Gedaan met laden. U bevindt zich op: Overdracht van betwiste schuldvordering (terugbetaling heffing) – proceshoedanigheid rechtsverkrijger Vlaamse Belastingdienst

Overdracht van betwiste schuldvordering (terugbetaling heffing) – proceshoedanigheid rechtsverkrijger

Rechtspraak
Rolnummer
F.20.0119.N
Datum beslissing
23 september 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Rechtbank
Hof van Cassatie
Status
Doorverwijzing

Heffing

  • Procedure

Wettelijke basis

  • art. 26, §3 decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten
  • artt. 1690 en 1692 Oud Burgerlijk Wetboek
  • artt. 1699 tot 1701 Oud Burgerlijk Wetboek

Samenvatting

Na een negatieve bezwaarbeslissing gaat een belastingplichtige over tot betaling van de leegstandsheffing bedrijfsruimten.

De belastingplichtige richt zich vervolgens tot de rechtbank van eerste aanleg te Brussel met een vordering strekkende tot vernietiging van de betrokken heffing en terugbetaling van de onterecht betaalde sommen meer intrest en kosten. Bij vonnis van 08/04/2014 wordt de vordering van belastingplichtige ontvankelijk doch ongegrond verklaard.

Op 07/11/2014 ondertekent de belastingplichtige een overeenkomst met een derde partij (verder: cessionaris). In deze overeenkomst wordt bepaald dat:

  • de betwiste schuldvordering door belastingplichtige wordt overgedragen aan de cessionaris;
  • dat belastingplichtige alle rechten en verplichtingen welke voortspruiten uit de procedure inzake het vonnis van 8 april 2014, inclusief gebeurlijk hoger beroep en cassatieberoep aan cessionaris overdraagt;
  • dat de Vlaamse Overheid gemachtigd wordt bevrijdend te betalen in handen van cessionaris, in de mate dat de procedure in graad van beroep zou uitmonden in een gunstig resultaat, t.t.z. in de terugbetaling van de door belastingplichtige t.o.v. de Vlaamse Overheid geëffectueerde betaling, in hoofdsom, intresten en kosten.

Op 24/11/2014 wordt de overeenkomst tot overdracht van schuldvordering via aangetekend schrijven ter kennis gebracht aan de Vlaamse Overheid.

Op 01/12/2014 wordt door cessionaris een akte hoger beroep ingediend ter griffie van het Hof van Beroep te Brussel gericht tegen hoger vermeld vonnis van 08/04/2014.

Bij arrest van 11/01/2017 verklaart het Hof van Beroep te Brussel het hoger beroep onontvankelijk bij gebrek aan hoedanigheid, waarbij het Hof ondermeer ambtshalve vaststelt dat de cessionaris als derde niet in rechten kon treden van de heffingsplichtige om de heffing te betwisten.

De cessionaris stelt tegen dit arrest een cassatievoorziening in. Bij arrest van 21 juni 2018 met rolnummer F.17.0036.N vernietigt het Hof van Cassatie het arrest van het Hof van Beroep te Brussel, nu de exceptie van niet-ontvankelijkheid ambtshalve was opgeworpen door de appelrechters zonder dat ze dienaangaande tegenspraak hadden georganiseerd. De zaak wordt verwezen naar het Hof van Beroep te Gent.

Bij arrest van het Hof van Beroep te Gent van 18 februari 2020 wordt het hoger beroep van cessionaris andermaal onontvankelijk verklaard. Het Hof van Beroep oordeelt dat de cessionaris niet zou beschikken over de vereiste hoedanigheid om hoger beroep in te stellen. Het Hof argumenteert ondermeer dat in toepassing van art. 26, §3 van het Leegstandsdecreet alleen de heffingsplichtige bezwaar kan indienen en het bijgevolg enkel de heffingsplichtige is die nadien een gerechtelijke procedure kan voeren. Het Hof benadrukt daarnaast, verwijzend naar de overeenkomst schuldoverdracht tussen belastingplichtige en cessionaris dd. 07/11/2014, dat er geen wettelijke basis voorhanden is die een proceshoedanigheid overdraagt bij overeenkomst.

Ook tegen dit arrest stelt cessionaris een cassatievoorziening in.

Het Hof van Cassatie heeft bij arrest van 23/09/2022 met rolnummer F.20.0119.N het arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 18/02/2020 vernietigd. De zaak wordt verwezen naar het Hof van Beroep te Antwerpen.

In het arrest oordeelt het Hof van Cassatie:

  • Een overdracht van schuldvordering zoals bedoeld in artikelen 1690 en 1692 Oud BW is mogelijk voor elke schuldvordering, tenzij de wet of de aard en de strekking van de schuldvordering zich tegen een overdracht verzet. De overdracht omvat alle bijhorende nevenrechten waaronder de rechtsvordering dan wel de procesrechten.

Een in rechte betwiste schuldvordering is vatbaar voor overdracht volgens het bepaalde in de artikelen 1699 tot 1701 Oud Burgerlijk Wetboek. In dat geval treedt de overnemer in de procespositie van de overdrager.

De tegenwerpbaarheid aan de gecedeerde schuldenaar onderstelt dat de overdracht hem is ter kennis gebracht of door hem is erkend.

De tegenwerpelijkheid van de overdracht aan de gecedeerde schuldenaar onderstelt dat deze hem is ter kennis gebracht of door hem is erkend. De kennisgeving kan gebeuren in een akte van hoger beroep.

  • Indien de eerste rechter over de betwiste schuldvordering heeft geoordeeld en de latere overdracht van de schuldvordering de gecedeerde schuldenaar is ter kennis gebracht, kan de overnemer hoger beroep instellen tegen de gecedeerde schuldenaar, ook al was hij geen procespartij in het geding voor de eerste rechter. De overnemer heeft daartoe de vereiste proceshoedanigheid als bijzonder rechtsverkrijger van de overnemer.

Krachtens artikel 26, §3, eerste lid, Leegstandsdecreet, zoals hier van toepassing, kan de persoon op wiens naam de heffing in het kohier is ingeschreven, tegen de heffing, de opcentiemen, evenals de eventueel opgelegde administratieve geldboete, een bezwaar indienen bij de ambtenaar deel uitmakend van de Vlaamse Belastingdienst, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering.

Deze bepaling verhindert niet dat:

  • De heffingsplichtige, die de leegstandsheffing heeft betaald maar de terugbetaling beoogt middels een bezwaarprocedure en vervolgens een procedure in rechte, zijn betwiste schuldvordering en rechtsvordering tot terugbetaling van de heffing overdraagt aan een derde, met kennisgeving aan de administratie;
  • De cessionaris verder in rechte optreedt als rechtsopvolger te bijzondere titel van de cedent;
  • De cessionaris in die hoedanigheid hoger beroep instelt tegen het vonnis waarin de vordering van de cedent tot terugbetaling van de leegstandsheffing wordt afgewezen en waarna de overdracht van de schuldvordering en rechtsvordering heeft plaatsgevonden.