, zowel in de volmacht als in de aankoopakte van het onroerend goed of onroerende goederen te worden bepaald dat de zaakvoerder de middelen van de Maatschap mag aanwenden ter aankoop van een onroerend goed, in naam en voor rekening van de vennoten in dezelfde verhouding als de alsdan geldende aandelenverhouding van de Maatschap.
      • Indien de zaakvoerder beslist het vermogen van de Maatschap geheel of gedeeltelijk te investeren in een levensverzekering, zullen alle rechten, en onder andere de persoonlijke rechten verbonden aan dit contract van levensverzekering, worden uitgeoefend door de (opvolgende) zaakvoerder in het uitsluitende belang van de Maatschap en de achterliggende vennoten van de Maatschap, en dit zolang de Maatschap blijft voortduren.
        Daartoe zal de (opvolgende) zaakvoerder, bij toepassing van artikel 120, eerste lid Wet Landverzekeringsovereenkomst voorzien in het nodige bijvoegsel bij het levensverzekeringscontract.
  • Algemene vergadering
    • Gewone algemene vergadering
      • Goedkeuring jaarrekening
      • Gewone meerderheid van stemmen
      • Winstuitkering
        • Op voorstel van de zaakvoerder beslist de gewone algemene vergadering over winstuitkering of reservering
    • Buitengewone algemene vergadering
      • Wijziging Statuten, onder meer ontbinding burgerlijke maatschap, vervanging statutaire zaakvoerder, kapitaalvermindering
      • Unanieme goedkeuring van alle vennoten ook al hebben zij geen stemgerechtigde delen van de maatschap en uitdrukkelijke goedkeuring van de zaakvoerders die geen vennoot zijn
  • Uittreding vennoten
    • Geen recht op uittreding behoudens akkoord van de statutaire zaakvoerder(s).

19. Vervolgens heeft X bij akte d.d. 9 december 2011 verleden voor Nederlandse notaris een schenking gedaan aan Y van de volle eigendom van 1.167 delen van maatschap EC.

20. Een kopie van deze schenkingsakte werd voorgelegd. Deze schenking, dewelke niet ter registratie werd aangeboden, werd gedaan onder de volgende voorwaarden, modaliteiten en lasten:

  • Herroepbaarheid op basis van art. 1096 BW
    • Last tot afstand van een rente
    o Zodra de opschortende voorwaarde (zie hierna) is vervuld
    o Optionele rente van maximaal 4% van de waarde van de geschonken delen op datum van de schenking/waarde op het einde van elk jaar
    o Dient te worden opgevraagd door de schenker aan de maatschap. Indien de rente niet tijdig wordt opgevraagd, kan geen uitvoering meer worden gevraagd van de last voor het betrokken kalenderjaar
    o In de mate de last niet wordt gerespecteerd door de begiftigde kan de herroeping van de schenking worden gevorderd
    • Voorbehoud van stemrecht
    o De schenker oefent het stemrecht uit verbonden aan de geschonken delen.
    • Ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de begiftigde binnen de drie jaar
    • Opschortende voorwaarde van het in leven zijn van X op datum van uitkering van het kapitaal van de verzekeringspolis waarvan de tegenwaarde in de burgerlijke maatschap werd ingebracht.

21. Y heeft daarna bij akte verleden voor Nederlandse notaris op 9 december 2011 de volle eigendom van de 1.167 delen van maatschap EC die zij van haar echtgenoot geschonken heeft gekregen geschonken aan hun dochter.

22. Een kopie van deze schenkingsakte werd voorgelegd. Deze schenking, dewelke niet ter registratie werd aangeboden, werd gedaan onder de volgende voorwaarden, modaliteiten en lasten:
• Precair karakter ingevolge artikel 1096 BW
• Ontbindende voorwaarde van het overlijden van Y voor X binnen de drie jaar na de schenking
• Opschortende voorwaarde van het in leven zijn van X op datum van uitkering van het kapitaal van de verzekeringspolis waarvan de tegenwaarde in de burgerlijke maatschap werd ingebracht
• Last tot afstand van een rente

o Pas vanaf het overlijden van X
o Optionele rente van maximaal 4% van de waarde van de geschonken delen op datum van de schenking/waarde op het einde van elk jaar
o Dient te worden opgevraagd door de schenker aan de maatschap. Indien de rente niet tijdig wordt opgevraagd, kan geen uitvoering meer worden gevraagd van de last voor het betrokken kalenderjaar
o In de mate de last niet wordt gerespecteerd door de begiftigde kan de herroeping van de schenking worden gevorderd• Voorbehoud van stemrecht
o De schenker oefent het stemrecht uit verbonden aan de geschonken delen, na het overlijden van X.

• Ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de begiftigde
o Zelfs indien de begiftigde bij haar overlijden vóór de schenker afstammelingen nalaat.
• Vervreemdingsverbod
• Uitsluitingsclausule

23. Tevens werd een kopie van de jaarstukken van de burgerlijke maatschappen bezorgd voor alle jaren sinds de oprichting tot en met 2016.

II.C. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

A. Ten eerste wenst X de schenkingen aan zijn echtgenote te herroepen (cf. infra).
Immers doordat Y hetgeen zij geschonken heeft aan haar dochter zelf geschonken heeft gekregen van haar echtgenoot en laatstgenoemde schenkingen als schenking tussen echtgenoten op basis van artikel 1096 BW strikt genomen te allen tijde herroepelijk zijn door X, zou kunnen geargumenteerd worden dat hierdoor ook de schenkingen aan de dochter onrechtstreeks herroepen zouden kunnen worden door X. Dit is niet de bedoeling. Verzoekers wensen een definitieve onherroepelijke schenking aan de dochter en wensen alle mogelijke discussies inzake het eventuele herroepelijk karakter te vermijden.

B. De aanvragers wensen ten tweede zowel maatschap T als maatschap EC te ontbinden en één nieuwe maatschap T E C op te richten waarbij tegoeden die in de plaats zijn gekomen van de delen van de ontbonden maatschap T zullen worden ingebracht en waarbij de controle van de ouders-schenkers beperkt blijft (cf. infra).

C. De aanvragers wensen ten derde een nieuwe schenkingsakte te laten verlijden voor Belgische notaris waarbij X een schenking zal doen aan zijn dochter van delen van de nieuw opgerichte maatschap T E C onder de hierna weergegeven voorwaarden, lasten en modaliteiten en waarbij op die geschonken delen aldus 3% schenkbelasting zal worden betaald.

A. Herroeping

24. Vooreerst zal X de schenkingen d.d. 9 december 2011 aan zijn echtgenote van 6.067 delen van maatschap T en van 1.167 delen van maatschap EC herroepen.

25. De herroepen delen van maatschap T en van maatschap EC keren terug naar het vermogen van X. De schenkingen d.d. 9 december 2011 van de voormelde delen van de voormelde burgerlijke maatschappen door Y aan de dochter komen ingevolge deze herroeping immers ook te vervallen.

26. Deze herroeping door X (en mededeling door Y van de herroeping aan de dochter) zou gebeuren via onderhandse documenten (welke bijgevoegd worden). Op de herroeping zal volgens aanvrager geen schenk- of erfbelasting verschuldigd zijn ongeacht het tijdstip van overlijden van (één van) de ouders of de dochter. Evenmin op de herroepen schenkingen.

