Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 19064 - Diplomatiek agent: rijksinwonerschap en vrijstelling gezinswoning in het kader van erfbelasting Vlaamse Belastingdienst

SP 19064 - Diplomatiek agent: rijksinwonerschap en vrijstelling gezinswoning in het kader van erfbelasting

Administratief standpunt
Nummer
19064
Datum beslissing
6 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.4.1.1. VCF

Standpunt

De diplomatiek agent die uitgezonden wordt naar een andere staat, behoudt zijn rijksinwonerschap in eigen land op grond van internationaal gewoonterecht:

  1. Bij overlijden van een Belgisch diplomatiek agent tijdens diens diplomatieke zending in het buitenland (= Belgisch rijksinwoner) zijn er dan ook successierechten verschuldigd zoals bij gewone Belgische rijksinwoners (dus geen recht van overgang bij overlijden), volgens het Gewest waar hij de laatste vijf jaar overwegend gewoond heeft;
  2. Bij overlijden van een buitenlands diplomatiek agent tijdens diens diplomatieke zending in België (= niet-rijksinwoner) is er enkel een recht van overgang verschuldigd m.b.t. de in België gelegen onroerende goederen.

De vrijstelling voor de gezinswoning zoals voorzien in art. 2.7.4.1.1, §2, 3e lid VCF kan in situatie 1) – naar vrije keuze van de langstlevende partner – toegepast worden op ofwel een gezinswoning gelegen in het land van diplomatieke zending, ofwel een gezinswoning gelegen in het land waarvan de erflater rijksinwoner was. In het laatste geval gaat men ervan uit dat de woonplaats gedurende de volledige buitenlandse missie overeenstemt met de laatste fiscale woonplaats in België voorafgaand aan de missie. Voormelde fictie moet dan ook toegepast worden bij het beoordelen van de voorwaarden om van de vrijstelling van erfbelasting voor de gezinswoning te kunnen genieten. Bijgevolg wordt de diplomatieke agent geacht te verblijven op het adres van de gezinswoning, zijnde zijn laatste fiscale woonplaats. Hierdoor kan die woning kwalificeren als “gezinswoning” voor de toepassing van de vrijstelling.

De vrijstelling voor de gezinswoning zoals voorzien in art. 2.7.4.1.1, §2, 3e lid VCF kan in situatie 2) toegepast worden op een in België gelegen gezinswoning.