Gedaan met laden. U bevindt zich op: Klein beschrijf - verstaanbare keuze is geen overmacht - inschrijvingsvoorwaarde geen schending privéleven art. 22 Gw en art. 8 EVRM - schending hoorrecht Vlaamse Belastingdienst

Klein beschrijf - verstaanbare keuze is geen overmacht - inschrijvingsvoorwaarde geen schending privéleven art. 22 Gw en art. 8 EVRM - schending hoorrecht

Rechtspraak
Rolnummer
19/1285/A
Datum beslissing
3 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Beschrijving

Samenvatting

Bij notariële akte van 21 augustus 2015 kocht mevr. D een woning te Gent aan. Zij verzocht in de akte om een vermindering van registratierechten overeenkomstig art. 2.9.4.2.1 VCF (het zogenaamde ‘klein beschrijf’). Mevr. D bewoonde het pand niet gedurende de wettelijke termijn van 3 jaar maar van 30 september 2015 tot 16 oktober 2017. Er werd door Vlabel een bijkomende aanslag gevestigd van aanvullende registratierechten en een belastingverhoging.

Mevr. D stelt dat zij de inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van het aangekochte goed niet 3 jaar zonder onderbreking kon behouden omwille van overmacht. Zij stelt dat zij in 2016 haar huidige partner heeft leren kennen. Hij woont in het Antwerpse en was reeds vader van 2 kinderen (van 8 en 11 jaar). In het kader van de regeling van zijn echtscheiding is voorzien dat de kinderen om de 2 weken een week bij hem verblijven. Op 17 juli 2017 werd de tweeling van het koppel geboren, waarna mevr. D verhuisd is. De rechtbank is van oordeel dat men niet aantoont dat het niet respecteren van de voorwaarde 3 jaar in de aangekochte woning te blijven wonen, het gevolg is van overmacht. Het was de vrije keuze van de belastingplichtige om te verhuizen na de geboorte van de tweeling. Het was niet ideaal, maar ook niet onmogelijk, om gedurende de eerste 10 levensmaanden van de tweeling alle vier samen te leven in de woning van 99m². Dat het voor de partner beter uitkwam dat zij allen naar het Antwerpse verhuisden omdat hij aldaar werkzaam is, zijn kinderen daar naar school gaan en hij met zijn ex-partner overeen kwam dat de kinderen om de 2 weken een week bij hem logeren, is zeer verstaanbaar doch dit maakt geen overmacht uit in hoofde van de belastingplichtige.

Het is juist dat de voorwaarden verbonden aan het klein beschrijf de vrijheid enigszins beknotten omdat zij, om van de vermindering van de registratierechten te genieten, eerst 3 jaar haar hoofdverblijfplaats in de aangekochte woning dient te vestigen. Doch de aanvraag tot het genieten van het klein beschrijf met de daaraan verbonden voorwaarden is haar expliciete keuze op het moment van de aankoop van de woning. Enige grief gegrond op art. 8 EVRM of art. 22 van de Grondwet kan derhalve niet slagen.

Bij gebrek aan bewijs van enige situatie van overmacht, dient de rechtbank te besluiten dat de aanvullende registratiebelasting in overeenstemming met de wet werd opgelegd.

Er bestaat geen betwisting omtrent het feit dat mevr. D. niet is gehoord in de bezwaarfase niettegenstaande zij dit expliciet heeft gevraagd. Ongeacht de uiteindelijke beslissing van de administratie werd mevr. D hierdoor een kans ontnomen om, na kennisname van het standpunt en de argumenten van de administratie, haar standpunt en argumenten in de administratieve fase hierop af te stemmen en op die manier desgevallend een interactief debat op gang te brengen. Los van de argumentatie van de administratie was er toch een reële – doch geen zekere – kans dat een diepgaand mondeling debat tussen partijen had kunnen leiden tot een akkoord of inzicht waardoor een gerechtelijke procedure vermeden kon worden. Er werd aan mevr. D. de kans op tegenspraak in de administratieve fase ontnomen. Teneinde de beoogde tegenspraak te bekomen, diende mevr. D. een vordering in rechte in te stellen. Het verlies van de voormelde reële kans is te wijten aan de fout van de administratie. Het bestaan van een kans vereist geen zekerheid op het verwerven van het verhoopte resultaat. De benadeelde kan aldus schadevergoeding verkrijgen voor het verlies van een kans zelfs indien zonder fout het verhoopte resultaat niet met zekerheid zou zijn verkregen. (Cass. 15 maart 2010, C.09.0433.N). De vordering tot het verkrijgen van een schadevergoeding van 1.320 euro is gegrond.

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.4.2.1. VCF