Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 16053 - Schenking van deelbewijzen van een burgerlijke maatschap bij akte voor Nederlandse notaris, met voorbehoud van vruchtgebruik door de schenkers Vlaamse Belastingdienst

VB 16053 - Schenking van deelbewijzen van een burgerlijke maatschap bij akte voor Nederlandse notaris, met voorbehoud van vruchtgebruik door de schenkers

Voorafgaande beslissing
Nummer
16053
Datum beslissing
21 december 2016
Publicatiedatum
10 januari 2017

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.7. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Huidige aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat art. 2.7.1.0.7. VCF niet van toepassing is op de schenking van deelbewijzen van een burgerlijke maatschap bij akte voor Nederlandse notaris, met voorbehoud van vruchtgebruik door de schenkers.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen.

2. De aanvraag wordt ingediend door ‘X’ namens :

“ de echtgenoten X-Y”

Uit het huwelijk van de aanvragers zijn twee gemeenschappelijke kinderen geboren.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en).

3. De aanvragers zijn samen eigenaar van alle 750 aandelen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna genoemd “BVBA 1.”.

De aanvragers zijn tevens samen eigenaar van 600 van de 4.750 aandelen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna genoemd “BVBA 2”.

4. De aanvragers wensen hun aandelenparticipatie in de BVBA 1 en de BVBA 2 over te dragen aan hun kinderen.

5. Om controle te behouden over de geschonken aandelen wensen de aanvragers te werken door middel van het controle vehikel van de burgerlijke maatschap, waarbij als volgt zal gewerkt worden:

  • Er wordt een burgerlijke maatschap opgericht waarbij de statuten zo worden opgemaakt dat de aanvragers de gewenste controle kunnen behouden t.a.v. hun kinderen (de begiftigden) over het te schenken vermogen.
  • De aandelen van de respectievelijke vennootschappen worden ingebracht in de burgerlijke maatschap door de aanvragers. Voor deze inbreng worden er aan de aanvragers deelbewijzen van de burgerlijke maatschap uitgegeven.
  • Vervolgens gaan de aanvragers over tot schenking bij akte voor een Nederlandse notaris van de deelbewijzen van de burgerlijke maatschap aan hun kinderen met voorbehoud van vruchtgebruik.

III. Motivering van de aanvraag

6. Art. 2.7.1.0.7. VCF bepaalt:

“De roerende en onroerende goederen die wat betreft het vruchtgebruik door de erflater en wat betreft de blote eigendom door een derde onder bezwarende titel zijn verkregen, worden, voor de heffing van de erfbelasting, geacht in volle eigendom in zijn nalatenschap aanwezig te zijn en als legaat door die derde te zijn verkregen. Hetzelfde geldt voor effecten aan toonder of op naam en voor geldbeleggingen die voor het vruchtgebruik ingeschreven zijn op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.

Het eerste lid is niet van toepassing :

1° als wordt bewezen dat de verkrijging geen bedekte bevoordeling van de derde is;

2° als de erflater langer heeft geleefd dan de derde of als de derde niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid.”

7. Het Standpunt 15004 dd. 21.03.2016 van de Vlaamse Belastingdienst bepaalt als volgt:

“Het tegenbewijs van artikel 2.7.1.0.7 VCF kan volgens Vlabel als volgt worden geleverd:

1) voor alle gesplitste aankopen door een voorafgaande schenking wanneer wordt aangetoond dat de begunstigde van de schenking vrij over de gelden heeft kunnen beschikken, wat bijvoorbeeld het geval is als wordt aangetoond dat de schenking door de verkrijger van het vruchtgebruik niet specifiek bestemd was voor de financiering van de aankoop van de blote eigendom in het kader van de gesplitste aankoop. Er mag dus geen causaal verband zijn tussen de schenking en de aankoop.

OF

2) a) voor aankoopakten vanaf 1/9/2013 door een voorafgaande schenking die aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen (periode van 1/9/2013 tot 31/12/2014) of aan de schenkbelasting werd onderworpen (alle aankoopakten vanaf 1/1/2015). De datum van registratie van de schenking is bepalend indien het gaat om aanbieding van onderhandse documenten of van een in het buitenland verleden schenking (en niet de datum van betaling van de Vlaamse schenkbelasting). Die aanbieding ter registratie moet gebeurd zijn vóór het verlijden van de aankoopakte.

b) voor aankoopakten die dateren van vóór 1/9/2013, overeenkomstig de destijds geldende regels, door een voorafgaande schenking ongeacht of die schenking aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen werd onderworpen.

