Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 23001 - Inbreng in het gemeenschappelijk vermogen gevolgd door een schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 23001 - Inbreng in het gemeenschappelijk vermogen gevolgd door een schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
23001
Datum beslissing
22 mei 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Deze aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat de inbreng door de echtgenoten X – Y in het gemeenschappelijk vermogen gevolgd door een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik door beide echtgenoten aan hun twee kinderen, niet is ingegeven door fiscale motieven en niet wordt geviseerd door de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door […], geassocieerde notarissen te […], namens:

2.1. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1951, Rijksregisternummer: […] en haar echtgenoot;

2.2. de heer X, geboren te […] op xx.xx.1947, Rijksregisternummer: […],

Samenwonend te […].

De echtgenoten X-Y zijn gehuwd te […] op xx.xx.1972 onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijkscontract.

3. De betrokken partijen zijn de kinderen van de echtgenoten X - Y, m.n.:

3.1. De heer A, RR […], ongehuwd, geboren te […] op xx.xx.1978, wonende te […];

3.2. De heer B, RR […], ongehuwd, geboren te […] op xx.xx.1988, wonende te […].

4. De betrokken onroerende goederen zijn:

GEMEENTE […] - eerste afdeling

Een woonhuis, op en met grond en aanhorigheden gelegen te […], kadastraal bekend, eerste afdeling, sectie B, nummer […], met een oppervlakte van driehonderdvijfenzeventig vierkante meter.

Oorsprong van eigendom: Voorschreven goed behoort toe aan de heer X om het hem te zijn toebedeeld ingevolge akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1999, overgeschreven op het eerste hypotheekkantoor te […] op […] daarna, boek […], nummer […].

GEMEENTE […] - eerste afdeling

Een woonhuis op en met grond en aanhorigheden, gelegen te […], kadastraal bekend, eerste afdeling, sectie A, nummer […], met een oppervlakte van zeshonderdeenentwintig vierkante meter.

Oorsprong van eigendom: Voorschreven goed behoort toe aan de mevrouw Y om het haar te zijn toebedeeld ingevolge akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1996, overgeschreven op het eerste hypotheekkantoor te […] op […] daarna, boek […], nummer […].

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. De heer X is eigenaar van de woning te […]. Mevrouw Y is eigenaar de woning te […]. Zij hebben samen twee kinderen en wensen een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik te doen aan hun beide kinderen, waarbij zij de gelijkheid tussen hun kinderen wensen te garanderen.

De woning in de […] zou aan hun zoon, A geschonken worden, de woning in de […] aan hun zoon B. Telkens met voorbehoud van vruchtgebruik.

III. Motivering van de aanvraag

6. Indien de echtgenoten deze schenking zonder meer zouden doen, zou de gelijkheid tussen de kinderen echter niet gegarandeerd zijn:

  • de waardering van de woningen zijn nl. niet gelijk (een verschil van om en bij de 100.000,00 euro)
  • dit heeft tot gevolg dat de berekeningen van de fictieve massa, het beschikbaar deel en de reserve telkens ongelijk zal beoordeeld worden in de beide nalatenschappen, waardoor het ene kind meer zou moeten inbrengen dan de andere.
  • Anderzijds zou dergelijke schenking zonder voorafgaande inbreng tot gevolg hebben dat het ene kind reeds vroeger kan beschikken over de volle eigendom dan het andere (afhankelijk van welke schenker eerst overlijdt) wat dan weer tot gevolg heeft dat het ogenblik van waardering van de schenking ihkv de burgerrechtelijke verdeling bij de respectieve nalatenschappen verschillend is.

Het niet voorafgaand inbrengen in de huwgemeenschap heeft dus tot gevolg dat er hoe dan ook een ongelijke behandeling bestaat tussen beide kinderen, wat uiteraard niet de bedoeling is van de schenkers.

Om deze (burgerrechtelijke) reden zouden de echtgenoten hun eigen woning eerst willen inbrengen in de huwgemeenschap, waarna beide echtgenoten gezamenlijk de woningen schenken aan hun kinderen. Deze inbreng gevolgd door een schenking is dus niet ingegeven door fiscale motieven maar wel door burgerrechtelijke motieven.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

7. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

8. Volgend artikel wordt onderzocht:

Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.“

9. De woning in de […] is een eigen goed van de heer X. De woning in de […] is een eigen goed van mevrouw Y.

10. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015(PDF bestand opent in nieuw venster) worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.

11. Door de onroerende goederen kort voor de schenking in te brengen in het gemeenschappelijk vermogen wordt ingegaan tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF, m.n. de progressiviteit in de schenkbelasting.

Met deze progressiviteit in de schenkbelasting wordt bedoeld dat het tarief van de schenkbelasting voor onroerende goederen wordt bepaald door een dubbel progressievoorbehoud: zowel de band die de schenker heeft met de begiftigde, als de grootte van de schenking bepalen het tarief.

12. Om deze progressiviteit in de schenkbelasting te kunnen kaderen moeten we teruggrijpen naar het verleden:

Vóór de Wet van 30 augustus 1913 werd het schenkingsrecht berekend volgens een gewoon evenredig tarief met een verschillend percentage naargelang de schenking roerende of onroerende goederen tot voorwerp had, naargelang het ging om schenkingen aan verwanten in de rechte lijn of aan andere personen.

