Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 16006 - Derde-verkrijger bij overeenkomst Vlaamse Belastingdienst

SP 16006 - Derde-verkrijger bij overeenkomst

Administratief standpunt
Nummer
16006
Datum beslissing
25 januari 2016
Publicatiedatum
22 februari 2016

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.7. VCF

Standpunt

Om te weten of het verdeelrecht dan wel het verkooprecht verschuldigd is op een verdeling of afstand van onverdeelde delen tussen deelgenoten, moet men rekening houden met de fiscale hoedanigheid van de verkrijgende deelgenoot. Is de verkrijgende deelgenoot een zgn. derde-verkrijger bij overeenkomst, dan is niet het verdeelrecht maar wel het verkooprecht van toepassing op het deel dat deze deelgenoot bij de verrichting bij verkrijgt.

Als derde-verkrijger bij overeenkomst wordt beschouwd, de deelgenoot die:

  • op grond van een overeenkomst tot de onverdeeldheid is toegetreden;
  • waarbij die overeenkomst zijn enige titel van toetreding is;
  • en waarbij die titel verschilt van die van de andere deelgenoten.

Het kan gebeuren dat een deelgenoot, die in de onverdeeldheid een part in volle eigendom bezit, op twee verschillende manieren is toegetreden tot de onverdeeldheid, bijvoorbeeld voor de blote eigendom door erfenis en voor het vruchtgebruik door overeenkomst, of omgekeerd.

Vermits er geen onverdeeldheid is tussen het vruchtgebruik en de blote eigendom, bezit deze deelgenoot dus twee verschillende hoedanigheden, één voor de blote eigendom en één voor het vruchtgebruik.

Moet met deze beide verschillende hoedanigheden rekening worden gehouden als de deelgenoot in kwestie een part in volle eigendom bij verkrijgt in de onverdeeldheid ?

Neen.

Enkel de manier waarop de deelgenoot tot de onverdeeldheid is toegetreden voor de blote eigendom is bepalend. De wijze waarop hij het vruchtgebruik heeft verkregen, speelt geen rol.

Vlabel volgt hiermee het federale standpunt, zoals verwoord in RJ R 113/02-02 (waar de deelgenoot voor de blote eigendom te beschouwen is als een derde verkrijger bij overeenkomst) , en breidt het uit naar de omgekeerde situatie (waar de deelgenoot voor het vruchtgebruik te beschouwen is als een derde verkrijger bij overeenkomst, maar voor de blote eigendom als deelgenoot)

Voorbeelden

1° A bezit 1/3 volle eigendom. Voor de blote eigendom is A als deelgenoot te beschouwen ( vb. omdat hij de blote eigendom door erfenis verkregen heeft) en voor het vruchtgebruik is hij een derde verkrijger bij overeenkomst (vb. omdat hij het 1/3 vruchtgebruik door schenking heeft verkregen). Als A vervolgens een part in volle eigendom bij verkrijgt, is hij een deelgenoot, en dus géén derde-verkrijger bij overeenkomst, en wordt het verdeelrecht toegepast. De wijze waarop A is toegetreden tot de onverdeeldheid voor de blote eigendom is immers bepalend.

2° B bezit 1/3 volle eigendom. Voor het 1/3 blote eigendom is hij een derde verkrijger bij overeenkomst , voor het vruchtgebruik niet (vb. verkregen door ophouding van het vruchtgebruik). Als B een part in volle eigendom bij verkrijgt van een deelgenoot, ten opzichte van wie B een “derde-verkrijger” is, is hij derde-verkrijger voor de volle eigendom en is het verkooprecht verschuldigd. De wijze waarop B is toegetreden tot de onverdeeldheid voor de blote eigendom is immers bepalend.