Gedaan met laden. U bevindt zich op: Kosten van de voorafgaande schatting Vlaamse Belastingdienst

Kosten van de voorafgaande schatting

Rechtspraak
Rolnummer
F.14.0004.N
Datum beslissing
5 november 2015
Publicatiedatum
2 maart 2022
Rechtbank
Hof van Cassatie
Status
doorverwijzing

Heffing

  • Erfbelasting

Samenvatting

Het Hof van Cassatie heeft zich op 5 november 2015 uitgesproken over welke partij de kosten dient te dragen van het rechterlijk bevolen deskundigenonderzoek dat werd uitgevoerd door een deskundige die wordt aangesteld door de rechtbank in een procedure waarin de voorafgaande schatting door de belastingplichtige met succes wordt betwist.

Het Hof van Beroep te Gent was van oordeel dat de expertisekosten niet onder de regel van artikel 20 W. Succ. vallen omdat de aanstelling van de gerechtsdeskundige gebeurd is in het kader van de betwisting die ontstaan is na die ‘voorafgaande schatting’. Het Hof van beroep was van mening dat het Gerechtelijk Wetboek op die procedure toepasselijk is en ook de aanstelling van de deskundige gebeurt krachtens het Gerechtelijk Wetboek.

Hiertegen werd door de Belgische Staat een voorziening in Cassatie ingesteld. Het Hof van Cassatie stelt nu het Vlaamse Gewest in het gelijk.

Krachtens artikel 2 Gerechtelijk Wetboek zijn de in dit wetboek gestelde regels van toepassing op alle rechtsplegingen, behoudens wanneer deze geregeld worden door niet uitdrukkelijk opgeheven wetsbepalingen of door rechtsbeginselen, waarvan de toepassing niet verenigbaar is met de toepassing van de bepalingen van dit wetboek.

Krachtens artikel 20, eerste lid, Wetboek Successierechten mogen de erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden en, in het algemeen, al wie gehouden is tot het indienen van een aangifte van nalatenschap, vóór de aangifte en uiterlijk vóór het verstrijken van de indieningstermijn, vragen dat op hun kosten, de waardering geschiedt van het geheel of van een deel van de erfgoederen die zich in België bevinden en die voor hun verkoopwaarde moeten of kunnen aangegeven worden.

Krachtens artikel 20, derde lid, Wetboek Successierechten wordt er gehandeld overeenkomstig de artikelen 113 tot 120 en 122 van dit wetboek.

Krachtens artikel 120 Wetboek Successierechten, kunnen zowel de ontvanger als de partij de schatting betwisten door inleiding van een rechtsvordering. Deze rechtsvordering dient ingeleid te worden, op straffe van verval, binnen de termijn van één maand te rekenen van de betekening van het verslag.

Uit deze bepalingen volgt dat de waardering, met het oog op het bepalen van de successierechten, van het geheel of een deel van de erfgoederen die zich in België bevinden en die voor hun verkoopwaarde moeten of kunnen aangegeven worden, vóór de aangifte en vóór het verstrijken van de indieningstermijn, geschiedt op kosten van de erfgenamen, algemene legatarissen en, in het algemeen, al wie gehouden is tot het indienen van een aangifte van nalatenschap, ook wanneer de schatting betwist wordt door het inleiden van een rechtsvordering, zodat de gemeenrechtelijke regels met betrekking tot het ten laste leggen van de gerechtskosten, met inbegrip van de kosten van het deskundigenonderzoek en de rechtsplegingsvergoeding, vervat in het Gerechtelijk Wetboek, niet van toepassing zijn.

De appelrechters die oordelen dat de gerechtskosten, waaronder de kosten van het rechterlijk bevolen deskundigenonderzoek en de rechtsplegingsvergoeding, niet vallen onder artikel 20 Wetboek Successierechten, schenden voormelde wetsbepaling.