Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 16004 - Afstand vruchtgebruik en schenking onroerende goederen na inbreng in huwelijksgemeenschap Vlaamse Belastingdienst

VB 16004 - Afstand vruchtgebruik en schenking onroerende goederen na inbreng in huwelijksgemeenschap

Voorafgaande beslissing
Nummer
16004
Datum beslissing
22 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Uw aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de afstand van vruchtgebruik door C, hierna vermeld, en de schenking van onroerende goederen door de echtgenoten A-B, hierna vermeld, onder voorbehoud van vruchtgebruik, met aanwas van dit vruchtgebruik aan de langstlevende, niet geviseerd wordt door de antimisbruikbepaling, met name dat het art. 2.8.4.1.1 VCF (u vermeldt verkeerdelijk art. 2.8.4.3.1 VCF) aangaande onroerende schenkbelasting niet wordt gefrustreerd.

Bij akte van 6 april 2015 werd de blote eigendom van enkele goederen immers ingebracht in de huwgemeenschap bestaande tussen de schenkers.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II.A. Identiteit van de partijen/omschrijving der goederen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris X in naam van:

  • de heer A, […] en zijn echtgenote, mevrouw B, […], samenwonende te […], hierna genoemd “de echtgenoten A-B”.
  • mevrouw C […], weduwe van de heer D […] (vruchtgebruikster), hierna genoemd “de grootmoeder”.

    De begiftigden zijn:

  • de heer E […], echtgenoot van mevrouw F […], hierna genoemd “de zoon”;

  • mevrouw G, […], echtgenote van de heer H, […], hierna genoemd “de dochter”.

3. De betrokken onroerende goederen zijn de volgende:

A) Afstand vruchtgebruik:

  • Villa, genaamd “X”, op en met grond en aanhorigheden, […], hierna genoemd “goed X”, geschat in volle eigendom op €360.000;
  • Villa, genaamd “Y”, […], hierna genoemd “goed Y”, geschat in volle eigendom op €900.000;

B) Schenkingen:

  • In een appartementsgebouw, Residentie “Z”, […], hierna genoemd “goed Z”, geschat in volle eigendom op €640.000;

    (Schenking 14/64 in BE aan de zoon)

  • Voornoemd goed X (schenking BE aan de zoon)

  • Voornoemd goed Y (schenking 5/9 BE aan de dochter)

C) Inbrengen in de huwgemeenschap bij akte van 6 april 2015:

  • Voornoemd goed X
  • Voornoemd goed Y

II.B. Beschrijving van de voorgeschreven verrichtingen

4. A) Een afstand van vruchtgebruik door de grootmoeder, met de motivering dat zij gezien haar hoge leeftijd (95j.) niet langer in staat is haar plichten als vruchtgebruiker te vervullen;

B) Een schenking van onroerende goederen gelegen in […] door de echtgenoten A-B aan twee kinderen, met voorbehoud van vruchtgebruik en met aanwas van dit vruchtgebruik aan de langstlevende van hen.

Voorafgaandelijk, met name bij akte van 6 april 2015 werd de blote eigendom van een aantal goederen ingebracht in de huwgemeenschap bestaande tussen de echtgenoten A-B met als motivering:

  • de goederen worden onderhouden en gerenoveerd met gemeenschapsgelden: aangezien de renovatie en het onderhoud van de ingebrachte goederen aanzienlijke financiële impact heeft op de huwgemeenschap en inzet van beide echtgenoten vergt (het betreft twee oude villa’s), lijkt het correct dat deze deel zouden uitmaken van het gemeenschappelijk vermogen;
  • de mogelijkheid tot creatie van een levenslang en onomzetbaar vruchtgebruik voor elk van beide echtgenoten;
  • de mogelijkheid tot toebedeling van de goederen in volle eigendom aan de langstlevende echtgenoot, indien mevrouw B, eerst zou overlijden, in het kader van het keuzebeding door verschijners in hun huwelijkscontract ingeschreven bij wijziging van 16 december 2002;
  • door deze inbreng beogen partijen dat de vermogenspositie en familiale positie van beide echtgenoten gelijk zou zijn ten overstaan van de gemeenschappelijke kinderen.

III. Motivering van de aanvraag

5. Het betreft de schenking door de echtgenoten A-B van goederen behorende tot de huwgemeenschap aan twee kinderen, onder voorbehoud van een levenslang vruchtgebruik in voordeel van de schenkers, met aanwas van dit vruchtgebruik aan de langstlevende.

De ontwerpakte in kwestie wordt bijgevoegd.

Aan beide kinderen worden onroerende goeden geschonken ter waarde van €500.000 (totaal € 1.000.000). Aldus begroot u de rechten te betalen op deze akte op € 54.000.

Er stellen zich echter twee problemen, die u vooraf wenst te zien uitgeklaard:

I/ twee van de drie bij de schenking betrokken goederen werden enige tijd geleden, hetzij op 6 april 2015, wat op het moment van de voorgenomen schenking ruim een jaar geleden zal zijn, in de huwgemeenschap van de schenkers gebracht. Deze akte inbreng in huwgemeenschap vermeldt de niet-fiscale motivering voor deze inbreng (de akte wordt bijgevoegd).

