Gedaan met laden. U bevindt zich op: Meerwaarde onroerend goed na verkoop Vlaamse Belastingdienst

Meerwaarde onroerend goed na verkoop

Rechtspraak
Rolnummer
18/851/A
Datum beslissing
3 juni 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Beschrijving

Samenvatting

Op 31 oktober 2016 overlijdt erflater, met belastingplichtige als enige erfgenaam.

Gezien erflater eigenaar was van een woning werd door belastingplichtige een vastgoedexpert gecontacteerd om een waardebepaling op te maken.

Op 27 januari 2017 schat die expert de woning op € 90.000. Op het ogenblik van de schatting was de expert geen landmeter die kwaliteitscharter heeft ondertekend.

Op 21 februari 2017 werd een aangifte van nalatenschap ingediend via het notariskantoor. De geschatte waarde van € 90.000 werd erin opgenomen.

De in de aangifte vermelde woning werd op 9 mei 2017 verkocht voor € 120.000.

Naar aanleiding van deze verkoop werd op 10 mei 2017 een aangifte van nalatenschap ingediend door het notariskantoor. Daags nadien nam het notariskantoor contact op met Vlabel met de vraag om geen rekening te willen houden met de aangifte.

Vlabel hield geen rekening met deze vraag annulering en kohierde de bijkomende aanslag in.

Op 5 december 2017 werd door Vlabel het door de belastingplichtige tijdig ingediende bezwaar afgewezen. Er werd verwezen naar SPO15073:

Indien de erfopvolgers beroep doen op een landmeter die het kwaliteitscharter heeft onderschreven, is deze schatting - in principe - bindend, ook voor de administratie.

Als het goed, binnen 2 jaar na het overlijden, wordt vervreemd voor een hogere waarde dan de geschatte waarde, dient er bijgevolg geen bijvoeglijke aangifte te worden ingediend.

Indien men geen beroep deed op een landmeter die het kwaliteitscharter heeft onderschreven, en het goed wordt vervreemd, binnen 2 jaar na het overlijden, voor een hogere waarde dan de geschatte waarde, dient er wel een bijvoeglijke aangifte te worden ingediend. Omwille van de tolerantie (VCF 11637) is de belastingverhoging van art. 3.18.0.0.8. VCF evenwel niet verschuldigd.

Op 15 maart 2018 dient belastingplichtige wegens het niet akkoord gaan met de bezwaarbeslissing een verzoekschrift tot de rechtbank.

Belastingplichtige stelt namelijk dat hij niet wist dat er door de notaris een nieuwe bijvoeglijke aangifte werd ingediend en zegt dat de handtekening die geplaatst is in de aangifte niet door hem werd geplaatst.

Artikel 1324 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat in geval een partij haar geschrift of haar handtekening ontkent, een gerechtelijk onderzoek naar de echtheid ervan wordt bevolen. De rechter mag, zonder dat een schriftonderzoek overeenkomstig de artikelen 883 e.v. Ger.Wb. is bevolen, beslissen over de echtheid van het geschrift dat is ontkend door degene tegen wie het is ingeroepen, op grond dat hij daartoe voldoende zekerheid heeft door de overgelegde feitelijke gegevens en hun bewijswaarde (Cass. 7 maart 2002, C. 99.0205.N, op http://jure.juridat.just.fgov.be).

De rechtbank stelt vast dat het door de belastingplichtige neergelegde dossier diverse stukken bevat waarop een handtekening voorkomt waarvan belastingplichtige erkent dat het de zijne is. Alsook vermeldt belastingplichtige dat de handtekening geplaatst op de eerste aangifte ook de zijne is.

De rechtbank besluit dat met voldoende zekerheid vaststaat dat de handtekening geplaatst op de bijvoeglijke aangifte deze van belastingplichtige is. Het is niet nodig een schriftonderzoek te bevelen.

Vlabel mocht dus een bijkomende aanslag vestigen conform de nieuwe aangifte, ondertekend door de belastingplichtige.

De discussie over de reden waarom de woning duurder kon verkocht worden en over de waarde van het expertiseverslag heeft- gelet hierop- geen belang.

Het feit dat de belastingplichtige, in het geheel van de door de notaris voorgelegde te ondertekenen papieren, niet zou geweten hebben wat hij ondertekende of dat de medewerker van de notaris een fout zou hebben begaan die hij nog heeft proberen recht te zetten kan aan Vlabel niet tegengeworpen worden. Dit zijn zaken die de relatie tussen de belastingplichtige en zijn notaris betreffen en hebben geen invloed op de wettigheid van de bijkomende aanslag.

Er is dan ook geen reden voor Vlabel om in te gaan op de vraag van de medewerker van de notaris om met de nieuwe aangifte geen rekening te houden, gezien ze conform de juridische werkelijkheid is ingediend.

De rechtbank besluit daarom dat de vordering van belastingplichtige niet gegrond is.

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.3.1.0.9. VCF