B. Ontbinding burgerlijke maatschappen en oprichting nieuwe burgerlijke maatschap

B.1

27. De aanvragers willen vervolgens overgaan tot ontbinding van de burgerlijke maatschappen, waarbij de activa en passiva van de burgerlijke maatschappen zullen toekomen aan haar deelgenoten, na herroeping zoals voorzien in A, en aldus aan X en Y, meer bepaald:
Voor wat betreft maatschap T:

  • Voor 6.068/6.125sten aan X
  • Voor 57/6.125sten aan Y
    Voor wat betreft maatschap EC:
  • Voor 1.167/1.168sten aan X
  • Voor 1/1.168sten aan Y[1]

28. De deelgenoten van de maatschappen zullen zelf kunnen kiezen op welke manier en met welke tegoeden hun pro rata aandeel in het liquidatiesaldo zal worden ingevuld.

29. De ontbinding van de burgerlijke maatschappen zou gebeuren bij onderhands besluit van de buitengewone algemene vergadering van de betreffende maatschappen (waarvan een ontwerp wordt voorgelegd).
B.2

30. Na de transacties vermeld onder A en B1 zullen X (voor 6.068/6.125sten) en Y (voor 57/6.125sten) de volgende vermogensbestanddelen aanhouden, huwelijksvermogensrechtelijk behorend tot hun eigen vermogen:

  • 400 aandelen van de BVBA H
  • Een beleggingsportefeuille;
  • Kunstwerken.

31. X en Y wensen voornoemde vermogensbestanddelen in te brengen in een nieuw op te richten maatschap T E C.

32. De ontwerpstatuten van de burgerlijke maatschap worden voorgelegd. In deze statuten zou onder meer het volgende worden bepaald:

  • Doel
    Het doel van de Maatschap is burgerlijk van aard, en behelst wat volgt: in een familiale sfeer waarin wordt gestreefd naar samenwerking, continuïteit en het verstevigen van de familiale banden, het familiale vermogen in stand te houden en te vergroten. In dit kader wordt ernaar gestreefd een continuïteit in de samenwerking tussen de vennoten te bereiken. In dit kader zal de Maatschap het familiale vermogen beheren als een goed huisvader. Aldus kan worden belegd in alle soorten roerend en onroerend vermogen, zowel in het binnenland als in het buitenland. Opbrengsten, hetzij in de vorm van periodieke inkomsten, hetzij als gevolg van behaalde meerwaarden, volgen datzelfde doel en dienen conform hiermee belegd te worden. Te dien einde mag ook worden belegd in delen van een vennootschap met een industriële, handels- of andere activiteit. Eveneens kan worden belegd in een levensverzekering.
    Met betrekking tot de ingebrachte en nog in te brengen vermogensbestanddelen, alsook met betrekking tot al wat in de plaats komt van deze vermogensbestanddelen door belegging, wederbelegging of zaakvervanging, alsook met betrekking tot alle toekomstige interesten, vruchten en opbrengsten, hoe ook genoemd, van deze vermogensbestanddelen en/of van wat daarvoor in de plaats is gekomen, mogen geen handelingen worden gesteld die de burgerlijke activiteit in het gedrang zullen brengen of zouden kunnen brengen. Meer bepaald zal de Maatschap als dusdanig zich onthouden van enige industriële, handels- of andere commerciële activiteit.
    De Maatschap kan alle handelingen stellen die op welke wijze ook kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van haar maatschappelijke doel, met uitdrukkelijke uitsluiting evenwel van handelingen als bedoeld in de wetten en de Koninklijke besluiten op de financiële transacties en de financiële markten en over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies.
    Voormelde doelstellingen zijn zo essentieel dat ze niet kunnen worden gewijzigd dan op de wijze zoals voorzien in artikel 12 van de Statuten.
  • Duur
    • Tot aan het overlijden van de langstlevende van X en Y.
  • Overdraagbaarheid delen onder levenden
    • Vervreemdingsverbod tenzij bij beslissing van de buitengewone algemene vergadering.
  • Zaakvoerder
    • Statutaire aanstelling:
      • X
      • In de mate hij komt te overlijden of hij niet in staat is om zijn functie als zaakvoerder uit te oefenen (bv. omdat hij onder een rechterlijke beschermingsmaatregel is geplaatst), wordt Y de opvolgende zaakvoerder.
    • Bevoegdheden:
      De zaakvoerder is, met uitsluiting van de deelgenoten van de Maatschap, gerechtigd om alle daden van beheer te stellen en ter zake alle mogelijke beslissingen te nemen en vertegenwoordigingshandelingen te stellen met betrekking tot het in de Maatschap ingebrachte en nog in te brengen vermogen, alsook met betrekking tot de vermogensbestanddelen die in de plaats komen van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen door belegging, wederbelegging of zaakvervanging, alsook met betrekking tot alle toekomstige interesten, vruchten en opbrengsten, hoe ook genoemd, van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen en/of wat daarvoor in de plaats is gekomen, die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de Maatschap, hierbij optredend in naam en voor rekening van alle deelgenoten van de Maatschap.
      Onder daden van beheer dient concreet onder meer te worden begrepen het nemen van beslissingen en het stellen van vertegenwoordigingshandelingen ter zake:
  • Het beleggen en herbeleggen van de door de Maatschap op rekening of in het kader van een beleggingsportefeuille aangehouden activa (dewelke hierbij uitdrukkelijk als een feitelijke algemeenheid worden aangemerkt) en het voeren van alle communicatie ter zake met de bank of vermogensbeheerder. Hieronder wordt uitdrukkelijk niet begrepen het nemen van beslissingen aangaande het overbrengen van deze activa naar een andere bank of vermogensbeheerder en het nemen van beslissingen aangaande het beleggingsprofiel, inclusief het aanbrengen van wijzigingen aan dit beleggingsprofiel;
  • Het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan de aandelen die door de Maatschap worden aangehouden, althans indien het gaat om gewone algemene vergaderingen van de vennootschap waarvan de Maatschap de aandelen aanhoudt. Hieronder wordt dus uitdrukkelijk niet begrepen het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan de aandelen die door de Maatschap worden aangehouden indien het gaat om buitengewone en bijzondere algemene vergaderingen van de vennootschap waarvan de Maatschap de aandelen aanhoudt;
  • Het innen van interesten, opbrengsten en vruchten met betrekking tot het door de Maatschap aangehouden vermogen;
  • Het doorstorten van activa van de Maatschap, wanneer er overeenkomstig artikel 11 of 12 van de Statuten tot uitkering werd beslist;
  • Het vervullen van alle louter administratieve verplichtingen die gepaard gaan met de Maatschap en het door de Maatschap aangehouden vermogen;
  • Het doen van een overschrijving uit een rekening/beleggingsportefeuille aangehouden door de Maatschap naar de rekening van de zaakvoerder indien dit kadert binnen een rentelast verbonden aan de schenking van de delen van de Maatschap en waarbij het bedrag van de overschrijving op jaarbasis in totaliteit niet meer mag bedragen dan de effectieve opname van de in de schenkingsakte voorziene rentelast.
    De zaakvoerder is daarentegen niet gerechtigd om beslissingen te nemen inzake daden van beschikking, waaronder onder meer dient te worden begrepen het stellen van rechtshandelingen waardoor de activa aangehouden door de Maatschap verdwijnen en/of de bestemming ervan wordt gewijzigd, zoals het bezwaren, verkopen of ruilen van de activa aangehouden door de Maatschap (behalve indien dit beleggen en/of herbeleggen betreft binnen het kader van het hoger voormelde beheer van een rekening of beleggingsportefeuille als feitelijke algemeenheid). Voor het nemen van beslissingen hieromtrent, dient de buitengewone algemene vergadering van de Maatschap te beslissen, en dit op de wijze als voorzien in artikel 12 van de Statuten.
    De zaakvoerder is evenwel wel gerechtigd om alleen vertegenwoordigingshandelingen te stellen tot uitvoering van een aldus door de buitengewone algemene vergadering genomen beslissing inzake een daad van beschikking.
  • Algemene vergadering

