Gedaan met laden. U bevindt zich op: Schenking aandelen familiale vennootschap - positief attest en ongewijzigde situatie bij schenking - vertrouwensbeginsel Vlaamse Belastingdienst

Schenking aandelen familiale vennootschap - positief attest en ongewijzigde situatie bij schenking - vertrouwensbeginsel

Rechtspraak
Rolnummer
21/1031/A
Datum beslissing
4 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.6.0.3. VCF

Samenvatting

Op 12 september 2019 dienden belastingplichtigen en hun ouders een aanvraagformulier in tot het bekomen van een voorafgaand attest met betrekking tot de vrijstelling van de schenkbelasting voor familiale ondernemingen en vennootschappen (art. 2.8.6.0.3 e.v. VCF).

Bij schrijven van 27 januari 2020 bekwamen de belastingplichtigen vanwege de Vlaamse Belastingdienst een positief attest inzake de vrijstelling van schenkbelasting. In dit attest (dat de datum 8 januari 2020 draagt) werd aangekruist:

  • dat de kwestieuze familiale vennootschap voldeed aan de participatievoorwaarde en aan de activiteitsvoorwaarde,
  • dat de vennootschap een reële economische activiteit had,
  • dat in minstens één van de laatste drie boekjaren code 62 uit de jaarrekening lager was dan 1,50% van de totale activa en
  • dat het niet zo was dat in minstens één van de laatste drie boekjaren code 22 uit de jaarrekening hoger was dan 50% van de totale activa.

Nog in het attest werd onder de titel ‘eindbeslissing’ het volgende opgetekend:

“Op het moment van dit verzoek en op basis van de gegevens aangeleverd door de verzoeker, is voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 2.8.6.0.3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit voor 25 aandelen op naam in de vennootschap A., die toebehoren aan de (huwgemeenschap van de) schenker(s). Ik wijs er op dat artikel 2.8.6.0.3 VCF bepaalt dat er aan de voorwaarden moet voldaan zijn op het ogenblik van de schenking. Dit attest leidt dus niet automatisch tot een vrijstelling van de schenkbelasting.”

Op 5 maart 2022 schonken de ouders aan hun zoons (belastingplichtigen) de VE van de 24 aandelen van BV A.

Niettegenstaande het attest van 8 januari 2020 weigerde de Vlaamse Belastingdienst bij de afhandeling van het vrijstellingsverzoek geformuleerd in de authentieke akte van 5 maart 2020, om de gevraagde vrijstelling toe te kennen.

Er werd gesteld dat BV A. geen handelsactiviteiten uitoefende.

Beoordeling door de rechtbank

Belastingplichtigen voeren aan dat de bestreden aanslagen nietig zijn wegens schending van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Zij stellen dat Vlabel, door een positief attest inzake de vrijstelling van schenkbelasting afte leveren, in hunnen hoofde redelijke verwachtingen gecreëerd heeft en dat zij hun gedrag erop afgestemd hebben door niet te opteren voor een schenking voor een Nederlandse notaris. Zij menen dat zij er, zoals een normaal voorzichtige en oplettende burger, op mochten vertrouwen dat de toezegging van de overheid ondubbelzinnig was en blijvend gehonoreerd zou worden. Zij stellen dat de belastingadministratie in strijd handelde met het vertrouwensbeginsel, door tegen het eerder afgeleverde positieve attest in en zonder dat de omstandigheden wijzigden, alsnog een aanslag in de registratiebelasting te vestigen.

Vlabel meent dat niet in strijd werd gehandeld met het vertrouwensbeginsel. De vrijstelling, mede gelet op het legaliteitsbeginsel, vloeit voort uit de wet en niet uit een attest. Belastingplichtigen konden dan ook niet rechtsgeldig verwachten dat het attest an sich zou volstaan om de vrijstelling te kunnen genieten, omdat de taxatie-ambtenaar niet gebonden was door het attest, maar wel door de dwingende wettelijke krijtlijnen voorzien in artikel 2.8.6.0.3 VCF. Een fiscaal attest dat contra legem vaststelt dat aan de wettelijke toepassingsvoorwaarden van artikel 2.8.6.0.3 VCF voldaan is, doet geen afbreuk aan de rechtsgeldigheid van de belastingheffing zelf.

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur sluiten het recht op rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel in. Deze beginselen gelden ook ten aanzien van het fiscaal bestuur. Het recht op rechtszekerheid houdt in dat de burger moet kunnen vertrouwen op wat hij niet anders kan opvatten dan als een vaste gedrags- of beleidsregel van de overheid. Daaruit volgt dat de verwachtingen die de overheid bij de burger creëert, in de regel moeten worden gehonoreerd (zie Cass. 21 april 2022, F.20.0150.N, te raadplegen op https://juportal.be/).