Het federale standpunt in RJ S 9.06.07 wordt gevolgd.

Artikel 2.7.1.0.7 VCF is eveneens van toepassing op gesplitste inschrijvingen van effecten of geldbeleggingen. Het tegenbewijs tegen het vermoeden van bevoordeling kan hier worden geleverd op dezelfde wijze als hierboven werd beschreven voor een gesplitste aankoop.”

8. Uit de ratio legis blijkt dat de wetgever de situatie heeft willen viseren waarbij een schenker, die geen openlijke schenking wil doen van de effecten die hem in volle eigendom toebehoren, deze effecten onmiddellijk inschrijft in vruchtgebruik op eigen naam en (zonder titel) in blote eigendom op naam van de begiftigde . Dit betreft aldus de situatie waarbij een vruchtgebruiker vóór de inschrijving volle eigenaar was, en dat een derde zich heeft verrijkt met de blote eigendom ten gevolge van de inschrijving. De verarming en de verrijking moeten met andere woorden het gevolg zijn van de inschrijving.

Uit artikel 2.7.1.0.7 VCF en het Standpunt 15004 dd. 21.03.2016 van de Vlaamse Belastingdienst kan afgeleid worden dat wanneer de schenking én de inschrijving gelijktijdig gebeuren, successierechten zullen worden geheven. Artikel 2.7.1.0.7 VCF is immers van toepassing indien de verarming en verrijking uitsluitend door de inschrijving wordt bewerkstelligd.

Daaruit kan ook afgeleid worden dat artikel 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing is indien de inschrijving slechts een loutere bevestiging is van een reeds bestaande toestand. Opdat artikel 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing zou zijn moet aldus de blote eigendom verkregen zijn vóór de inschrijving (en niet door de inschrijving). De inschrijving mag dus in feite slechts een loutere bevestiging zijn van de reeds voor de inschrijving bestaande toestand en niet de schenking zelf inhouden. De inschrijving zelf vermomt dan immers niets.

Dit werd bevestigd in 1946 door de toenmalig directeur bij het Ministerie van Financiën (m.b.t. het oude art. 9 W.Succ.) :

Artikel 9 mag niet toegepast worden indien er bewezen wordt dat de effecten en fondsen die ingeschreven of gedeponeerd werden op naam van de overledene voor het vruchtgebruik en op naam van zijn erfgenaam voor de blote eigendom, hun in die verhouding toebehoorden daar zij het voorwerp hadden uitgemaakt van een vroegere schenking door de overledenen aan zijn erfgenamen onder voorbehoud van vruchtgebruik, hetzij bij geregistreerde akte, hetzij bij niet-geregistreerde akte.”

Het bewijs dat iemand reeds blote eigenaar is van deelbewijzen van een burgerlijke maatschap vóór de inschrijving ervan mag worden geleverd door een voor een buitenlandse notaris verleden schenkingsakte. Het volstaat aan te tonen dat de ingeschreven deelbewijzen via Nederlandse schenkingsakte, daterend van vóór de inschrijving, werden verkregen.

9. De aanvragers zijn van oordeel dat art. 2.7.1.0.7. VCF niet van toepassing is op de door hen geplande schenking van de deelbewijzen van een burgerlijke maatschap met voorbehoud van vruchtgebruik voor Nederlandse notaris.

IV. Beslissing

10. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

In de voorbereidende werkzaamheden bij invoering van de regelgeving met betrekking tot effecten die voor het vruchtgebruik ingeschreven zijn op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde, die thans opgenomen is in artikel 2.7.1.0.7 VCF, wordt zelfs duidelijk aangegeven dat het de bedoeling was te beletten dat de overledene bij zijn leven niet over zijn goederen zou beschikken ten voordele van zijn erfopvolgers zonder betaling van registratiebelasting of erfenisbelasting. Deze ratio legis is dezelfde gebleven nadat een oorspronkelijke voorstel met beperking van de termijn tot drie jaar voor het overlijden doch zonder tegenbewijs werd verworpen en de uiteindelijke maatregel wel de mogelijkheid voorzag van een tegenbewijs maar zonder beperking in termijn.