    • Gewone algemene vergadering

      • Goedkeuring jaarrekening/ winstbestemming/ kwijting aan zaakvoerder
      • Unanimiteit van stemmen
    • Buitengewone algemene vergadering
      • Alle andere beslissingen die niet aan de zaakvoerder of de gewone AV is toegewezen, o.a. wijziging Statuten, zoals ontbinding burgerlijke maatschap, vervanging statutaire zaakvoerder, kapitaalvermindering
      • Unanimiteit van stemmen
  • Ontbinding maatschap
    • Bij bereiken van de duur
  • Uittreding vennoten
    • Geen recht op uittreding behoudens akkoord van de buitengewone algemene vergadering

C. Akte schenking

33. Vervolgens zou X zijn delen minus één van maatschap T E C in volle eigendom aan zijn dochter schenken. Deze schenking zou worden gedaan voor Belgische notaris, waarbij er 3% schenkbelasting zou worden betaald op de waarde van de geschonken delen op het ogenblik van deze akte. De statuten van de burgerlijke maatschap zullen mee ter registratie worden aangeboden.

34. Het ontwerp van deze schenkingsakte wordt voorgelegd. De schenking zou worden gedaan onder de volgende voorwaarden, modaliteiten en lasten:

  • Last tot afstand van een rente

    • Optionele rente van maximaal 2% van de waarde van de geschonken delen op datum van de schenking
    • Dient te worden opgevraagd door de schenker aan de begiftigde. Indien de rente niet tijdig wordt opgevraagd, kan geen uitvoering meer worden gevraagd van de last voor het betrokken kalenderjaar
    • De schenker verbindt zich ertoe om het nodige te doen om, indien de begiftigde dit wenst, deze last te voldoen vanuit het door de burgerlijke maatschap aangehouden vermogen
    • Bij overlijden van de schenker komt de last te vervallen
    • Het opvragen van de last kan er niet toe leiden dat er meer dan 50% van de waarde van de geschonken delen kan worden opgevraagd bij de begiftigde
    • In de mate de last niet wordt gerespecteerd door de begiftigde kan de herroeping van de schenking worden gevorderd
  • Optionele ontbindende voorwaarde van vooroverlijden
    • De schenker heeft de keuze of hij de bedongen terugkeer ingeval van vooroverlijden van de begiftigde al dan niet zal inroepen
    • Zelfs indien de begiftigde bij haar overlijden vóór de schenker afstammelingen nalaat.
  • Vervreemdingsverbod
    • De begiftigde mag de geschonken delen niet vervreemden tijdens het leven van de schenker, behoudens diens voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming.
  • Uitsluitingsclausule
    • De begiftigde mag al hetgeen aan haar toekomt via de schenking tijdens het leven van de schenker niet inbrengen in een huwgemeenschap/geregistreerd partnerschap, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de schenker.
  • Niet-uitvoering lasten verbonden aan de schenking
    • De schenking kan worden herroepen als de begiftigde de lasten niet respecteert.
  • Zaakvervangingsclausule
  • Schenking gedaan als voorschot op erfdeel

35. Y die in de schenking tussenkomt verklaart dat de schenking geen afbreuk doet aan de belangen van het gezin, doch stemt niet in met de schenking in de zin van artikel 858bis BW.

III. Motivering van de aanvraag

VRAAG 1: IS ART. 2.7.1.0.7 VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?

Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.7 VCF

36. Art. 2.7.1.0.7 VCF viseert (onder meer) gesplitste inschrijvingen in vruchtgebruik – blote eigendom. De schenkingen van X aan Y en deze van Y aan de dochter werden gedaan in volle eigendom onder last tot afstand van een rente en niet met voorbehoud van vruchtgebruik in hoofde van de schenker.

37. Er kan bijgevolg geen sprake zijn van een gesplitste inschrijving in vruchtgebruik – blote eigendom van de geschonken goederen, waardoor art. 2.7.1.0.7 VCF op zich genomen niet van toepassing is.

In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF

38. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF lijkt aanvrager art. 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing te zijn.

39. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst.

40. In zijn arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat om de doelstellingen van een fiscale bepaling te achterhalen rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan het misbruik wordt aangevoerd. Het Grondwettelijk Hof oordeelt in zijn arrest d.d. 30 oktober 2013 ook dat er rekening moet worden gehouden met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan. Ook de Minister van Financiën heeft in het kader van de gesplitste aankoop gemeld dat de algemene antimisbruikbepaling niet meer speelt als er een specifieke antimisbruikbepaling van toepassing is: “Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is op zich reeds een antimisbruikbepaling wat ertoe geleid heeft dat de gesplitste aankoop niet meer opgenomen is in de lijst van verrichtingen waarop de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn[2].” De doelstelling van art. 2.7.1.0.7 VCF bestaat erin te vermijden dat erfbelasting zou worden ontweken door de blote eigendom rechtstreeks te doen inschrijven op naam van diegene die men bij zijn overlijden wil begiftigen. De zogenaamde “bedekte bevoordeling” wordt geviseerd, met name wanneer er sprake is van bedrog door de bevoordeling niet openlijk te kennen te geven.
Dit blijkt duidelijk uit de wettekst: “tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is”. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf[3], hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.7 VCF.

