Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 17028 - Inbreng in gemeenschap gevolgd door schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 17028 - Inbreng in gemeenschap gevolgd door schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
17028
Datum beslissing
2 oktober 2017
Publicatiedatum
9 oktober 2017

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de inbreng van onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen door mevrouw Y gevolgd door de schenking door de gemeenschap X-Y aan hun kinderen ingegeven is door andere dan fiscale motieven en de voorgenomen schenking niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris ‘V’.

3. De betrokken partijen zijn:

a) de schenkers:

de heer X, en zijn echtgenote mevrouw Y, samenwonende.

De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd op xx.xx. 1973 onder het stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten, ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris ‘W’, gehandhaafd noch gewijzigd tot op heden.

b) de begiftigden:

  • de heer A;
  • de heer B;
  • de heer C.

4. De betrokken onroerende goederen zijn:

A. […]

  1. Een perceel weiland […];
  2. Een perceel weiland […];
  3. Een perceel weiland […];
  4. Een perceel weiland […];
  5. Een perceel weiland […].

B. […]

  1. Een perceel weiland […];
  2. Een perceel weiland […];
  3. Een perceel weiland […];
  4. Een perceel bos […];
  5. Een perceel weiland […].

C. […]

Een perceel landbouwgrond […].

D. […]

  1. Een perceel weiland […];
  2. Een perceel landbouwgrond […];
  3. Een perceel landbouwgrond […];
  4. Een perceel weiland […];
  5. Een perceel landbouwgrond […];
  6. Een perceel weiland […];
  7. Een perceel landbouwgrond […];
  8. Een perceel landbouwgrond […];
  9. Een perceel bos […];
  10. Een perceel landbouwgrond […];
  11. Een perceel landbouwgrond […];
  12. Een perceel landbouwgrond […];
  13. Een perceel weiland […];
  14. Een perceel weiland […];
  15. Een perceel landbouwgrond […];
  16. Een perceel landbouwgrond […];
  17. Een perceel landbouwgrond […];
  18. Een perceel landbouwgrond […];
  19. Een perceel weiland […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. Ingevolge akte wijziging huwelijksvermogensstelsel verleden voor notaris ‘V’ op xx.xx. 2010 heeft mevrouw Y hogergenoemde onroerende goederen ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen, om hiertoe te behoren vanaf deze laatste datum.

De echtgenoten, de heer X en mevrouw Y, wensen thans deze onroerende goederen te schenken aan hun kinderen A, B en C.

III. Motivering van de aanvraag

6. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 wordt beschouwd als fiscaal misbruik, ‘de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten’, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling verantwoord is door andere dan fiscale motieven. Ondergetekende notaris 'V' is om volgende redenen in de overtuiging dat de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen gebeurd is om andere dan fiscale motieven.

(i) De schenking volgt niet onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne op de inbreng van de goederen in het gemeenschappelijk vermogen. Er is in onderhavig geval namelijk sprake van een tijdspanne van 7 jaar tussen inbreng en schenking. Bij eerdere voorafgaande beslissingen heeft de Vlaamse Belastingdienst reeds beslist om de antimisbruikbepaling niet toe te passen op schenkingen na een inbreng in een huwvermogen waar de tijdspanne tussen de twee rechtshandelingen korter was dan deze waarvan sprake in casu.

(ii) Bovendien vond de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen plaats vóór 1 juni 2012 zijnde de datum van de inwerkingtreding van de antimisbruikbepaling voorzien in art. 3.17.0.0.2 van de VCF. Deze laatste is van toepassing op de rechtshandelingen of het geheel van rechtshandelingen die éénzelfde verrichting tot stand brengt, die zijn gesteld vanaf de eerste dag van de tweede maand na die waarin de programmawet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, zijnde 1 juni 2012. Voormelde inbreng dateert van vóór de antimisbruikbepaling, en valt bijgevolg buiten het temporele toepassingsgebied van de antimisbruikbepaling.

(iii) Hoewel voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen de bovenvermelde goederen eigendom waren van mevrouw Y, werden de meeste werkzaamheden betreffende onderhoud en beheer van deze goederen verricht door de heer X. De inbreng werd aldus door partijen - reeds in 2010 - beschouwd als een vergoeding voor deze werkzaamheden, des te meer aangezien er in de akte wijziging huwelijkscontract geen vergoedingsregeling werd voorzien voor wat betreft de ontbinding van het huwelijk in geval van overlijden van een van de echtgenoten.

Bovenstaande redenen – de lange tijdspanne tussen de twee rechtshandelingen, het temporele toepassingsgebied van de antimisbruikbepaling en de vergoedende beweegreden van de inbreng – tonen naar het inzicht van ondergetekende notaris 'V' aan dat de inbreng gebeurd is om andere dan fiscale motiveringen.

IV. Beslissing

7. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
8. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.

9. De inbreng van de goederen in het gemeenschappelijk vermogen dateert van vóór de inwerkingtreding van de antimisbruikbepaling op het privévermogen op 1 juni 2012, zodat de antimisbruikbepaling van artikel 18 § 2 van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten overgenomen door artikel 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing kan zijn.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.