Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 16092 - Bedingen van aanwas en van terugvalling Vlaamse Belastingdienst

SP 16092 - Bedingen van aanwas en van terugvalling

Administratief standpunt
Nummer
16092
Datum beslissing
18 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.6. VCF

Huidig standpunt

De vraag is gesteld welke houding Vlabel aanneemt op het vlak van de heffing van verkooprecht, schenkbelasting of erfbelasting op de realisatie van bedingen van aanwas en terugvalling die gekoppeld zijn aan een overeenkomst onder de levenden.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen bedingen die worden overeengekomen tussen personen die een goed verkrijgen of hebben verkregen en bedingen die worden overeengekomen in het voordeel van personen die een goed vervreemden en zich daarbij een recht voorbehouden.

Bij aanvang is er een actuele verkrijging door twee (of meer) verkrijgers en zitten er in het beding van aanwas twee voorwaardelijke verkrijgingen besloten waarvan één actueel zal worden als de eerststervende van de verkrijgers komt te overlijden.

Indien de eerste van beide verkrijgers komt te overlijden, is er een overdracht aan de langstlevende van de verkrijgers, die, afhankelijk van het geval betrekking heeft op:

  • de helft volle eigendom;
  • de helft vruchtgebruik.

Vermits deze overdracht overeengekomen is onder de levenden, valt deze binnen het toepassingsgebied van de registratiebelasting. Of er uiteindelijk registratiebelasting verschuldigd is en zo ja, welke, hangt af van verschillende factoren:

- gaat het om een aanwas onder kosteloze dan wel onder bezwarende titel ?

→ tenzij het tegendeel uit de overeenkomst blijkt:

  • wordt een beding van aanwas tussen echtgenoten geacht onder kosteloze titel te zijn overeengekomen
  • wordt een beding van aanwas tussen niet-gehuwden geacht onder bezwarende titel te zijn overeengekomen

- gaat het om roerende dan wel onroerende goederen ?

  • de schenkbelasting is zowel verschuldigd voor roerende goederen als onroerende goederen
  • het verkooprecht is enkel verschuldigd voor onroerende goederen

- is de aanwas bedongen tussen de verkrijgers dan wel tussen de vervreemder en de langstlevende van de verkrijgers ?

→ tenzij het tegendeel uit de overeenkomst blijkt:

  • wordt een beding van aanwas gekoppeld aan een verkoop geacht tussen de kopers te zijn bedongen (anders is het een tontine)
  • wordt een beding van aanwas gekoppeld aan een schenking geacht door de schenker te zijn bedongen.

a. Bedingen van aanwas

Indien twee vervreemders een goed vervreemden en zich bv. een vruchtgebruik voorbehouden of een rente bedingen, wordt elk van de vervreemders geacht voor zichzelf te hebben bedongen.

Indien het beding van aanwas zich realiseert is er geen belastbare overdracht voor de registratiebelasting.

Deze overdracht valt eveneens buiten het toepassingsgebied van de erfbelasting, met één uitzondering: als de bedongen prestatie een rente is en de vervreemders zijn echtgenoten gehuwd onder een stelsel van gemeenschap, valt de aanwas van de rente onder de toepassing van art. 2.7.1.0.6 VCF.

b. Bedingen van terugvalling

Als één persoon een goed vervreemdt en zich bv. een vruchtgebruik voorbehoudt of een rente bedingt, en bovendien bedingt dat dit vruchtgebruik of deze rente bij zijn overlijden zal terugvallen op het hoofd van een derde, wordt het beding van terugvalling beschouwd als een schenking, door de vervreemder aan de begunstigde derde. Deze schenking wordt actueel door het overlijden van de vervreemder en het overleven van de begunstigde derde.

Deze schenking valt in principe binnen het toepassingsgebied van de registratiebelasting (want overeengekomen onder de levenden).

Of er uiteindelijk schenkbelasting kan worden geheven hangt af van verschillende factoren:

  • er moet een heffingstitel zijn voor de schenkbelasting (hetgeen veronderstelt dat de begunstigde het beding heeft aanvaard in een ter registratie aangeboden akte);
  • de schenking mag niet onder de toepassing vallen van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF (schenking van roerende goederen die actueel wordt door het overlijden van de schenker, met uitzondering van een terugval van een door de schenker voorbehouden vruchtgebruik), in welk geval er erfbelasting verschuldigd is.