Het vertrouwensbeginsel moet vermijden dat de rechtmatige verwachtingen die een persoon uit het bestuursoptreden put, tekort worden gedaan. Het vertrouwensbeginsel kan enkel geschonden zijn wanneer eenzelfde overheid op een niet te verantwoorden wijze terugkomt op een vaste gedragslijn of op toezeggingen of beloften die zij in een bepaald concreet geval heeft gedaan. Als rechtmatige verwachtingen kunnen worden beschouwd de verwachtingen die de burger in redelijkheid heeft kunnen puren uit het bestuursoptreden. Indien een normaal voorzichtige en oplettende burger had moeten weten dat de gewekte verwachtingen eventueel niet zouden kunnen of mogen worden gehonoreerd, kan de burger zich niet op het vertrouwensbeginsel beroepen (vgl. RvS 3 juli 2012, nr. 220.161 en RvS 22 maart 2013, nr. 222.953, beide te raadplegen op https://juportal.be/).

De rechter oordeelt onaantastbaar in feite of de overheid bij een belastingplichtige een redelijk en rechtmatig vertrouwen heeft gewekt, rekening houdend met de concrete omstandigheden van de zaak.

Ter zake stelt de rechtbank vast dat de Vlaamse Belastingdienst, voorafgaand aan de schenking van de aandelen van BV A., de wettelijke vrijstellingscriteria inzake de schenking van familiale ondernemingen en vennootschappen onderzocht. Dit gebeurde op grond van een door belastingplichtigen gemotiveerd en gedocumenteerd verzoek, volgens een geijkte procedure, via daartoe speciaal opgestelde standaardformulieren uitgaande van de Vlaamse Belastingdienst.

De rechtbank oordeelt dat ieder normaal voorzichtige en oplettende burger - en dus ook belastingplichtigen - uit de stellingname van de Vlaamse Belastingdienst mocht afleiden dat voldaan was aan de wettelijke vrijstellingsvoorwaarden van artikel 2.8.6.0.3 VCF en dat de vrijstelling toegekend zou worden onder de dubbele voorwaarde dat (1) de gegevens aangeleverd door de verzoeker juist en volledig waren en (2) de omstandigheden bij de schenking dezelfde zouden zijn als deze op het moment van het verzoek.

Dat beide voornoemde voorwaarden ook vervuld waren, wordt door partijen niet betwist: belastingplichtigen hebben Vlabel vooraf juist en volledig ingelicht over de concrete toestand en economische activiteit van BV A. en de omstandigheden (inzake het voldoen aan de vrijstellingsvoorwaarden) wijzigden niet tussen het ogenblik van het verzoek en het ogenblik van de schenking.

Anders dan Vlabel suggereert, doen de laatste zinnen van de beslissing (“Ik wijs u er op dat artikel 2.8.6.0.3 VCF bepaalt dat er aan de voorwaarden moet voldaan zijn op het ogenblik van de schenking. Dit attest leidt dus niet automatisch tot een vrijstelling van de schenkbelasting.”) geen afbreuk aan de eenduidige toezegging die de belastingadministratie daarboven deed. Belastingplichtigen dienden uit deze zinnen niet af te leiden dat de belastingadministratie nog op haar beslissing zou (kunnen) terugkomen. Immers, de logische betekenis van deze zinnen in samenhang gelezen met de voorgaande doet de tijdsaanduiding “op het ogenblik van de schenking” centraal staan, ten opzichte van de tijdsaanduiding in de voorgaande zin (het moment van het verzoek) die alsdan het bepalende ogenblik was om de vrijstellingscriteria te evalueren. Waar de Vlaamse Belastingdienst op schrift stelde dat aan de voorwaarden voldaan was bij het indienen van het verzoek op 12 december 2019 en waar de feitelijke toestand (met betrekking tot de vrijstellingsvoorwaarden) sindsdien niet wijzigde, mochten belastingplichtigen ervan uitgaan dat de gewekte verwachtingen zouden worden en kunnen gehonoreerd en dat de vrijstelling een feit was.

De rechtbank besluit dat Vlabel in zijn beslissing van 8 januari 2020 ten aanzien van belastingplichtigen concrete toezeggingen deed omtrent de vrijstelling van schenkbelasting met betrekking tot de schenking van de aandelen van BV A.. Belastingplichtigen mochten hun gedrag op deze toezegging afstemmen, bij voorbeeld door er niet voor te opteren om de schenking te verrichten voor een Nederlandse notaris.

Vlabel is op een onbehoorlijke wijze opgetreden, door minder dan twee maanden na het afleveren van het positieve vrijstellingsattest zonder enige geldige verantwoording eenzijdig terug te komen op deze toezegging. Vlabel schond zodoende het vertrouwen van belastingplichtigen. De bestreden aanslagen die ingevolge schending van het vertrouwensbeginsel gevestigd werden, zijn nietig.