Gedaan met laden. U bevindt zich op: Proportionele vermindering - COVID - huurgelden - hotelkamers - geen afzonderlijke eenheden Vlaamse Belastingdienst

Proportionele vermindering - COVID - huurgelden - hotelkamers - geen afzonderlijke eenheden

Rechtspraak
Rolnummer
22/216/A
Datum beslissing
11 september 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Onroerende voorheffing

Wettelijke basis

  • art. 15 WIB92
  • art. 2.1.5.0.2. VCF

Samenvatting

Om te bepalen of de kwijtschelding of vermindering van onroerende voorheffing kan worden verleend op basis van artikel 15, §1, 1° WIB92, moet worden nagegaan of de hierna volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn:

  1. het moet gaan om een niet-gemeubileerd gebouwd onroerend goed;
  1. het onroerend goed moet gedurende ten minste 90 dagen volstrekt ongebruikt en onproductief zijn;
  1. de niet-ingebruikneming en de improductiviteit moeten onafhankelijk zijn van de wil van de belastingplichtige.

Het komt de belastingplichtige toe het bewijs te leveren van zijn vordering.

De betreffende onroerende goederen waarvoor proportionele vermindering wegens onvrijwillige improductiviteit wordt gevraagd omvatten een hotel, restaurant, kantoor en vergaderzalen.

Aan de tweede voorwaarde, dat het onroerend goed gedurende ten minste 90 dagen volstrekt ongebruikt en onproductief moet zijn is volgens VLABEL niet voldaan. Volgens de belastingplichtige daarentegen gedeeltelijk wel.

De belastingplichtig werpt op dat bepaalde delen van het gebouw voor 100% niet in gebruik zijn geweest gedurende meer dan 90 kalenderdagen:

  • hotelkamers Noord: 184 kalenderdagen;
  • hotelkamers Zuid: 229 kalenderdagen;
  • Restaurant, bar en terras: 160 kalenderdagen;
  • Feest- en vergaderzalen: 183 kalenderdagen

De rechtbank kan niet afdoende en op objectieve wijze afleiden uit de voorgelegde stukken welke delen kunnen afgezonderd worden. De opdeling die belastingplichtige opgeeft is niet afdoende verifieerbaar.

De belastingplichtige gaf volgende opdeling:

  • “Keuken + infra : ± 350 m2- ged. improductief
  • Restaurant+ bar+ terras : ± 550 m2- 100 % improductief
  • Vergader+ feestzalen : ± 1500 m& - 100 % improductief
  • Kantoor+ personeel : ± 120 m2- ged. improductief
  • Kelder+ technisch : ± 1870 m2- ged. improductief
  • Hotel : ± 3850 m2- ged. Improductief”

De rechtbank deelt bovendien niet de zienswijze van de belastingplichtige dat elke hotelkamer moet beschouwd worden als een afzonderlijk gedeelte van het gebouw. Des te meer daar bij de toewijzing van het kadastraal inkomen reeds rekening werd gehouden met het feit dat hotelkamers niet voortdurend zijn bezet.

Tot slot staat vast dat de belastingplichtige huurinkomsten heeft ontvangen. Zo legt de belastingplichtige een grootboekrekening uit haar boekhouding voor waaruit blijkt dat zij ook effectief in het aanslagjaar 2020 maandelijks huurgelden heeft ontvangen en dit, op jaarbasis, voor een totaal van 371.250,00 EUR.

De belastingplichtig heeft dan ook niet voldaan aan de tweede voorwaarde, met name dat het onroerend goed volstrekt ongebruikt en onproductief moet zijn.

De rechtbank is van oordeel dat VLABEL terecht geen proportionele vermindering van onroerende voorheffing heeft toegekend.