U stelt dat deze motieven ook behouden blijven na de schenking van deze goederen (behoudens het motief van de mogelijke toebedeling).

U vraagt te bevestigen dat deze schenking niet geviseerd wordt door de antimisbruikbepaling (artikel 2.8.4.1.1 § 1 VCF – door u verkeerdelijk art. 2.8.4.3.1 §1 VCF vermeld - (voormalig artikel 131 W. Reg) niet frustreert),

  • gezien de inbreng in huwgemeenschap reeds enige tijd geleden is en er aldus niet 'binnen een korte tijdspanne' een schenking heeft plaatsgevonden en
  • aangezien de inbreng in de huwgemeenschap door niet-fiscale en grotendeels na de schenking nog steeds geldende motieven gemotiveerd werd in de akte zelf
  • er geen eenheid van opzet is.

2/ twee van de drie bij de schenking betrokken goederen maken het voorwerp uit van een vruchtgebruik van de moeder van de schenkster, grootmoeder van de begiftigden. Zij doet voorafgaand aan de schenking afstand van haar vruchtgebruik, aangezien zij, gezien haar zeer hoge leeftijd, haar plichten als vruchtgebruikster niet meer kan waarmaken. De verzaking van vruchtgebruik is naar uw mening niet geviseerd door de antimisbruikbepaling, aangezien het hier niet een verzaking door de langstlevende echtgenoot gevolgd door een schenking door dezelfde echtgenoot betreft (de situatie omschreven in de omzendbrief). Tevens is het aangehaalde motief voor de verzaking zeer reëel, aangezien de vruchtgebruikster de leeftijd van 95 jaar heeft bereikt.

U vraagt te bevestigen dat ook deze verzaking aan vruchtgebruik niet geviseerd wordt door de antimisbruikbepaling (artikel 2.8.4.1.1 § 1 VCF (voormalig artikel 131 W. Reg) – door u verkeerdelijk art. 2.8.4.3.1 §1 VCF vermeld - niet frustreert).

IV. Beslissing

6. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit komt het besluitvormingsorgaan tot volgende voorafgaande beslissing:

A) Voor wat de verzaking vruchtgebruik betreft:

Gezien er op 8 april 1992 een schenking van de blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik door de schenker was, werd er in principe reeds schenkbelasting geheven op de waarde van de volle eigendom.

Bijgevolg is er op de huidige verzaking van vruchtgebruik geen Vlaamse registratiebelasting verschuldigd.

B) Voor wat de schenking van de blote eigendom betreft:

Aangaande de onroerende goederen X en Y welke bij akte van 6 april 2015 in blote eigendom werden ingebracht door mevrouw B in het gemeenschappelijk huwelijksvermogen: overeenkomstig de omzendbrief 2015/1 worden dergelijke rechtshandelingen beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF omdat zij ingaan tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1 §1 en 2.8.4.1.1 §1 en §2 VCF, tenzij wordt bewezen dat de keuze voor deze rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven (het ontwijken van hogere schenkbelastingen). In casu wordt dit tegenbewijs niet geleverd. Integendeel,

  • beide verrichtingen gebeuren wel degelijk binnen “een korte tijdspanne” (in casu minder dan 1 jaar);
  • de motivering in de akte van 6 april 2015 blijkt niet meer op te gaan: de mogelijkheid tot toebedeling van de goederen in volle eigendom aan de langstlevende is er niet meer, de vermogenspositie welke beoogd werd ten overstaan van de kinderen verdwijnt, wat de kosten van de renovatie betreft werd geen bewijs bijgevoegd…
  • de afwezigheid van eenheid van opzet wordt evenmin bewezen.

Bijgevolg zal de schenkbelasting worden geheven alsof de inbreng niet heeft plaatsgevonden en alsof mevrouw B vanuit haar eigen vermogen schenkt.

Aangaande de overige onroerende goederen Z stelt zich geen probleem. De goederen werden aangekocht door de echtgenoten A-B bij akte van 9 januari 2013.

Bijgevolg zal de schenkbelasting geheven worden op de schenking door elke echtgenoot voor de helft.

Samengevat zal de heffing, op basis van het voorgelegde ontwerp van schenkingsakte, € 111.000 bedragen, berekend als volgt:

  • Schenking aan de zoon:

Door mevrouw B (moeder): grondslag € 430.000 (samengesteld als volgt: €360.000 voor goed X en 70.000 voor de helft van 14/64 in goed Z

Heffing:

150.000 x 3% = 4.500

100.000 x 9% = 9.000

180.000 x 18% = 32.400

Door de heer A (vader): grondslag € 70.000 (zijnde de helft van 14/64 in goed Z)

Heffing: 70.000 x 3% = 2.100

Totaal: € 48.000 schenkbelasting.

  • Schenking aan de dochter door mevrouw B (moeder): grondslag € 500.000 (zijnde 5/9 van goed Y)

Heffing:

150.000 x 3% = 4.500

100.000 x 9% = 9.000

200.000 x 18% = 36.000

50.000 x 27% = 13.500

Totaal: € 63.000 schenkbelasting.