41. Enkel wanneer de tekstuele interpretatie geen heil brengt moet gezocht worden naar de bedoeling van de wetgever. Deze bedoeling moet gezocht worden in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten[4]. Ook uit de Memorie van Toelichting van 1919 blijkt dat de doelstelling erin bestaat “bedekte bevoordelingen” te viseren: “…, zijn bepalingen tot voorkoming van bedrog[5]. Zij hebben de strekking te beletten dat de overledene bij zijn leven niet over zijne goederen beschikke ten voordeele van personen, wien hij wenscht zijne nalatenschap over te maken en zulks vrij van alle belasting of door betaling van een registratierecht minder dan het erfenisrecht dat normaal opvorderbaar zou wezen”. Ook met het voorbeeld dat gegeven wordt in de Memorie van Toelichting komt diezelfde doelstelling naar voren: “Een vader belegt geld, in zijnen naam voor het vruchtgebruik en in naam van zijn kind voor den blooten eigendom, hetzij in inschrijvingen op naam, hetzij in hypothecaire of andere schuldvorderingen, hetzij in onroerend goed aankoopen. Het geld wordt door den vader verschaft; en bij diens dood wordt het kind volle eigenaar zonder een centiem belasting te betalen[6]. Uit dit voorbeeld volgt duidelijk dat de bedekking/het bedrog in de gesplitste inschrijving zelf dient te zitten. Dit wordt reeds sinds jaar en dag aangenomen, zie bijvoorbeeld M. Donnay: “Ainsi, l’article 9 n’est pas applicable si l’acquisition par le défunt pour l’usufruit et par son héritier pour la nue-propriété procède d’une donation ou d’une succession… Dans ces cas, il n’y a pas de fraude (sous la forme d’une libéralité déguisée), puisque l’opération elle-même se présente sous le caractère de libéralité.[7]” en “Artikel 9 mag niet toegepast worden indien er bewezen wordt dat de effecten of fondsen die ingeschreven of gedeponeerd werden op naam van de overledene voor het vruchtgebruik en op naam van zijn erfgenaam voor de blote eigendom, hun in die verhouding toebehoorden daar zij het voorwerp hadden uitgemaakt van een vroegere schenking door de overledene aan zijn erfgenaam onder voorbehoud van vruchtgebruik, hetzij bij geregistreerde akte, hetzij bij niet-geregistreerde akte. Doch het spreekt vanzelf dat, in deze laatste onderstelling, het successierecht bij toepassing van artikel 7 van het wetboek op de geschonken goederen verschuldigd is, indien de schenking plaatsgreep binnen de 3 jaren voor het overlijden[8]”.

42. In casu is er geen sprake van een gesplitste inschrijving in vruchtgebruik – blote eigendom, laat staan van een bedekte bevoordeling in het kader van een gesplitste inschrijving. Er werd dus helemaal niet in strijd met (de doelstelling van) art. 2.7.1.0.7 VCF gehandeld.

43. Wel werd er voorzien in een last tot afstand van een rente, maar deze rente is geenszins gelijk te stellen met een vruchtgebruik. Door deze rente beschikt de schenker slechts over een persoonlijk vorderingsrecht op de begiftigde teneinde de rente ieder jaar op te vragen indien hij/zij dit wenst, en niet over een zakenrechtelijk recht van vruchtgebruik op de geschonken vermogensbestanddelen.

44. Verder voldoet de voorziene rente volledig aan de vereiste die werd gesteld in de Voorafgaande Beslissing nr. 16046 d.d. 14 november 2016. Er is immers voldaan aan de vereiste dat de rente vast moet zijn en niet zo mag geformuleerd worden dat het gelijkstaat met een vruchtgebruik. In casu staat de rente vast. Deze bedraagt elk jaar maximaal 4% en is derhalve onafhankelijk van de vruchten die het geschonken vermogen heeft opgebracht in het betrokken kalenderjaar.

45. Ook het feit dat de schenking van de delen van de maatschappen “T” en “EC” is gebeurd met voorbehoud van (opvolgend) stemrecht in hoofde van de schenker, doet geen afbreuk aan het feit dat er geen schenking werd gedaan met een voorbehoud van vruchtgebruik. Over het stemrecht beschikken van delen van de maatschappen “T” en “EC” is immers geenszins gelijk te stellen met een zakenrechtelijk recht van vruchtgebruik op deze delen.

46. Aangezien er geen sprake is van een gesplitste inschrijving vruchtgebruik – blote eigendom, werd er geen rechtshandeling gesteld in strijd met (de doelstelling van) art. 2.7.1.0.7 VCF. De schenkingen vallen derhalve niet onder het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.7 VCF, ook niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.

Rechtszekerheidsbeginsel

47. Zelfs in de mate dat zou worden geoordeeld dat (sommige van) de schenkingen, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, onder het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.7 VCF valt, dan is nog geen erfbelasting verschuldigd aangezien de voorafgaande schenking voor buitenlandse notaris wel nog als tegenbewijs van de bedekte bevoordeling kan dienen aangezien deze schenkingen werden gedaan vóór 1 juni 2016.
Het Standpunt nr. 15004 d.d. 3 oktober 2016, dat vermeldt dat art. 2.7.1.0.7 VCF eveneens van toepassing is op gesplitste inschrijvingen van effecten of geldbeleggingen en dat het tegenbewijs tegen het vermoeden van bevoordeling slechts kan worden geleverd op dezelfde wijze als bij een gesplitste aankoop en dus niet met een voorafgaande schenking waarop geen schenkbelasting werd betaald, is immers pas toepasbaar voor inschrijvingen vanaf 1 juni 2016. Het rechtszekerheidsbeginsel en daarbij in het bijzonder het beginsel van niet-retroactiviteit van administratieve beslissingen, dat ligt vervat in de Grondwet en minstens als algemeen rechtsbeginsel doorwerkt in het fiscaal recht, verzet zich immers tegen de retroactieve toepassing van nieuwe standpunten van de fiscale administratie.

Toepassing art. 2.7.1.0.7 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen

48. Door het stellen van de voorgenomen verrichtingen dienen zowel de schenker als de begiftigde hun goedkeuring te geven met betrekking tot de beslissingen die door de gewone en door de buitengewone algemene vergadering van de nieuwe maatschap T E C dienen te worden genomen. Het geheel zal vervolgens ter registratie worden aangeboden en er zal 3% schenkbelasting worden betaald op de geschonken delen van maatschap T E C.

49. Mocht er al een probleem zijn met de gestelde verrichtingen in het kader van artikel 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, dan is dit alleszins niet meer het geval ingevolge de voorgestelde verrichtingen.

50. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er na het stellen van de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van X terzake de delen van maatschap T E C dan wel op hetgeen hiervoor nog in de plaats zou komen, alsook op de interesten, vruchten en de meerwaarden van het geschonkene of van hetgeen ervoor nog in de plaats zal komen, noch op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling?

VRAAG 2: IS ART. 2.7.1.0.9 VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?
Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.9 VCF

51. Art. 2.7.1.0.9 VCF viseert (onder meer) goederen die door de erflater onder bezwarende titel werden afgestaan, onder voorbehoud van een levenslang recht, waarbij een bedekte bevoordeling voorligt.

Geen toepassing mogelijk als rechtshandeling openlijk als een schenking wordt gekwalificeerd

52. De schenkingen van X aan Y en deze van Y aan de dochter zijn niet bedekt, maar worden openlijk als een schenking gekwalificeerd. Art. 2.7.1.0.9 VCF kan dus niet van toepassing zijn.

53. Dit artikel viseert immers enkel rechtshandelingen ten kosteloze titel die bewust verkeerd worden gekwalificeerd als rechtshandelingen ten bezwarende titel, en niet rechtshandelingen ten bezwarende titel die onbewust “verkeerd” worden gekwalificeerd als rechtshandelingen ten kosteloze titel.