11. Uit de omzendbrief 2015/1 blijkt dat de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet toepasselijk is op een schenking van roerende goederen met voorbehoud van vruchtgebruik verleden voor een buitenlandse notaris, voor zover ze geen deel uitmaakt van een gecombineerde constructie.

In het geval dat de effecten voorafgaand aan de inschrijving werden geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik maakt deze schenking wel deel uit van een constructie. De voorafgaande schenking is een verrichting waarbij de belastingplichtige in strijd met de doestelling van artikel 2.7.1.0.7 VCF zich buiten het toepassingsgebied van dat artikel wil plaatsten. De Vlaamse Belastingdienst is dus op basis van de antimisbruik bepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF gerechtigd de schenking te negeren zo deze wordt aangewend om het tegenbewijs van artikel 2.7.1.0.7 VCF te leveren.

12. Een schenking van de effecten met voorbehoud van vruchtgebruik voorafgaand aan de inschrijving van de effecten bevestigt het wettelijk vermoeden van de bedekte bevoordeling van de gesplitste inschrijving voor het vruchtgebruik en voor de blote eigendom die artikel 2.7.1.0.7 VCF beoogt.

Het feit dat een voorafgaande schenking wordt gedaan bij een niet geregistreerde onderhandse akte of een authentieke akte verleden voor een buitenlandse notaris geeft aan dat de partijen deze bevoordeling bedekt willen houden.

13. Bij wijze van tolerantie en rekening houdend met de oorspronkelijke doelstelling van artikel 2.7.1.0.7 VCF wordt een voorafgaande schenking toch aanvaard als tegenbewijs indien op deze schenking schenkbelasting wordt / werd betaald, wat impliceert dat deze schenking ter registratie werd aangeboden (Standpunt Vlaamse Belastingdienst nr. 15004 dd. 21.03.2016).

Door de registratie van de schenking in België is de schenking meteen ook openlijk ten aanzien van de fiscus en dus niet meer bedekt, wat niet het geval is voor een schenking via een buitenlandse authentieke akte die niet ter registratie wordt aangeboden.

14. Een burgerlijke vennootschap heeft geen rechtspersoonlijkheid en is fiscaal transparant. Wanneer er een overdracht is van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap is er sprake van een overdracht van de achterliggende goederen die tot de maatschap behoren. De Vlaamse belastingdienst beoordeelt de overdracht van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap in het kader van de registratie- en erfbelasting als een overdracht van de respectievelijke goederen die in de maatschap werden ingebracht waarbij de aard van die goederen de belastbaarheid bepalen.

Indien de echtgenoten X-Y en hun twee kinderen naar aanleiding van de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik van de deelgerechtigdheden van de burgerlijke maatschap overgaan tot inschrijving op hun naam voor respectievelijk het vruchtgebruik en de blote eigendom van de aandelen van de BVBA 1 en de BVBA 2 in de aandelenregisters van die BVBA’s en/of in het matenregister van de maatschap, moet dit beschouwd worden als een inschrijving van effecten zoals bedoeld in artikel 2.7.1.0.7 VCF.

15. De voor een Nederlandse notaris verleden voorafgaandelijke schenkingsakte van de deelgerechtigdheden in de burgerlijke maatschap waartoe de aandelen van de BVBA 1 en de BVBA 2 behoren, kan niet worden aangewend om het tegenbewijs zoals voorzien in artikel 2.7.1.0.7, tweede lid te leveren, daar deze akte niet bewijst dat de bevoordeling niet bedekt is.

Zo de schenking van de deelgerechtigdheid in de bedoelde burgerlijke maatschap eveneens ter registratie wordt aangeboden, en de schenkbelasting dus opvorderbaar is geworden, vóór de gesplitste inschrijving van de effecten zal op basis van het standpunt 15004 van de Vlaamse belastingdienst de erfbelasting zoals voorzien in artikel 2.7.1.0.7 VCF niet gevorderd worden.

16. Deze beslissing heeft alleen betrekking op de erfbelasting verschuldigd in de nalatenschappen van de echtgenoten X-Y en doet geen uitspraak over andere belastingen.