Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 17001 - Afstand vruchtgebruik Vlaamse Belastingdienst

VB 17001 - Afstand vruchtgebruik

Voorafgaande beslissing
Nummer
17001
Datum beslissing
23 januari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.6.0.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat er op de voorgenomen verzaking aan het vruchtgebruik geen Vlaamse registratiebelasting verschuldigd is.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notariaat ‘X’

3. De betrokken partijen zijn:

a) Mevrouw, vruchtgebruikster en moeder, hierna de vruchtgebruikster mevrouw X, weduwe van de heer Y

b) De heer, blote eigenaar en kind,

- Mevrouw, blote eigenaar en kind,

- Mevrouw, blote eigenaar en kind ,

- Mevrouw, blote eigenaar en kind,

hierna de blote eigenaars

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De vruchtgebruikster wenst zuiver en eenvoudig afstand te doen van het vruchtgebruik dat zij bezit op verschillende huizen en één appartement. Het vruchtgebruik werd deels verkregen uit de nalatenschap van haar echtgenoot en deels voorbehouden bij de schenking van aandelen in blote eigendom aan haar kinderen.

III. Motivering van de aanvraag

5. De heer Y is overleden op x juli 1999. Zijn echtgenote, mevrouw X en zijn vier kinderen kwamen tot zijn nalatenschap. Door het openvallen van de nalatenschap en de gift tussen echtgenoten, verleden voor notaris ‘Y’ op 26 augustus 1976, behoorden de onroerende goederen mevrouw X toe, deels in volle eigendom en deels in vruchtgebruik. De kinderen verkregen deels de blote eigendom.

Voormelde kinderen verkregen vervolgens de volledige blote eigendom van de onroerende goederen ingevolge schenking blijkens akte verleden voor notaris ‘Z’ op 15 april 2003. De kinderen gingen over tot de verdeling blijkens akte verleden voor dezelfde notaris op dezelfde datum.

Op heden zijn de geschonken onroerende goederen, zijnde woonhuizen en één appartement, aan dringende en noodzakelijke herstellingswerken toe. De woningen dienen allemaal gerenoveerd te worden, gezien zij zich bevinden in een slechte staat en niet conform zijn aan ons hedendaags modern comfort. De kosten van deze renovatie liggen hoog en zijn niet in verhouding met het vruchtgebruik waardoor ze derhalve onmogelijk gefinancierd kunnen worden door mevrouw X. Hoewel het in casu gaat om grote verbouwingswerken die niet enkel ten laste vallen van de vruchtgebruikster, onder haar verplichting te voorzien in de onderhoudskosten, wegen de kosten alsnog te zwaar op tegen het beperkte genot dat zij nog heeft van de onroerende goederen.

Omwille van deze redenen wil mevrouw afstand doen van haar vruchtgebruik, zodat haar kinderen kunnen voorzien in de nodige herstellingswerken.

Wij zouden willen bevestigd zien dat de afstand van het vruchtgebruik kan gebeuren aan het algemeen vast recht en:

  • dat er geen evenredige rechten zullen geheven worden, bij gebrek aan animus donandi;
  • dat er geen sprake is van fiscaal misbruik.

In de circulaire van 2013 stelt de Vlaamse overheid dat een verzaking aan het vruchtgebruik op een onroerend goed, gevolgd door een schenking, ingaat tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1 §1 en §2 VCF. Dit betreft de situatie waar de partijen zich voordien in bevonden. Indien mevrouw X niet eerst een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik had gedaan van haar aandeel dat zij nog had in de onroerende goederen in volle eigendom, dan had de Administratie eventueel fiscaal misbruik kunnen inroepen. In dit geval zou er immers een onverdeeldheid in volle eigendom gecreëerd zijn tussen de moeder en de kinderen.

In casu is dit echter niet het geval. Mevrouw X schonk de blote eigendom van de goederen, waardoor zij enkel overbleef met haar erfrechtelijk en het voorbehouden vruchtgebruik tot stand gekomen door de schenking. De kinderen behouden, na verdeling, elk een deel van de goederen in blote eigendom. Er is zodoende geen sprake meer van een onverdeeldheid.