54. Zie hierover uitdrukkelijk in M. Donnay: “L’article 11 est de même hors cause en cas de donation par le défunt avec réserve d’usufruit ou à charge de lui payer une rente. Dans ces cas, il n’y a pas de fraude (sous la forme d’une libéralité déguisée), puisque l’opération elle-même se présente sous le caractère de libéralité.[9]

Geen overeenkomst ten bezwarende titel

55. In de mate toch zou worden geoordeeld dat art. 2.7.1.0.9 VCF van toepassing kan zijn als de rechtshandeling openlijk wordt gekwalificeerd als een schenking dient te worden gesteld dat de vermogensoverdracht van X aan Y en van Y aan de dochter niet onder bezwarende titel is gebeurd.
56. Een overeenkomst ten bezwarende titel houdt immers in dat er een wederkerige overeenkomst is die voor beide partijen een pecuniair voordeel oplevert[10]. Levert zij voor één van de partijen geen dergelijk voordeel op, dan is zij om niet. Wanneer een vermogensbestanddeel derhalve zonder gelijkwaardig geachte economische tegenprestaties van een vermogen naar een ander gaat, ligt er een overeenkomst om niet voor.
57. Teneinde een overeenkomst te kwalificeren moet worden gekeken naar de bedoeling van de partijen[11]. Er dient immers te worden bekeken of de prestaties subjectief gelijkwaardig zijn, of niet. De schenkingsovereenkomsten waren duidelijk bedoeld om ten kosteloze titel te geschieden.

58. X heeft immers delen van de respectievelijke maatschappen aan Y geschonken en Y heeft deze aan de dochter geschonken, zonder dat de respectievelijke begiftigde hiervoor bij de verkrijging van deze goederen een gelijkwaardige tegenprestatie diende te leveren ten voordele van de schenker. Enkel de begiftigde bekomt een economisch voordeel door de schenkingen. Zij hebben zich verrijkt, terwijl de schenker zich heeft verarmd. Daarnaast blijkt ook uit een aantal modaliteiten dat de akte ten titel van schenking en dus ten kosteloze titel is gesteld. Er wordt bijvoorbeeld verwezen naar de artikelen uit het Burgerlijk Wetboek omtrent de herroeping van een schenking indien de last uit de schenking niet wordt nageleefd door de begiftigden.

59. Dat de schenkingen werden gedaan onder de last om jaarlijks een rente van 4%[12] (van het geschonken vermogen af te staan aan de schenker, doet geen afbreuk aan het kosteloze karakter van de schenking. De jaarlijkse rente is immers een last verbonden aan de schenking, maar er werd bepaald dat de last kan worden voldaan met het in de burgerlijke maatschap aangehouden vermogen, nl. met het geschonken vermogen. De begiftigde dient dus nooit haar eigen vermogen aan te spreken om de last te voldoen. De begiftigde zal zich dus in geen enkel geval verarmen door het aanvaarden van de schenkingen.

60. Er ligt duidelijk geen contract ten bezwarende titel voor, zelfs geen kanscontract. Een kanscontract houdt immers in dat de partijen niet weten of zij voordeel of nadeel uit de rechtshandeling zullen halen. In casu zullen de respectievelijke begiftigden nooit nadeel halen uit de geschetste rechtshandelingen. De begiftigden hebben derhalve niets te verliezen bij het aangaan van de overeenkomst, alleen maar te winnen. Voor de schenker geldt het omgekeerde.

61. Aangezien de voormelde schenkingen nooit als een overeenkomst ten bezwarende titel kunnen kwalificeren, kan art. 2.7.1.0.9 VCF niet worden toegepast (als men al van oordeel zou zijn dat art. 2.7.1.0.9 VCF überhaupt van toepassing kan zijn als de rechtshandeling openlijk als een schenking wordt gekwalificeerd).

In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF

62. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF kan art. 2.7.1.0.9 VCF niet van toepassing zijn.

63. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord.
64. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf[13], hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.9 VCF.

65. Enkel wanneer de tekstuele interpretatie geen heil brengt moet gezocht worden naar de bedoeling van de wetgever. Deze bedoeling moet gezocht worden in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten[14].

66. In zijn arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat om de doelstelling van een fiscale bepaling te achterhalen rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan zij het misbruik aanvoert.

67. De doelstelling van art. 2.7.1.0.9 VCF bestaat erin de overeenkomst die in het vooruitzicht van het overlijden van de schenker onder het mom van een vervreemding ten bezwarende titel werd gedaan maar eigenlijk een schenking is, te belasten in de erfbelasting.
Ook met het voorbeeld dat gegeven wordt in de Memorie van Toelichting komt diezelfde doelstelling naar voren: “Eindelijk, ziet men vaak personen, in het vooruitzicht van hun overlijden, aan hunne wettige of aangestelde erfgenamen alle hunne goederen of een deel daarvan mits eene lijfrente afstaan. De akte wordt geboekt tegen het voor verkoopen bepaalde recht en de schatkist blijft verstoken van het verschil tusschen dit recht en het erfenisrecht”[15].

68. In casu werd de begiftiging naar de erfgenamen helemaal niet verborgen gehouden, integendeel. Er werd duidelijk vermeld dat de overeenkomsten als een schenking zijn bedoeld. Er is dus helemaal geen sprake van bedrog. Art. 2.7.1.0.9 VCF is dan ook niet van toepassing op de voormelde schenkingen (in voorkomend geval zoals gewijzigd in 2014), ook niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.

Rechtszekerheidsbeginsel

69. Maar zelfs in de mate dat zou worden geoordeeld dat een schenking waarin, in functie van de leeftijd van de schenker en de (waarde van de) geschonken goederen, een (te) hoge rente werd voorzien voor de schenker waardoor de begiftigden eventueel op termijn weinig tot niets van de schenking zouden overhouden, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF onder het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.9 VCF valt, dan verzet het rechtszekerheidsbeginsel zich tegen de toepassing ervan op schenkingsakten die in het verleden werden gesteld. Het rechtszekerheidsbeginsel en daarbij in het bijzonder het beginsel van niet-retroactiviteit van administratieve beslissingen, dat ligt vervat in de Grondwet en minstens als algemeen rechtsbeginsel doorwerkt in het fiscaal recht, verzet zich immers tegen de retroactieve toepassing van nieuwe standpunten van de fiscale administratie.

70. Een schenking met een last tot afstand van een rente werd in het verleden nooit in vraag gesteld in het licht van art. 2.7.1.0.9 VCF. Indien de schenkingsakte voor Nederlandse notaris werd verleden of via bankgift is verlopen, werd er in het verleden nooit erfbelasting gevestigd op grond van art. 2.7.1.0.9 VCF bij het overlijden van de schenker. Indien de schenkingsakte voor Belgische notaris werd verleden, werd er steeds schenkbelasting geheven en werd nooit geoordeeld dat slechts het algemeen vast recht was verschuldigd (in de hypothese dat het roerende goederen betrof) aangezien het om een overeenkomst ten bezwarende titel zou gaan. Art. 2.7.1.0.9 VCF werd overigens niet ingevoerd om deze situatie te belasten. De fictiebepaling van art. 2.7.1.0.9 VCF heeft een eigen autonoom toepassingsgebied, nl. het belasten van bevoordelingen die onder het mom van een contract ten bezwarende titel verborgen werden gehouden voor de fiscale administratie.

