Gedaan met laden. U bevindt zich op: Procedure van aanhaling voertuig - niet ter kennis gebrachte overtredingen Vlaamse Belastingdienst

Procedure van aanhaling voertuig - niet ter kennis gebrachte overtredingen

Rechtspraak
Rolnummer
2019/AR/101
Datum beslissing
8 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Rechtbank
Hof van Beroep te Brussel
Status
Definitief

Heffing

  • Kilometerheffing

Wettelijke basis

  • art. 3.13.2.0.4. VCF

Samenvatting

Tussen 30 juni 2016 en 4 augustus 2016 stelde het Vlaams Gewest 6 processen-verbaal op voor inbreuken op de regels inzake de kilometerheffing. Deze processen-verbaal werden toegezonden aan de vroegere maatschappelijke zetel van geïntimeerde.

Tijdens een controle op de openbare weg hebben de diensten van het Vlaamse Gewest een nieuw PV opgesteld wegens overtreding van de regelgeving inzake de kilometerbelasting die opnieuw aanleiding gaf tot een boete van € 1.000. Nadat de controleurs hadden vastgesteld dat de vorige zes boetes niet waren betaald, stelden ze een samenvattend proces-verbaal op en immobiliseerden ze het voertuig.

De belastingplichtige heeft op 30 augustus 2016 een kort geding aangespannen tegen het Vlaamse Gewest om de opheffing van de aanhaling van haar voertuig te verkrijgen.

De rechter in kort geding heeft het Vlaamse Gewest gelast het voertuig binnen de 24 uur na de betekening vrij te geven.

De belastingplichtige heeft het Vlaamse Gewest vervolgens gedagvaard om haar te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ten gevolge van de immobilisatie van haar voertuig gedurende 30 dagen.

Aangezien de eerste rechter het verzoek van de belastingplichtige heeft ingewilligd, heeft het Vlaamse Gewest hoger beroep ingesteld.

Wat betreft de immobilisatie van het voertuig oordeelt het Hof dat het feit dat geïntimeerde de eerste zes processen-verbaal niet heeft ontvangen irrelevant is, aangezien een nieuwe inbreuk werd vastgesteld op de regels inzake de kilometerheffing tijdens de controle op de openbare weg.

De vaststelling van deze overtreding die werd opgenomen in het samenvattend proces-verbaal dat direct aan de chauffeur werd overhandigd, liet toe aan de controleur om de onmiddellijke betaling te vragen en bij niet-betaling over te gaan tot de aanhaling overeenkomstig artikel 3.13.2.0.4, §1 en §2 VCF.

De belastingplichtige stelt dat deze procedure niet is gevolgd omdat er geen proces-verbaal van aanhaling zou zijn geweest en dat de genomen maatregelen niet overeenkomen met die welke zijn aangegeven in het samenvattend proces-verbaal.

Het Hof stelt dat de wetgeving geen specifieke vorm vereist met betrekking tot het opstellen van het verslag van aanhaling.

Het samenvattend proces-verbaal bevat verschillende rubrieken.

Punt 9 met als titel “Betaling van openstaande boetes” beschrijft de procedure voor het dwangbevel en beslaglegging op grond van artikel 3.13.2.0.4, § 3 VCF, zoals dat van kracht was ten tijde van de vaststellingen.

Het Vlaamse Gewest was niet verplicht om deze procedure te volgen en kon overeenkomstig artikel 3.13.2.0.4, § 2 VCF het voertuig aanhalen. Deze aanhaling kan met name bestaan in het plaatsen van de wielklem of het wegtakelen van het voertuig.

Rubriek 12, met als opschrift “Ter controle genomen maatregelen”, vermeldt uitdrukkelijk “plaatsen van een wielklem. Na betaling van alle openstaande boetes kan het geïmmobiliseerd of getakeld voertuig, worden opgehaald op het volgende adres …

Het plaatsen van een wielklem is inderdaad een van de in artikel 3.13.2.0.4, §2 bedoelde manieren van aanhaling zodat het proces-verbaal waarin de genomen maatregel is opgenomen, een verslag van aanhaling is.

De belastingplichtige stelt ook dat de opgelegde sanctie niet opportuun was, gelet op het feit dat zij een Belgische vennootschap is met maatschappelijke zetel in België, en anderzijds de adresfout begaan door het Vlaamse Gewest.

Het Hof stelt dat uit het dossier blijkt dat geïntimeerde vrijwillig haar wettelijke verplichtingen met betrekking tot de kilometerheffing niet is nagekomen.

Tijdens de controle heeft de bestuurder verklaard dat de OBU opzettelijk en in opdracht van de bedrijfsleider niet was ingeschakeld.

Gelet op het niet onmiddellijk betalen - al was het maar van de laatste boete - was het niet onrechtmatig voor het Vlaamse Gewest om het voertuig te immobiliseren.

Aan deze vaststelling wordt volgens het Hof geenszins afgedaan door het eventuele feit dat het Vlaamse Gewest aanvankelijk niet betwistte dat het een fout had begaan.

Wat het aanhouden van de aanhaling van het voertuig betreft na de uitspraak van de rechter in kortgeding tot vrijgave, heeft het Hof beslist op grond van de mailcorrespondentie met de raadsman van geïntimeerde dat VLABEL zelf het initiatief heeft genomen voor de vrijgave en VLABEL geen fout heeft gemaakt zodat de vraag om een schadevergoeding ongegrond is.