Verder wordt er gewezen op de mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF indien de terugvalling betrekking heeft op een rente en de terugvalling niet aan de schenkbelasting onderworpen is (bv. omdat het beding niet door de begunstigde is aanvaard).

Artikel 2.7.1.0.6 VCF is eveneens van toepassing indien echtgenoten, gehuwd onder een stelsel van gemeenschap, een rente hebben bedongen, als tegenprestatie van een verkoop of als last van een schenking van een gemeenschappelijk goed.

Op grond van artikel 2.7.1.0.6, §1, derde lid VCF, is, bij het overlijden van de eerststervende echtgenoot, de helft van de persoonlijke rente van de langstlevende echtgenoot belastbaar. Is er een beding van aanwas bedongen, dan is zowel de helft van de persoonlijke rente van de langstlevende echtgenoot als de helft van de rente die aanwast bij de langstlevende belastbaar.

Deze visie ligt volledig in de lijn van de federale visie.

c. Verkoop of schenking door twee of meer vervreemders samen met voorbehoud van vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende

In geval van verkoop of schenking door twee echtgenoten met voorbehoud van vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende verkoper of schenker,

  • hetzij van gemeenschappelijke goederen,
  • hetzij van goederen eigen aan elk van hen,
  • hetzij tegelijkertijd van gemeenschappelijke goederen en van eigen goederen

mag aangenomen worden dat elk van de verkopers of schenkers aan de koper of de begiftigde de last op om bij het overlijden van de eerststervende het vruchtgebruik op de verkochte/geschonken goederen te laten aan de langstlevende vruchtgebruiker. De langstlevende vruchtgebruiker verkrijgt bijgevolg het vruchtgebruik op de goederen die door de eerststervende werden verkocht of geschonken, rechtstreeks van de koper of de begiftigde in uitvoering van deze last. Deze last wordt beschouwd als een van het hoofdcontract afhankelijke bepaling. Indien de hoofdovereenkomst een verkoop is, dient de waarde van deze last pro fisco geraamd te worden en bij de prijs gevoegd te worden voor de heffing van het verkooprecht. Bij het overlijden van de eerststervende vruchtgebruiker is er op de verkrijging van het vruchtgebruik door de langstlevende geen registratierecht verschuldigd. Wanneer evenwel uitdrukkelijk in de akte bedongen is dat elk van de verkopers of schenkers aan de andere, op voorwaarde van overleven, afstand doet van het vruchtgebruik op de door hem overgedragen goederen aan de langstlevende, gaat het om twee van elkaar onafhankelijke overeenkomsten die elk aanleiding geven tot de heffing van registratiebelasting. De langstlevende vruchtgebruiker verkrijgt het vruchtgebruik van de langstlevende ten titel van schenking door de eerststervende. Op de verkrijging van vruchtgebruik is de schenkbelasting verschuldigd. Indien de bewoordingen van de akte niet duidelijk zijn, wordt de overeenkomst uitgelegd in de zin dat een last werd opgelegd aan de koper of begiftigde, dus dat het gaat om twee afhankelijke bepalingen die onderworpen zijn aan één heffing.

Ook wanneer het gaat om twee andere personen dan echtgenoten die een samen goederen verkopen of schenken met voorbehoud van vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende zijn hogervermelde principes van toepassing.

De federale RJ’s R 14/01-01 en 14/02-01 worden gevolgd.

Indien de genieter van het beding evenwel geen goederen of slechts geringe goederen heeft verkocht/geschonken in verhouding tot de eerststervende, geeft de verkrijging van het vruchtgebruik aanleiding tot de heffing van schenkbelasting.

Historische versies

Hieronder vindt u een overzicht van de historische versies van dit standpunt:

Standpunt nr. 16092 dd. 28.09.2020, publicatie op 14.10.2020
Standpunt nr. 16092 dd. 14.11.2016, publicatie op 03.01.2017