71. Gelet op het rechtszekerheidsbeginsel en in de lijn met wat de Vlaamse Belastingdienst steeds naar voren schuift inzake standpunten die een breuk met het verleden vormen, kan het nieuwe standpunt ten vroegste vanaf publicatie van de Voorafgaande Beslissing met nummer 16046 worden toegepast, zijnde ten vroegste voor wat betreft schenkingsakten verleden vanaf 30 november 2016.

Toepassing art. 2.7.1.0.9 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen

72. Door het stellen van de voorgenomen verrichtingen en meer bepaald doordat er geen voorbehoud van stemrecht aan de nieuwe schenking wordt verbonden en doordat de last tot afstand van een rente voor zoveel als nodig nog verder uitdrukkelijk geplafonneerd wordt (in vergelijking met de actuele schenkingen) wordt, ook al was dit reeds ontegensprekelijk het geval, nogmaals verduidelijkt dat een schenking voorligt. Minstens na de voorgenomen aanpassingen kan er aldus geen twijfel meer zijn over het feit dat art. 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, niet van toepassing kan zijn.

73. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er na het stellen van de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van X terzake de delen van maatschap T E C, dan wel op hetgeen hiervoor nog in de plaats zou komen, alsook op de interesten, vruchten en de meerwaarden van het geschonkene of van hetgeen ervoor nog in de plaats zou komen, noch op grond van art. 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling, ongeacht of de rente al dan niet, deels dan wel geheel, wordt opgenomen door de schenker?

VRAAG 3: IS ART. 2.7.1.0.3, 3° VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?

Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.3, 3° VCF

74. Art. 2.7.1.0.3., 3° VCF viseert schenkingen die werden gedaan onder de opschortende voorwaarde/termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Geen schenking onder de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker

75. De voormelde schenkingen werden niet gedaan onder de opschortende voorwaarde/termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Dat een vervreemdingsverbod werd voorzien gedurende het leven van de schenker doet hieraan geen afbreuk, integendeel. Dat de geschonken goederen delen van een burgerlijke maatschap zijn, waardoor de begiftigde pas bij het overlijden van de langstlevende van X en Y over de ingebrachte vermogensbestanddelen an sich kan beschikken, doet hier evenmin afbreuk aan. Net zoals een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik kan een schenking van delen van een burgerlijke maatschap gezien worden als een last van de schenking, die de begiftigde moet aanvaarden in de mate hij de schenking aanvaardt. De geschonken goederen, nl. de delen van de burgerlijke maatschappen, zijn definitief uit het vermogen van de schenker verdwenen.

76. De schenking valt derhalve niet binnen het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF.

In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF

77. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF is art. 2.7.1.0.3,3° VCF niet van toepassing.

78. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst.

79. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf[16], hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.3,3°. VCF.

80. Enkel wanneer de tekstuele interpretatie geen heil brengt moet gezocht worden naar de bedoeling van de wetgever. Deze bedoeling moet gezocht worden in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten[17]. In zijn arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof tevens dat om de doelstelling van een fiscale bepaling te achterhalen rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan zij het misbruik aanvoert.

81. De fictiebepaling van art. 2.7.1.0.3,3° VCF werd ingevoerd om te vermijden dat de nieuwe verlaagde tarieven voor schenkingen van roerende goederen van 3% en 7% ook zouden kunnen worden toegepast ten aanzien van schenkingen gedaan onder de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Bij de invoering van de fictiebepaling van art. 2.7.1.0.3,3° VCF was het gebruik van een burgerlijke maatschap in het kader van een vermogensplanning reeds gekend. Het was dan ook zeker niet de bedoeling om een schenking in combinatie met een burgerlijke maatschap aan te pakken via deze fictiebepaling.

82. De doelstelling van deze fictiebepaling blijkt duidelijk uit de Memorie van Toelichting: “Er blijkt echter een gemakkelijke manier te bestaan om enerzijds het voordeel van het verlaagde tarief voor de schenkingen te genieten, maar toch de overdracht van de goederen uit te stellen tot op het ogenblik van het overlijden. Een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde van het overlijden, geeft immers bij registratie van de akte slechts aanleiding tot de heffing van het algemeen vast recht van 25 euro, overeenkomstig de principes van artikel 16 van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. Slechts op het ogenblik van het overlijden zal het evenredige recht, met toerekening van het reeds geheven algemeen vast recht, opeisbaar worden. En dat was eigenlijk niet de bedoeling die de decreetgever zich met de invoering van de bijzonder verlaagde tarieven had vooropgesteld. Een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden, heeft burgerrechtelijk quasi dezelfde gevolgen als een legaat. Fiscaalrechtelijk worden ze echter sedert 1 januari 2004 aan een sterk verschillend tarief onderworpen. De Vlaamse Regering vindt het dan ook volkomen logisch dat een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker, fiscaalrechtelijk gelijk wordt gesteld met een legaat. Zo voorkomt men een ongelijke behandeling ten opzichte van die erflater die een legaat van roerende goederen vermaakt, dat, per definitie, slechts uitwerking krijgt op het ogenblik van zijn overlijden.”[18]. Ook de Vlaamse minister van Financiën heeft de doelstelling van (oud) art. 4,3° Vl.W.Succ. in die zin bevestigd: “Uit de parlementaire voorbereiding blijkt duidelijk dat deze aanpassing misbruiken aangaande het vlak tarief voor schenkingen van roerende goederen wilde bestrijden. In de praktijk bleek er immers een gemakkelijke manier om enerzijds het voordeel van het verlaagde tarief voor de schenkingen te genieten, maar toch de overdracht van de goederen uit te stellen tot op het ogenblik van overlijden zodat slechts op het ogenblik van het overlijden het evenredige recht (met toerekening van het reeds geheven algemeen vast recht) opeisbaar werd. Dat was uiteraard niet te bedoeling bij de invoering van de bijzonder verlaagde rechten. Burgerrechtelijk heeft een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden immers vrijwel dezelfde gevolgen als een legaat terwijl ze fiscaalrechtelijk sedert 1 januari 2004 aan een sterk verschillend tarief werden onderworpen… De oorsprong van artikel 4, 3° Vl. W. Succ. komt dus duidelijk tegemoet aan een legitieme en rechtvaardige doelstelling, namelijk de wens om misbruiken te bestrijden… Het blijft belangrijk om goede maatregelen zoals het vlak tarief inzake schenking van roerende goederen niet te laten ondermijnen door misbruik van dergelijke maatregelen”[19]. Nadien werd ook een schenking gedaan onder de opschortende termijn van het overlijden van de schenker uitdrukkelijk geviseerd.

83. De voormelde schenkingen werden niet gedaan onder de opschortende voorwaarde/termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Bij een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde/termijn bevindt de eigendom van de geschonken goederen zich nog bij de schenker en dit zolang de opschortende voorwaarde/termijn zich niet heeft vervuld. De eigendom van de geschonken goederen gaat dus pas over bij het vervullen van de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker. Door de schenking van de delen van de burgerlijke maatschappen zijn deze vermogensbestanddelen definitief uit het vermogen van de schenkers verdwenen aangezien de eigendom ervan inmiddels aan V is toegekomen.