Het is zo dat er sprake is van een vruchtgebruik dat tot stand gekomen is door de schenking en een erfrechtelijk vruchtgebruik. De verzaking aan het vruchtgebruik berust in dit geval niet op schenkingsmotieven. Daarenboven is op de waarde van de goederen reeds belasting betaald:

  • door de kinderen op de blote eigendom, verkregen uit de nalatenschap van hun vader;
  • door de kinderen op het aandeel van de blote eigendom die door de moeder geschonken werd aan hen bij voormelde akte;
  • door de moeder op de waarde van het erfrechtelijk vruchtgebruik.

Gezien de leeftijd van de moeder (86 jaar) kan eveneens niet gesteld worden dat het vruchtgebruik nog van grote waarde is. Volgens berekening is het vruchtgebruik slechts nog een percentage van 5,89% waard op de waarde van de volle eigendom. Deze waarde staat in schril contrast met de verbouwingswerken die aan de goederen dienen te gebeuren.

Wij zijn dan ook van mening dat een eenzijdige afstand aan het recht van vruchtgebruik mogelijk is aan het vast recht en dat de afstand, mede op grond van artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 1° VCF, is vrijgesteld van de schenkbelasting.

Mocht de Administratie zich niet akkoord verklaren met deze uiteenzetting en stipuleren dat het toch gaat om een schenking, beroepen wij ons alsnog op voormeld artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 1° VCF, waarin vermeld wordt dat er een vrijstelling geldt als er op de overeenkomsten houdende schenking van het vruchtgebruik aan de blote eigenaar reeds schenk- of erfbelasting is betaald door de blote eigenaar op de waarde van de volle eigendom.

IV. Beslissing

6. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit komt het besluitvormingsorgaan tot volgende voorafgaande beslissing:

De vruchtgebruikster verzaakt deels aan het vruchtgebruik dat zij heeft verkregen uit de nalatenschap van haar echtgenoot in 1999 en deels aan het vruchtgebruik dat zij zich heeft voorbehouden bij schenkingsakte in 2003.

De aanvrager beroept zich op artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 1° VCF om te worden vrijgesteld van de heffing van de schenkbelasting.

Artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 1° VCF luidt als volgt:

“Er wordt een vrijstelling van de schenkbelasting verleend voor :

1° de overeenkomsten houdende schenking van vruchtgebruik aan de blote eigenaar, als de schenkbelasting of de erfbelasting of een soortgelijk recht door de blote eigenaar of door een vorige blote eigenaar, zijn rechtsvoorganger, op de waarde van de volle eigendom is voldaan;”

Artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 1° VCF kan toepassing vinden voor wat betreft de verzaking door mevrouw X aan het vruchtgebruik dat zij zich had voorbehouden bij de schenkingsakte van 2003, doch enkel indien de schenkbelasting reeds werd geheven op de waarde van de volle eigendom van de geschonken goederen overeenkomstig artikel 2.8.3.0.1, §2, 2° VCF.

Voor wat de verzaking aan het erfrechtelijk vruchtgebruik betreft kan artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 1° VCF niet worden toegepast. Daarom zal de verzaking aan het erfrechtelijk vruchtgebruik onderworpen worden aan de schenkbelasting als kan worden aangetoond dat er animus donandi aanwezig is. De aanvrager toont niet aan dat de voorgenomen verrichting ingegeven is door andere dan fiscale motieven. De loutere verklaring dat de lasten van het vruchtgebruik te hoog zijn omdat de goederen aan dringende en noodzakelijke renovatiewerken toe zijn, wordt niet weerhouden als valabel niet-fiscaal motief. In casu is er sprake van herstellingen die in de geest van de artikelen 605 en 606 Burgerlijk Wetboek ten laste blijven van de blote eigenaars. Mevrouw X is slechts verplicht de herstellingen tot onderhoud te doen. De verzaking aan het vruchtgebruik door mevrouw X is dus niet noodzakelijk om de blote eigenaars toe te laten de nodige werken uit te voeren.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.