Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 16033 - Inbreng in gemeenschap gevolgd door schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 16033 - Inbreng in gemeenschap gevolgd door schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
16033
Datum beslissing
24 augustus 2016
Publicatiedatum
13 september 2016

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen partij A – partij B van een onroerend goed behorend tot het eigen vermogen van partij A, gevolgd door de schenking van de volle eigendom door beide echtgenoten aan hun kind partij C, ingegeven is door andere dan fiscale motieven en de voorgenomen schenking niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door ‘X’, namens:

  • partij A, echtgenoot van partij B,
  • partij B, echtgenote van partij A,
  • partij C.

3. Het betrokken goed is :

woning, hierna “het goed”

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De heer A wenst het goed in te brengen de huwgemeenschap A-B, waarna de heer A en mevrouw B het goed zullen schenken aan hun kind C.

III. Motivering van de aanvraag

5. De heer A heeft het goed voor ¼ in blote eigendom geërfd naar aanleiding van het overlijden van zijn vader. Bij aktes verleden voor ‘Y’, destijds te Gent op 2 april 1990 en op 7 juni 1990, hebben de andere erfgerechtigden hun onverdeelde rechten in het goed afgestaan aan de heer A.

De oplegsom om deze onverdeelde gerechtigheden te verkrijgen werd met gemeenschapsgelden betaald tijdens het huwelijk van de heer A en mevrouw B. Zij zijn gehuwd op 20 juli 1957.

6. De heer A wenst het goed, voorafgaandelijk aan de schenking aan zijn kind, in te brengen in de huwgemeenschap A-B. Hij wil immers bij latere ontbinding van het huwelijk vermijden dat er in het kader van de vergoedingsrekeningen (artikel 1423 BW) nog verrekeningen zouden dienen te gebeuren of discussies zouden ontstaan. Dit is tevens de wens van mevrouw B, die zoals gezegd mee heeft bijgedragen in de verwerving van het goed. Zijn juridisch eigen vermogen werd immers verrijkt bij het verkrijgen van het goed, gezien de opleg bij de aktes afstand door de huwgemeenschap werd betaald. Tevens werden gedurende het huwelijk diverse renovatiewerken aan het goed uitgevoerd, steeds met gemeenschappelijke gelden.

IV. Beslissing

7. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

8. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.

9. Op de voorgenomen verrichtingen zal de antimisbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF worden toegepast aangezien de aanvrager niet aantoont dat de voorgenomen verrichtingen ingegeven zijn door andere dan fiscale motieven.

10. De delingsakten dateren respectievelijk van 02/04/1990 en 07/06/1990. Niets belette de partijen om reeds eerder over te gaan tot de inbreng van het goed in de huwelijksgemeenschap om de juridische realiteit in overeenstemming te brengen met de feitelijke realiteit.

11. De toekomstige vergoedingsrekening tussen echtgenoten is geen valabel argument om het vermoeden van fiscaal misbruik te weerleggen. Het opmaken van een vergoedingsrekening is niet van openbare orde. Bij de ontbinding van het stelsel van gemeenschap kan het vergoedingsgerechtigde vermogen aanspraak maken op een vergoeding doch de echtgenoot die optreedt namens het vergoedingsgerechtigde vermogen heeft perfect het recht de vergoeding niet te vorderen. Ofschoon het niet mogelijk is bij huwelijksovereenkomst bij voorbaat op algemene wijze af te zien van het opmaken van een vergoedingsrekening, is het perfect mogelijk voor de echtgenoten een overeenkomst te sluiten waarbij ze de gronden tot vergoeding beperken of het betalen van een vergoeding voor een of meer bepaalde verrichtingen uitsluiten.

12. Door het onroerend goed kort voor de schenking in te brengen in het gemeenschappelijk vermogen wordt ingegaan tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF, m.n. de progressiviteit in de schenkbelasting. Bijgevolg zal de schenkbelasting worden geheven alsof de inbreng niet heeft plaatsgevonden.