84. Daarnaast kan art. 2.7.1.0.3,3° VCF overeenkomstig de ratio legis slechts van toepassing zijn op schenkingen die vrijwillig ter registratie werden aangeboden of verplicht registreerbaar zijn. Immers, enkel bij deze schenkingen worden de verlaagde tarieven toegepast, ook al verkrijgen de begiftigden de geschonken goederen pas bij het overlijden van de schenker, waardoor een misbruik voorligt van de verlaagde tarieven bij schenkingen van roerende goederen. Het was dan ook in die optiek dat de fiscale administratie met haar administratieve beslissing van 26 april 2005 van mening was dat (oud) art. 4, 3° Vl.W.Succ. enkel van toepassing was bij vrijwillig ter registratie aangeboden schenkingen of verplicht registreerbare schenkingen.

85. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest d.d. 30 oktober 2013 geoordeeld dat er rekening moet worden gehouden met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan. Ook de Minister van Financiën heeft in het kader van de gesplitste aankoop gemeld dat de algemene antimisbruikbepaling niet meer speelt als er een specifieke antimisbruikbepaling van toepassing is: “Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is op zich reeds een antimisbruikbepaling wat ertoe geleid heeft dat de gesplitste aankoop niet meer opgenomen is in de lijst van verrichtingen waarop de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn[20].” De specifieke antimisbruikbepaling van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF bestaat erin te vermijden dat van de verlaagde tarieven in de schenkbelasting misbruik zou worden gemaakt door een geregistreerde schenking te doen waarbij de begiftigden de geschonken goederen pas bij overlijden van de schenker verkrijgen, maar in dat geval slechts de verlaagde tarieven van de schenkbelasting zijn verschuldigd in plaats van de hogere tarieven van de erfbelasting.
Wordt een niet verplicht te registreren schenking niet vrijwillig ter registratie aangeboden, dan is niet art. 2.7.1.0.3., 3° VCF van toepassing, maar wel art. 2.7.1.0.5. VCF. Elke fictiebepaling heeft immers een eigen autonoom toepassingsgebied.

86. Uit de Voorafgaande Beslissing nr. 16046 d.d. 14 november 2016 blijkt evenwel dat de Vlaamse Belastingdienst meent dat met de voorafgaande oprichting van een burgerlijke maatschap waarna een schenking volgt het enkel de bedoeling is de volledige controle over het vermogen van de burgerlijke maatschap te behouden en dat hiermee wordt geprobeerd om de toepassing van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF te omzeilen aangezien de rechtsgevolgen van de vooropgestelde constructie identiek zouden zijn aan deze van schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Vooreerst heeft de voorafgaande oprichting van een burgerlijke maatschap waarna de delen worden geschonken niet dezelfde rechtsgevolgen als deze van een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker, zeker niet in voorliggend geval. Door de schenking van de delen van de burgerlijke maatschappen zijn de geschonken delen definitief uit het vermogen van X en Y verdwenen.

87. Deze behoren geenszins nog tot zijn/haar eigendom. Bij een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde/termijn bevindt de eigendom van de geschonken goederen zich nog bij de schenker en dit zolang de opschortende voorwaarde/termijn zich niet heeft vervuld. De eigendom van de geschonken goederen gaat dus pas over bij het vervullen van de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker, terwijl dit bij de schenking van delen van de burgerlijke maatschap onmiddellijk gebeurt. Bij de schenking van de delen van de burgerlijke maatschap dienen de begiftigden bijvoorbeeld vanaf het ogenblik van de schenking de inkomstenbelastingen te voldoen van de in de burgerlijke maatschap aangehouden vermogensbestanddelen.

88. Bij een schenking onder opschortende voorwaarde/termijn dient de schenker de inkomstenbelastingen te voldoen. Pas bij zijn overlijden dienen de begiftigden dit te voldoen. Er is dus een fundamenteel verschil. Daarnaast is zoals hierboven uiteengezet de doelstelling van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF niet gefrustreerd en dat is overigens de enige toetssteen van de toepassing van art. 3.17.0.0.2 VCF, niet de soortgelijke rechtsgevolgen.

89. Thans wordt verder opgemerkt dat art. 3.17.0.0.2 VCF enkel van toepassing kan zijn voor rechtshandelingen gesteld vanaf 1 juni 2012. In voorliggend dossier bevonden zich alle activa reeds in een burgerlijke maatschap voor deze datum zodat men ook via art. 3.17.0.0.2 VCF om niet kan komen tot de toepassing van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF[21].

Doorslaggevende niet-fiscale motieven

90. In de mate toch tot fiscaal misbruik zou worden besloten, quod non, dan zijn er in casu wel doorslaggevende niet-fiscale motieven. De burgerlijke maatschap heeft immers als voornaamste doelstelling de instandhouding van het familiaal vermogen.

Toepassing art. 2.7.1.0.3,3° VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen

91. Door de activa vóór de (her)schenking in te brengen in een burgerlijke maatschap beschikt de schenker ook na de schenking over de beheers- en beschikkingsbevoegdheid van deze activa in naam en voor rekening van de begiftigde (niet van de geschonken delen, de schenker heeft immers definitief en onherroepelijk afstand gedaan van de geschonken vermogensbestanddelen – reden waarom de aanvragers menen dat art. 2.7.1.0.3., 3° VCF niet van toepassing is). Het lijkt de aanvragers dan ook dat, in de mate dat art. 2.7.1.0.3., 3° VCF van toepassing is, hetgeen dus evenwel volgens de aanvragers niet het geval is, de toepassing ervan hoe dan ook kan worden vermeden door in de statuten van de nieuwe burgerlijke maatschap de zeggenschap van de zaakvoerder af te zwakken in die mate dat de zaakvoerder wel nog het beheer kan uitoefenen over de vermogensbestanddelen aangehouden via de maatschap en over al hetgeen ervoor in de plaats komt door belegging, wederbelegging of zaakvervanging, maar geenszins nog alleen over de beschikkingsbevoegdheid ervan zal beschikken. Daden van beheer kunnen alsdan door de zaakvoerder (schenker) alleen worden gesteld terwijl daden van beschikking met unanimiteit door de algemene vergadering van de burgerlijke maatschap (schenker en begiftigde samen) moeten worden gesteld. Daden van beheer en daden van beschikking zouden dan worden gedefinieerd. Bij discussie over de kwalificatie als daad van beheer of daad van beschikking dient de daad te worden beschouwd als een daad van beschikking en dient deze daad derhalve met unanimiteit door de algemene vergadering van de burgerlijke maatschap (schenker en begiftigde samen) te worden gesteld. Na de voorgenomen verrichtingen, meer bepaald de oprichting van een nieuwe burgerlijke maatschap waarin de te schenken activa worden ingebracht kan dus al helemaal geen toepassing meer zijn van art. 2.7.1.0.3,3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.

92. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er na het stellen van de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van X terzake de delen van maatschap T E C, dan wel op hetgeen hiervoor nog in de plaats zou komen, alsook op de interesten, vruchten en de meerwaarden van het geschonkene of van hetgeen ervoor nog in de plaats zou komen, noch op grond van art. 2.7.1.0.3,3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling?

IV. Beslissing

93. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

94. Artikel 3.22.0.0.1, §2, 1ste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan.

95. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk wordt verwezen. Er kan niet ingegaan worden op een vraag tot toepassing van de erfbelasting en/of registratiebelasting in het algemeen.

