Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 16003 - Vereffening BVBA met toebedeling onroerend goed aan enige vennoot Vlaamse Belastingdienst

VB 16003 - Vereffening BVBA met toebedeling onroerend goed aan enige vennoot

Voorafgaande beslissing
Nummer
16003
Datum beslissing
22 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.4. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de voorgenomen toebedeling van het onroerend goed van de vennootschap aan de enige vennoot ingevolge ontbinding en vereffening van de vennootschap kan geschieden zonder toepassing van een Vlaamse evenredige registratiebelasting overeenkomstig artikel 2.9.1.0.4 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvragers

2. De aanvraag wordt ingediend door CVBA X te […], vertegenwoordigd door de heer Z, in hoedanigheid van mandataris van de aanvragende partijen.

3. De aanvragende partijen zijn:

  • (a) mevrouw A […], hierna “mevrouw A”
  • (b) De BVBA C, […], hierna “de vennootschap”

4. Het betrokken onroerend goed betreft een appartement met bijbehorende kelder gelegen te […], hierna “het onroerend goed”.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichtingen

5. De vennootschap heeft het onroerend goed aangekocht bij notariële akte van 30 mei 2011 in onverdeeldheid met de heer B , in de verhouding 99% voor de vennootschap en 1 % voor de heer B. De aankoop geschiedde met toepassing van het verkooprecht van 10%.

6. Het aandeelhouderschap van de vennootschap bestond tot voor kort uit:

  • De heer B: 638 aandelen
  • Mevrouw A: 481 aandelen
  • De heer C: 1 aandeel

7. Op x juni 2015 is de heer B overleden, nalatende mevrouw A als enige erfgename. Op 2 november 2015 verkocht de heer C zijn ene aandeel aan mevrouw A waardoor zij sedert die datum enige vennoot is geworden van de vennootschap.

8. Door het overlijden van de heer B op x juni 2015 is mevrouw A door vererving reeds juridisch eigenaar geworden van 1 % van het onroerend goed.

9. Gezien mevrouw A geen toekomst meer ziet voor de vennootschap, heeft zij beslist om de vennootschap op korte termijn te gaan ontbinden en vereffenen en dit door een ontbinding en vereffening op één dag met toebedeling van de aanwezige activa en passiva aan de enige overgebleven vennoot, mevrouw A.

Ingevolge de ontbinding en vereffening van de vennootschap zal zij de overige 99% van het onroerend goed ook verkrijgen.

10. Anderzijds heeft de vennootschap nog een schuld in rekening courant ('RC') t.o.v. initieel de heer B, doch door vererving is die vordering ook bij Mevrouw A terecht gekomen. De schuld is ontstaan doordat de heer B de prijs die de vennootschap destijds verschuldigd was voor 99% van het onroerend goed privé heeft voorgeschoten, waardoor hij een vordering in RC verkreeg op de vennootschap. Door de ontbinding en vereffening zal de schuld overgaan op de enige vennoot-schuldeiser (mevrouw A), waardoor de schuld door vermenging van hoedanigheden zal teniet gaan. Gezien de RC schuld groter is dan de werkelijke marktwaarde van het onroerend goed, zal de vereffening deficitair worden afgesloten.

III. Vraagstelling en motivering van de aanvraag

11. De aanvragende partijen zijn van oordeel dat deze verkrijging geen Vlaamse evenredige registratiebelasting opeisbaar gaat maken, op grond van de volgende argumenten:

(a) Op grond van artikel 2.9.1.0.4, 2de lid VCF zal deze verkrijging belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard, nu het onroerend door de vennootschap met betaling van het verkooprecht werd verkregen en het vaststaat dat de enige vennoot die volledig eigenaar wordt van het onroerend goed deel uitmaakte van het aandeelhouderschap van de vennootschap (of minstens erfgenaam is van de toenmalige vennoot) toen deze het onroerend goed verkreeg;

(b) De overdracht van het onroerend goed n.a.v. de ontbinding en vereffening van de vennootschap geldt niet als een overdracht ten bezwarende titel, noch als een verdeling, doch vloeit voort uit een wettelijk mechanisme waarbij de (enige) vennoot in de plaats wordt gesteld van de ontbonden en vereffende vennootschap

(c) De éénhoofdigheid van de vennootschap vloeit (op één aandeel na) voort uit een feit (vererving), eerder dan uit een overeenkomst, terwijl de overdracht van het ene aandeel in handen van de heer C aan mevrouw A een logisch uitvloeisel was van het overlijden van haar vader, de heer B, en volledig los stond van enige toebedeling van het onderliggend onroerend goed;

12. In ondergeschikte orde, enkel in het geval het besluitvormingsorgaan toch van mening zou zijn dat er Vlaamse evenredige registratiebelasting verschuldigd is, quod non, vragen de aanvragende partijen om bevestiging dat de overdracht van 99% van het onroerend goed ingevolge de ontbinding en vereffening van de vennootschap aan het verdeelrecht van 2,5% zou onderworpen worden in toepassing van artikel 2.9.1.0.4, 2de lid VCF juncto artikel 2.10.1.0.1 VCF. De reden hiervoor is het feit dat de overdracht in de feiten neerkomt op een afstand van onverdeelde delen tussen mede-eigenaars, waardoor de onverdeeldheid een einde neemt.

IV. Beslissing

13. Art. 2.9.1.0.4 VCF stelt in het eerste lid dat het verkooprecht verschuldigd is, indien een vennoot een onroerend goed van de vennootschap verkrijgt anders dan door inbreng. Deze regel geldt “op welke wijze ook” de verkrijging geschiedt. Het speelt dus m.a.w. geen enkele rol welke de burgerrechtelijke kwalificatie van de rechtshandeling is (verkoop, verdeling, …) noch welke de vennootschapsrechtelijke context van de verkrijging is (vereffening, kapitaalvermindering, …).

In het tweede lid van art. 2.9.1.0.4 VCF worden er echter twee uitzonderingen gemaakt. Indien de verkrijgende vennoot kwalificeert voor één van deze uitzonderingen, wordt de verkrijging wel belast volgens haar burgerrechtelijke aard (verdeling, verkoop, …).

In het derde lid van art. 2.9.1.0.4 VCF wordt een derde uitzondering gemaakt voor het geval de verkrijging van het onroerend goed door de vennoot het gevolg is van een gehele of gedeeltelijke vereffening van de vennootschap. In dit geval worden de regels van het eerste of het tweede lid, naar gelang van het geval, pas toegepast als de door de vennoten verkregen onroerende goederen effectief aan één of meer vennoten worden toebedeeld.

14. In dit geval dient er toepassing gemaakt te worden van art. 2.9.1.0.4, derde lid VCF aangezien er sprake is van een vereffeningssituatie. Aangezien mevrouw A de enige vennoot is die het onroerend goed ingevolge de vereffening verkrijgt en zij kwalificeert voor art. 2.9.1.0.4, 2de lid, 2° VCF, met name verkrijging door een vennoot van een onroerend goed dat door de vennootschap met betaling van het verkooprecht werd verkregen op het ogenblik dat de verkrijgende vennoot deel uitmaakte van de vennootschap toen deze vennootschap het onroerend goed verkreeg. Derhalve zal gelet op de gemeenrechtelijke aard van de verkrijging het verdeelrecht verschuldigd zijn.