Gedaan met laden. U bevindt zich op: Motivering van het aanslagbiljet en het kohier – betalingen verricht door erflater in het voordeel van erfgenamen Vlaamse Belastingdienst

Motivering van het aanslagbiljet en het kohier – betalingen verricht door erflater in het voordeel van erfgenamen

Rechtspraak
Rolnummer
17/853/A
Datum beslissing
3 januari 2019
Publicatiedatum
3 januari 2019
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Beschrijving

Samenvatting

Een belastingplichtige werd belast in haar hoedanigheid van erfgename (dochter) van de decujus. In de aangifte werd bij het passief een bedrag van 100.234,01 EUR aangegeven ten titel van schuldvordering in hoofde van belastingplichtige.

Het zou meer bepaald gaan om 82 betalingen die belastingplichtige ten behoeve van de decujus heeft gedaan vanop haar eigen rekening inzake het rust- en verzorgingstehuis; onroerende voorheffing, brandverzekering, gezinsverzekering, belasting tweede verblijven, telefoon, elektriciteit en de kapster.

Volgens de bijlage bij het aanslagbiljet wordt dit bedrag van 100.234,01 EUR niet aanvaard als passief van de nalatenschap, onder verwijzing naar artikel 2.7.3.4.4. VCF.

Bij schrijven van 14 juni 2016 verzocht de notaris om meer uitleg omtrent de verwerping van deze schulden.

Bij administratieve beslissing van 7 december 2016, toegezonden aan de notaris op dezelfde dag, werd het bezwaar afgewezen met volgende motivering: er werd niet voldoende aangetoond dat schulden echt waren, noch werd er voldoende aangetoond dat de gelden effectief niet afkomstig waren van de erflater.

De rechtbank bevestigt de beslissing van VLABEL

Inzake de motivering van het aanslagbiljet

Belastingplichtige stelt dat de aanslag niet afdoende gemotiveerd werd in het licht van de artikelen 2 en 3 van de ‘Wet Motivering Bestuurshandelingen’. De juridische en feitelijke overwegingen worden niet vermeld in de aanslag.

Het is de aanslag zelf die een bestuurshandeling uitmaakt en dus moet deze gemotiveerd zijn (minstens de beslissing om die aanslag te vestigen). Het is dus de aanslag zelf (of minstens de beslissing om de aanslag te vestigen) die voldoende gemotiveerd moet zijn, aldus belastingplichtige..

Het Vlaams Gewest toont volgens belastingplichtige niet aan dat de aanslag, of de beslissing tot het vestigen ervan, voldoende gemotiveerd is zodat de aanslag moet worden vernietigd.

De rechtbank merkt op dat de belastingschuld zijn oorsprong vindt in het uitvoerbaar verklaard kohier (zie de artikelen 3.2.1.0.1 en 3.2.2.0.1 VCF) en niet in het aanslagbiljet. De eventuele nietigheid van het aanslagbiljet brengt de rechtsgeldigheid van het bestaan van de belastingschuld dus niet in het gedrang.

Verder merkt de rechtbank op dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen een aanslagbiljet en een kohier. Het aanslagbiljet is een uittreksel uit het kohier waarin de belastingplichtige is opgenomen. Het aanslagbiljet brengt de belastingplichtige in kennis van zijn belastingschuld en de termijn waarbinnen hij deze dient te betalen. Deze kennisgeving staat los van de vestiging van de belasting. Eventuele leemten in vermeldingen van het aanslagbiljet kunnen dan ook niet de regelmatigheid van de zetting van de belasting of van het kohier aantasten.

De rechtbank stelt vast dat belastingplichtige verwijst naar de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen (BS 12.09.1991). Bovendien betwist belastingplichtige niet dat het aanslagbiljet alle vermeldingen bevat overeenkomstig artikel 3.3.4.0.1 VCF.

Van zodra een aanslagbiljet alle vermeldingen bevat die nodig zijn om op het bestaan van een vaststaande en opeisbare belastingschuld te kennen en de belastingplichtige in staat is een bezwaarschrift in te dienen heeft hij geen belang bij een eventuele leemte in de motivering. Het volstaat dat het aanslagbiljet het belastingjaar, de belastbare periode, de grondslag voor de belasting en het bedrag vermeldt, omdat uit deze elementen blijkt dat er een vaststaande en opeisbare belastingschuld bestaat.

In het voorliggende geschil heeft belastingplichtige wel degelijk een bezwaar kunnen indienen en aangezien zij ook effectief een bezwaar heeft ingediend tegen de belastingschuld is de motiveringsplicht niet geschonden. Des te meer daar niet kan worden ontkend dat het aanslagbiljet de nodige vermeldingen bevat.

Louter ten overvloede wil de rechtbank er op wijzen dat een belastingplichtige nooit in zijn of haar belangen kan zijn geschaad door een gebrekkige motivering van het kohier, aangezien dit kohier niet ter kennis gesteld wordt van de belastingplichtige. Er wordt slechts, onder de vorm van het aanslagbiljet, een uittreksel van het kohier overgemaakt aan de belastingplichtige, dat bijkomende vermeldingen dient te bevatten overeenkomstig artikel 3.3.4.0.1 VCF, los van de inhoud van het kohier. Deze vermeldingen zijn terug te vinden op het betreffende aanslagbiljet (cfr. Arrest van het Hof van Cassatie van 24 september 2015, F.14.0133.N, www.cass.be ).

De grief van belastingplichtige inzake de motiveringsplicht is dan ook ongegrond.

lnzake het bewijs van de schulden van het passief van de nalatenschap

De rechtbank stelt vast aan de hand van de stukken van het dossier dat o.m. een terugbetaling van 45.000,00 EUR geen betrekking heeft op een welbepaalde schuld, althans dit wordt niet afdoende aangetoond. Zo worden ook 4 spaarrekeningen en een andere zichtrekening vermeld in de aangifte van nalatenschap zonder stukken voor te leggen van het effectendossier. De rechtbank kan dus niet nagaan of de overledene hiervan eigenaar was of misschien enkel vruchtgebruiker.

Op basis van de hierboven gedane vaststellingen is volgens de rechtbank niet afdoende bewezen dat er een schuld bestaat, dat het bedrag ervan duidelijk is gekend en wat het aandeel van deze schuld is in hoofde van de overledene op het ogenblik van het overlijden. De voorgelegde stukken bewijzen niet afdoende dat de overledene deze gelden moest terugbetalen.

De rechtbank besluit dat belastingplichtige faalt in haar bewijslast, nu zij enerzijds niet afdoende kan aantonen dat er wel degelijk een schuld bestaat, en zij het vermoeden van menslievendheid niet ontkracht, en anderzijds dat, indien er per hypothese een schuld zou zijn geweest, deze schuld nog niet zou zijn terugbetaald. Vlabel heeft terecht geoordeeld dat deze schuld uit het passief van de nalatenschap moet worden geweerd.

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.3.4.4. VCF