Gedaan met laden. U bevindt zich op: Revindicatie - eigendomsbewijs te leveren door revindicant - verwantschap revindicant/beslagene - risico collusie Vlaamse Belastingdienst

Revindicatie - eigendomsbewijs te leveren door revindicant - verwantschap revindicant/beslagene - risico collusie

Rechtspraak
Rolnummer
22/1410/A
Datum beslissing
1 juni 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Rechtbank
Rechtbank van eerste aanleg (Beslagrechter) te Tongeren
Status
Definitief

Heffing

  • Inning en Invordering

Wettelijke basis

  • art. 2279 (oud) B.W.

Samenvatting

In een procedure ten gronde betwistte vennootschap X de leegstandsheffing bedrijfsruimten voor aanslagjaar 2013. Bij arrest van 23/06/2021 van het Hof van Beroep te Brussel werd de vordering van vennootschap X ongegrond verklaard.

Op 21/10/2022 werd voor deze heffing een exploot uitvoerend beslag op roerende goederen betekend aan de maatschappelijke zetel van vennootschap X.

Op 16/11/2022 tekenden de heer A en mevrouw B verzet aan tegen dit uitvoerend beslag. Zij stellen eigenaar te zijn van de in beslag genomen roerende goederen.

De heer A en mevrouw B hebben hun woonplaats op hetzelfde adres als waar de zetel van vennootschap X is gevestigd. Daarenboven zijn beiden bestuurder geweest van vennootschap X.

Vennootschap X werd failliet verklaard op 03/01/2023.

De beslagrechter verwijst naar artikel 2279 (oud) BW waaruit mag worden afgeleid dat de schuldeisers ervan mogen uitgaan dat de roerende lichamelijke goederen die in het bezit zijn van de debiteur ook effectief aan hem/haar toebehoren. Ditzelfde principe geldt ook in het geval dat de woonplaats van de revindicant op dezelfde plaats is, als waar de zetel van de beslagene is gevestigd.

Het Vlaams Gewest mocht er bijgevolg van uitgaan dat de roerende goederen, die zich op het adres van de maatschappelijke zetel van beslagene bevonden, eigendom waren van beslagene.

De revindicanten dienen vervolgens te bewijzen dat zij de eigenaar zijn van de gerevindiceerde goederen op het ogenblik van beslag.

In casu verwijzen de revindicanten ondermeer naar een geregistreerde huurovereenkomst tussen mevrouw B als verhuurder en vennootschap X als huurder om aan te tonen dat zij eigenaar zijn van de in beslag genomen goederen.

De beslagrechter oordeelt dat de stukken, waaronder de voorliggende huurovereenkomst, met de nodige aandacht moeten worden bekeken aangezien er een nauwe verwantschap en een groot risico op collusie bestaat tussen de revindicanten en de beslagene, vermits de revindicanten vroeger bestuurder waren van de beslagene. Onderhandse geschriften, opgesteld in de verhouding tussen een revindicant en een beslagene, leveren daarenboven in die verhouding enkel het bewijs van een teruggaveverplichting, maar strekken niet tot bewijs van eigendom.

Daarnaast kunnen de revindicanten niet volstaan met het louter aantonen dat de betreffende goederen niet in eigendom toebehoren aan de beslagene, maar dienen zij te bewijzen dat zij de eigenaar zijn van de goederen in kwestie. De verwijzingen naar het PV van niet-bevinding opgesteld door de curatoren, dan wel de voorlegging van de jaarrekening van vennootschap X staven de stelling van de revindicanten niet.

Aldus slagen de revindicanten niet in hun bewijslast om het eigendomsbewijs van de goederen te leveren en bevestigt de beslagrechter dat terecht tot uitvoerend beslag op deze roerende goederen werd overgegaan.