Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 17047 - Inbreng in de huwgemeenschap van een eigen goed gevolgd door een schenking aan een kind Vlaamse Belastingdienst

VB 17047 - Inbreng in de huwgemeenschap van een eigen goed gevolgd door een schenking aan een kind

Voorafgaande beslissing
Nummer
17047
Datum beslissing
22 januari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de inbreng in het TIGV van een perceel bouwgrond behorend tot het eigen vermogen van mevrouw Y, gevolgd door een schenking in volle eigendom door de echtgenoten X – Y aan hun zoon, ingegeven is door andere dan fiscale motieven en niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Identiteit van de aanvrager en de partijen / Omschrijving van de goederen

2. De aanvraag wordt ingediend door de geassocieerde notarissen A, namens :

  • De heer X en zijn echtgenote Mevrouw Y

3. Het betrokken goed is :

  • Een bouwgrond

III. Beschrijving van de voorgenomen verrichtingen

4. De heer X en zijn echtgenote mevrouw Y zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden in 1972, welk stelsel behouden werd bij wijzigende akte verleden in 2004.

5. De echtgenoten X-Y hebben 2 gemeenschappelijke kinderen.

6. Beide kinderen hebben in het verleden reeds diverse giften gekregen van hun ouders. Deze giften gebeurden steeds vanuit de onverdeelde rekeningen van de ouders en dus ieder voor de helft.

Te weten:

  • Aan de dochter:

Een bankgift van € 125.000 in 2009;

Een bankgift van € 100.000 in 2012;

Een bankgift van € 125.000 en van € 25.000 in 2013

Totaal: € 375.000

  • Aan de zoon:

Een bankgift van € 125.000 in 2009.

Verschil tussen beide kinderen: € 375.000 – € 125.000 = € 250.000.

7. De aanvragers wensen het perceel bouwgrond te schenken aan hun zoon. De waarde van het goed wordt geraamd op € 250.000.

8. De aanvragers waren in de veronderstelling dat het goed aan hen beiden toebehoorde, ieder voor de onverdeelde helft. Echter, na controle van de eigendomstitel op het notariskantoor bleek het goed destijds aangekocht te zijn door mevrouw Y alleen.

9. Het te schenken goed heeft een geschatte waarde van € 250.000. De echtgenoten X-Y wensen door de schenking aan de zoon een gelijke verdeling en een evenwaardige behandeling van beide kinderen te bewerkstelligen.

10. Echter, doordat het goed behoort tot het eigen vermogen van mevrouw Y, zouden beide kinderen na de voorgenomen schenking (die net tot doel heeft de ongelijkheid te corrigeren) toch niet gelijk behandeld zijn, hetgeen later kan leiden tot discussies naar aanleiding van het overlijden van de ouders.

11. De echtgenoten X-Y willen hun kinderen gelijk behandelen en vermijden dat er na hun overlijden nog verrekeningen zouden dienen te gebeuren of discussies zouden ontstaan.

12. Daarom wenst mevrouw Y het goed eerst in te brengen in een intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV), toe te voegen aan het basisstelsel van scheiding van goederen, om het perceel bouwgrond vanuit het TIGV samen met haar echtgenoot te kunnen schenken aan de zoon.

13. De inbreng in het TIGV zou gebeuren zonder bijzondere modaliteiten. Ook de schenking zou plaatsvinden in volle eigendom en zonder bijzondere modaliteiten.

IV. Motivering van de aanvraag

14. In de omzendbrief van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.

15. De aanvragers menen dat de inbreng in het TIGV wordt ingegeven door overwegend burgerrechtelijke motieven :

- de echtgenoten zijn steeds in de veronderstelling geweest dat het onroerend goed toebehoorde aan hen beiden. Het is pas bij controle van de eigendomstitel op het notariskantoor dat de echtgenoten op de hoogte gebracht werden van het feit dat het perceel bouwgrond persoonlijk toebehoorde aan mevrouw Y;

- een voorafgaande inbreng in het TIGV is noodzakelijk opdat beide ouders, in de lijn van eerdere schenkingen, zouden kunnen schenken en is een voorwaarde om ervoor te zorgen dat de gelijkheid tussen de kinderen wordt gewaarborgd.

V. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

16. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.

17. Op de voorgenomen verrichtingen zal de antimisbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF worden toegepast aangezien de aanvrager niet op afdoende wijze aantoont dat de voorgenomen verrichtingen ingegeven zijn door andere dan fiscale motieven.

18. De akte van aankoop van het goed door mevrouw Y dateert reeds van 1988. Op dat ogenblik wisten de partijen of behoorden zij te weten dat het goed behoorde tot het eigen vermogen van mevrouw Y. Niets belette de partijen om reeds over te gaan tot de inbreng van het goed in een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen om de juridische realiteit in overeenstemming te brengen met de feitelijke realiteit.

19. De mogelijke verrekening tussen de kinderen is geen valabel argument om het vermoeden van fiscaal misbruik te weerleggen.

20. Door het onroerend goed kort voor de schenking in te brengen in het TIGV wordt ingegaan tegen de artikelen 2.8.3.0.1,§1 en 2.8.4.1.1,§1 en §2 VCF, m.n. de progressiviteit in de schenkbelasting. Bijgevolg zal de schenkbelasting worden geheven alsof de inbreng niet heeft plaatsgevonden.