Door de Wet van 30 augustus 1913 werden voor het schenkingsrecht en het successierecht dezelfde tarieven ingevoerd. Hierbij werd de verschillende tarifering van de schenkingen van roerende en van onroerende goederen opgeheven doch werden voor de schenkingen aan andere dan verwanten in rechte lijn verschillende tariefklassen ingevoerd.

Door artikel 19 van de Wet van 11 oktober 1919 (B.S. 13 november 1919, 6025) brengende wijzigingen in de wetten op de successie-, registratie- en overschrijvingsrechten werd de parallelle tarifering van de schenkingsrechten en de successierechten verbroken door de invoering van een progressief successierecht per schijf. Het schenkingsrecht bleef gewoon evenredig.

In de memorie van toelichting (Kamer, 1918/19 , 109) is het volgende te lezen:

Bij art. 19 wordt de nieuwe bepaling der tarieven vastgesteld.

Hierin het voorbeeld van het merendeel der Europeesche landen en, inzonderheid, dat onzer Noorder- en Zuiderburen volgende, wordt door het ontwerp eene belasting gevestigd, die bij schijven klimt te gelijkertijd als de hoegrootheid van het aan elken erfgenaam of legataris opgekomen aandeel.

Indiener eene belasting is, die zich leent aan trapsgewijze verhooging volgens het vermogen van den belastingplichtige, zoo is dat onmiskenbaar wel het successierecht, omdat deze belasting volgens de bewoordingen van de Heer Raymond Poinearé “atteint le redevable au moment où il s’enrichit, sans effort, sans travail, souvent d’une manière inesperée”.…”.

Deze maatregel gaf geen bevrediging.

Voor belangrijke schenkingen lieten de percentages nog in belangrijke mate de ontwijking toe van de successierechten. Bovendien werden schenkingen voor een klein of middelmatig bedrag door de toepasselijke percentages gehinderd.

Met het K.B. nr. 9 van 3 juli 1939 (BS 5 juni 1939, 4544) werd zowel voor de successierechten als voor de schenkingsrechten dezelfde progressieve tarieven ingevoerd.

In het verslag aan de koning valt te lezen:

Twee verwijten werd in den laatsten tijd gericht tot het huidig heffingsstelsel der evenredige registratierechten op de schenkingsakten.

Het eerste is dat, om reden van hun hoog bedrag … deze rechten doorgaans van aard zijn de giften onder levenden tusschen personen van lage of middelbaren stand te verhinderen, hetgeen bijzonder betreurenswaardig is wanneer het gaat om verdeelingen gedaan door bloedverwanten in de opgaande lijn.

Het tweede is dat de niet-progressiviteit van de belasting het bedrog aanmoedigt dat er voor rijke personen in bestaat, aan den vooravond van hun dood, door geregistreerde akte, de geheelheid of een deel van hun goederen aan hun vermoedelijke erfgenamen of legatarissen te schenken, en zulks derwijzen dat deze het hoog bedrag niet hoeven te betalen van de progressieve successierechten, die berekend worden op alles wat zij in de nalatenschap van den schenking mochten verkrijgen.

Ten einde aan die nadeelen te verhelpen, belast artikel 8 de schenkingen onder levenden met dezelfde progressieve rechten als de nalatenschappen …”.

Deze aangenomen progressieve tarieven werden overgenomen in het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en griffierechten.

Na de regionalisering van de successie- en de schenkingsrecht is er in de meeste gewesten opnieuw een verschil tussen beiden tarieven.

In het licht van de vroegere activering van vermogen en het zichtbaar maken van overdrachten van vermogen werd het progressief tarief voor de schenking van roerende goederen afgeschaft en vervangen door een vast tarief. Voor onroerende goederen bleef dit evenwel bestaan met dezelfde ratio legis, nl. de waarde van het geschonken onroerend goed bepaalt de hoogte van de belasting.

13. In casu wensen de aanvragers de woning in de […] aan hun zoon A te schenken en de woning in de […] aan hun zoon B. Telkens met voorbehoud van vruchtgebruik.

14. Door het vermelde onroerend goed in te brengen in het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten en binnen een korte termijn te schenken wordt de belastbare grondslag van elk van beide schenkingen herleid tot de helft.

15. De echtgenoten X -Y vermelden in hun aanvraag dat ze de gelijkheid tussen de kinderen willen bewaren.

16. De gelijkheid kan ook bewaard worden door schenking van de blote eigendom van elke woning aan de kinderen in onverdeeldheid waarna de kinderen overgaan tot verdeling.

Bovendien kunnen aan de schenkingen modaliteiten worden toegevoegd zodat de kinderen op hetzelfde ogenblik kunnen beschikken over de volle eigendom van de door hun verkregen woning.

17. Gelet op het voorgaande beslist het besluitvormingsorgaan dat de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF moet worden toegepast aangezien de partijen niet op afdoende wijze aantonen dat de verrichtingen ingegeven zijn door andere dan fiscale motieven.

18. Bijgevolg zal de schenkbelasting op de schenking van de onroerende goederen vermeld onder punt 4. worden geheven alsof de inbreng niet heeft plaatsgevonden.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.