96. Bovendien is Vlabel niet bevoegd om zich uit te spreken over de burgerrechtelijke gevolgen van de herroeping van de schenkingen tussen echtgenoten.

97. Voor wat de goederen betreft die bij zaakvervanging in de plaats zouden komen van de oorspronkelijk geschonken goederen, kan enkel het volgende beslist worden. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt het principe van de conventionele zaakvervanging maar er kan geen concrete uitspraak over gedaan worden aangezien dit een loutere bewijsproblematiek betreft, waarover geen voorafgaande beslissing kan worden afgeleverd.

1) VRAAG 1: Mogelijke toepassing van art. 2.7.1.0.7 VCF

98. Artikel 2.7.1.0.7 VCF luidt als volgt:

De roerende en onroerende goederen die wat betreft het vruchtgebruik door de erflater en wat betreft de blote eigendom door een derde onder bezwarende titel zijn verkregen, worden, voor de heffing van de erfbelasting, geacht in volle eigendom in zijn nalatenschap aanwezig te zijn en als legaat door die derde te zijn verkregen. Hetzelfde geldt voor effecten aan toonder of op naam en voor geldbeleggingen die voor het vruchtgebruik ingeschreven zijn op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.

Het eerste lid is niet van toepassing :
1° als wordt bewezen dat de verkrijging geen bedekte bevoordeling van de derde is;
2° als de erflater langer heeft geleefd dan de derde of als de derde niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid.”

99. Vermits er met betrekking tot de betrokken goederen thans geen gesplitste inschrijving voor het vruchtgebruik en de blote eigendom bestaat, is artikel 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing.

2) VRAAG 2: Mogelijke toepassing van art. 2.7.1.0.9 VCF

100. Artikel 2.7.1.0.9 VCF luidt als volgt:

Als de roerende of onroerende goederen door de erflater onder bezwarende titel zijn verkocht of afgestaan, worden ze voor de heffing van de erfbelasting geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap en als legaat te zijn verkregen door de verkrijger of door de overnemer als de erflater zich volgens de overeenkomst ofwel een vruchtgebruik heeft voorbehouden op de afgestane goederen of op andere goederen, ofwel de afstand van om het even welk ander levenslange recht in zijn voordeel heeft bedongen.

Het eerste lid is niet van toepassing als :

1° wordt bewezen dat de verkoop of de afstand geen bedekte bevoordeling is van de verkrijger of van de overnemer;

2° de erflater langer heeft geleefd dan de verkrijger of de overnemer, of als de verkrijger of de overnemer niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid.”

101. Aanvragers verklaren dat er een nieuwe schenkingsakte zal worden verleden voor een Belgische notaris, waarbij X zijn delen minus één van maatschap T E C in volle eigendom aan zijn dochter schenkt en waarbij er 3% schenkbelasting zou worden betaald op de waarde van de geschonken delen op het ogenblik van de akte. De statuten van maatschap T E C zouden mee ter registratie worden aangeboden.

102. Er wordt onder meer voorzien dat de optionele last tot afstand van een rente maximum 2% van de waarde van de geschonken delen op datum van de schenking bedraagt en dat het opvragen van de last niet ertoe kan leiden dat meer dan 50% van de waarde van de geschonken delen kan worden opgevraagd bij de begiftigde.

103. Hiermee wordt beoogd dat de last niet zo hoog gaat oplopen dat het in feite geen schenking meer is waardoor er zich een herkwalificatie naar een contract onder bezwarende titel zou opdringen.

104. Vlabel aanvaardt dat door de opgenomen plafonnering van de last (tot 50% van het geschonkene) de schenking niet wordt uitgeput, zodat er geen herkwalificatie naar een contract onder bezwarende titel zal gebeuren.

105. Bijgevolg vindt art. 2.7.1.0.9 VCF geen toepassing op de voorgenomen schenking.

3) VRAAG 3: Mogelijke toepassing van art. 2.7.1.0.3,3° en 3.17.0.0.2 VCF

106. Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF en artikel 3.17.0.0.2 VCF luiden als volgt:

Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :


3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”

Artikel 3.17.0.0.2 VCF:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

107. De mate van controlevoorbehoud van de schenker/zaakvoerder (X), is beperkt:

  • Alle delen van de maatschap worden weggeschonken, behalve één;
  • De bevoegdheden van de zaakvoerder worden beperkt tot alle daden van beheer, met uitsluiting van daden van beschikking.

108. Gelet op de concrete omstandigheden van dit dossier, wordt aanvaard dat de mate van controlevoorbehoud van die aard is dat geen toepassing wordt gemaakt van art. 3.17.0.0.2 VCF wegens ontwijking van art. 2.7.1.0.3,3° VCF.

109. Deze beslissing heeft alleen betrekking op erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Voetnoten

[1] Dit zijn de gegevens door aanvrager verstrekt. Volgens de oorspronkelijke oprichtingsgegevens die aanvrager vermeldt werden er 1.168 delen toegekend aan X en 1 aan Y, hetzij in totaal 1.169 delen. Hierop verdergaand zou na de ontbinding de verdeling er als volgt uit zien voor wat betreft maatschap EC:

  • Voor 1.168/1.169sten aan X
  • Voor 1/1.169sten aan Y

[2] Vr. en Antw. Kamer, 2013-2014, 10 december 2013, 144 (Vr. nr. 671 R. Mouton).

[3] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

[4] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

[5] Onderlijning zelf aangebracht.

[6] Projet de loi apportant des modifications aux lois sur les droits de succession, d’enregistrement et de transcription, Parl.St. Kamer 1918-1919, nr. 109, 7.

[7] M. Donnay,”Droits de succession et de mutation par décès”, Rép. Not., Tome XV, Livre XI, nr. 339-1.

[8] M. Donnay, Commentaar op het Wetboek der Successierechten, Brussel, Van Buggenhout, 1948, 250.

[9] M. Donnay, « Droits de succession et de mutation par décès”, Rép. Not., Tome XV, Livre XI, nr. 339-1.

[10] W. Van Gerven, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 1998-99, 18-19.

[11] R. Barbaix, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2016, 731-732, nr. 1269.

[12] Bedrag door aanvrager vermeld, vermoedelijk wordt bedoeld: 2% aangezien dit percentage onder punt IIC, C Akte schenking wordt vermeld.

[13] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

[14] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

[15] Projet de loi apportant des modifications aux lois sur les droits de succession, d’enregistrement et de transcription, Parl.St. Kamer 1918-1919, nr. 109, 8.

[16] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

[17] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

[18] Parl. St. Vlaams Parlement 2004-2005, nr. 124/1, 11-12.

[19] Vr. en Antw. Vl. Parl., Vr. nr. 340, 4 maart 2011 (K. Schrijvers, antw. P. Muyters).

[20] Vr. en Antw. Kamer, 2013-2014, 10 december 2013, 144 (Vr. nr. 671 R. Mouton).

[21] Aanvrager gaat hier voorbij aan het feit dat de bestaande maatschappen worden opgeheven, de reeds gedane schenkingen worden herroepen en dat de nieuwe maatschap T E C nog dient te worden opgericht evenals het feit dat de schenking nog dient te gebeuren.