Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 15129 - Toepassing artt. 2.7.1.0.6 en 2.7.3.2.8 indien er op datum van het overlijden van de erflater geen uitkering van het kapitaal gebeurt Vlaamse Belastingdienst

SP 15129 - Toepassing artt. 2.7.1.0.6 en 2.7.3.2.8 indien er op datum van het overlijden van de erflater geen uitkering van het kapitaal gebeurt

Administratief standpunt
Nummer
15129
Datum beslissing
28 september 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015

Beschrijving

Indien de erflater een levensverzekeringsproduct had gekocht en hij komt te overlijden vóór het tijdstip van uitbetaling van het kapitaal aan de begunstigde(n), wordt deze bevoordeling, bij toepassing van art. 2.71.0.6, §1, 2de lid, beschouwd als een legaat in het voordeel van de begunstigde(n) en wordt de waarde ervan als dusdanig belast, ook al verkrijgt (verkrijgen) de begunstigde(n) nog niets op het ogenblik van het overlijden.

Dit was vroeger ook reeds zo onder de gelding van art. 8 W. Succ.

Voor de waardering van het fiscaalfictief legaat neemt men de afkoopwaarde van het levensverzekeringsproduct op datum van het overlijden.

Als de overledene gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap moet er in dit geval met twee bijzonderheden rekening worden gehouden:

  • niet enkel LV-producten die door de overledene zijn afgesloten maar ook levensverzekeringsproducten die door de langstlevende voor zichzelf zijn afgesloten vallen onder de toepassing van art. 2.7.1.0.6 (zie §1, 3de lid);

  • voor de bepaling van de belastbare grondslag van het fiscaalfictief legaat wordt rekening gehouden met de oorsprong van de gelden (eigen of gemeenschappelijk) waarmee het levensverzekeringsproduct werd gefinancierd (zie art. 2.7.3.2.8).

Voor de toepassing van art. 2.7.1.0.6 is het dus niet relevant tot welk vermogen het uitgekeerde of uit te keren kapitaal behoort, enkel de wijze waarop het levensverzekeringsproduct werd gefinancierd is van belang.

Artikel 2.7.3.2.8 geeft de volgende regels:

  • de levensverzekering werd gefinancierd met gemeenschappelijke gelden: de belastbare grondslag van het fiscaalfictief legaat bedraagt de helft;

  • de levensverzekering werd gefinancierd met eigen gelden van de erflater: de belastbare grondslag van het fiscaalfictief legaat bedraagt de geheelheid;

  • de levensverzekering werd gefinancierd met eigen gelden van de langstlevende: de belastbare grondslag van het fiscaalfictief legaat bedraagt nul.

Er geldt een vermoeden dat de financiering van het levensverzekeringsproduct gebeurd is met gemeenschappelijke gelden.

Als we deze regels samenbrengen komen we tot het besluit dat een levensverzekeringsproduct afgesloten door de langstlevende echtgenoot ten gunste van zichzelf, dat gefinancierd werd met gemeenschappelijke gelden, maar waarvoor er geen kapitaal wordt uitbetaald bij het overlijden van de eerste echtgenoot een fiscaalfictief legaat is in hoofde van de langstlevende echtgenoot waarvan de belastbare grondslag de helft van de afkoopwaarde op datum van dit overlijden bedraagt.

Er wordt benadrukt dat deze redenering enkel geldt indien de langstlevende zelf de begunstigde van het levensverzekeringsproduct is.

Opmerking:

Standpunt geldig voor overlijdens van 01/01/2015 tot en met 31/12/2016.

------------------

  • opmerking toegevoegd op 06.02.2017, publicatie op 23.02.2017
  • oorspronkelijk standpunt dd. 28.09.2015, publicatie op 13.10.2015

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.6. VCF
  • art. 2.7.3.2.8. VCF