Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 15006 - Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door schenking van dit goed door beide echtgenoten Vlaamse Belastingdienst

VB 15006 - Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door schenking van dit goed door beide echtgenoten

Voorafgaande beslissing
Nummer
15006
Datum beslissing
21 december 2015
Publicatiedatum
18 januari 2016

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de voorgenomen schenking door de echtgenoten A - B aan hun dochter, rekening houdende met de inhoud van de omzendbrief 2015/1, niet zal worden beschouwd als ingaande tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF en dus niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II. A. Identiteit van de aanvragers

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris F in naam van de echtgenoten A en B, en hun dochter C.

3. Het betrokken onroerend betreft een woning gelegen te […]

4. De dochter is apotheker en oefent momenteel reeds haar praktijk uit in voormeld pand.

II. B. Beschrijving van de voorgeschreven verrichtingen

5. De heer A en zijn echtgenote B, wonende te […], overwegen om het pand gelegen op hetzelfde adres voor de onverdeelde helft in volle (of blote) eigendom te schenken aan hun dochter C.

6. Het gebouw werd destijds door de voornoemde echtgenoten A-B opgericht op een perceel bouwgrond dat oorspronkelijk eigen was aan B en dat door haar bij akte inhoudende wijziging huwelijksstelsel verleden voor notaris E, destijds te […], op 31 januari 1981, werd ingebracht in de huwgemeenschap met haar echtgenoot de heer A.

III. Motivering van de aanvraag

7. Dat de voormelde inbreng destijds is gebeurd om andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen mag blijken uit:

1/het tijdsverloop tussen 31 januari 1981 en heden: ongeveer 34 jaar; het gaat hier duidelijk niet om "een inbreng die onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne wordt gevolgd door een schenking".

2/het feit dat de voornoemde dochter op het tijdstip van de inbreng nog niet was geboren; dat ze het pand 34 jaar later zouden kunnen schenken aan hun dochter konden de echtgenoten A-B in 1981 dus nog niet hebben geweten. Van eenheid van opzet kan geen sprake zijn geweest.

IV. Beslissing

8. Het artikel 3.17.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna VCF), zoals gewijzigd door het decreet van 19 december 2014 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (Belgisch Staatsblad van 29 januari 2015) voorziet in een antimisbruikbepaling voor alle Vlaamse belastingen opgenomen in de VCF, met ingang van 1 januari 2015.

9. Dit artikel luidt:

“Art. 3.17.0.0.2. Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden."

10. In de omzendbrief 2015/1 van 16 februari 2015 wordt de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten beschouwd als fiscaal misbruik omdat deze rechtshandelingen ingaan tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF.

11. Aangezien de voorgenomen schenking van ½ volle (of blote) eigendom door de echtgenoten A en zijn echtgenote B aan hun dochter C niet onmiddellijk of binnen korte tijdspanne volgt op de inbreng van het goed in het gemeenschappelijk vermogen, worden de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF niet gefrustreerd en is er geen sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

12. Deze voorafgaande beslissing is gebaseerd op de informatie zoals deze door u verstrekt werd en bindt de Vlaamse Belastingdienst alleen voor zover:

  • de informatie over de situatie en/of de verrichtingen volledig en correct is en de verrichtingen verwezenlijkt worden op de door u omschreven wijze;
  • de toepasselijke regelgeving niet wijzigt;