Gedaan met laden. U bevindt zich op: Kapitaalvennootschap en een aandeelhouder zijn mede-eigenaar van een onroerend goed - aandeelhouder neemt het deel van de vennootschap in dat onroerend goed over - verkooprecht en geen verdeelrecht - Hof van Cassatie volgt Grondwettelijk Hof Vlaamse Belastingdienst

Kapitaalvennootschap en een aandeelhouder zijn mede-eigenaar van een onroerend goed - aandeelhouder neemt het deel van de vennootschap in dat onroerend goed over - verkooprecht en geen verdeelrecht - Hof van Cassatie volgt Grondwettelijk Hof

Rechtspraak
Rolnummer
F.19.0026.N
Datum beslissing
6 januari 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Rechtbank
Hof van Cassatie
Status
Definitief

Beschrijving

  • wettelijke basis: artt. 109, 2° en 130 W. Reg. (thans 2.9.1.0.5 VCF)

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.5. VCF

Samenvatting

Het Hof van Cassatie oordeelt in haar arrest van 6 januari 2023:

Eerste onderdeel

Eerste subonderdeel

1. Krachtens artikel 109, 2°, Wetboek Registratierechten, in de versie zoals van toepassing, wordt het recht vastgesteld op 2,5 pct. voor de afstanden onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde rechten in onroerende goederen.

Krachtens artikel 130 Wetboek Registratierechten, in de versie zoals van toepassing, geeft het verkrijgen anderszins dan bij inbreng in vennootschap door een of meer vennoten van in België gelegen onroerende goederen, voortkomende van een vennootschap op aandelen-of een samenwerkende vennootschap, welke ook de wijze zij waarop het geschiedt, aanleiding tot het heffen van het voor verkopingen gesteld recht.

2. Uit de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 130 Wetboek Registratie rechten blijkt dat dit artikel en niet artikel 109, 2°, Wetboek Registratierechten van toepassing is op iedere verkrijging door een vennoot van in België gelegen onroerende goederen voortkomende van een kapitaalvennootschap, welke ook de wijze is waarop zij is geschied. Aldus is artikel 130 Wetboek Registratierechten ook van toepassing op de verwerving door een vennoot in zijn hoedanigheid van mede-eigenaar van een onroerend goed van de onverdeelde rechten in het goed voortkomende van de kapitaalvennootschap waarvan hij vennoot is.

Het subonderdeel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

Tweede subonderdeel

3. Het Hof heeft bij arrest van 12 maart 2021 aan het Grondwettelijk Hof de prejudiciële vraag gesteld of artikel 130 Wetboek Registratierechten het door de gecoördineerde Grondwet in de artikelen 10, 11 en 172 gewaarborgde gelijkheids­- en non-discriminatiebeginsel, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 Eerste Aanvullende Protocol EVRM en artikel 14 EVRM schendt, wanneer het aldus wordt uitgelegd dat wanneer een mede-eigenaar onverdeelde rechten in een onroerend goed verwerft van een mede-eigenaar die een vennootschap is, waarvan eerstgenoemde mede-eigenaar een aandeelhouder of vennoot is, die verwerving aan het evenredige kooprecht onderworpen is, terwijl de mede-eigenaar die onverdeelde rechten in een onroerend goed verkrijgt van een mede-eigenaar die een vennootschap is waarvan hij geen aandeelhouder of vennoot is, onderworpen is aan het verdeelrecht van artikel 109, 2°, Wetboek Registratierechten.

4. Bij arrest nr. 9/2022 van 20 januari 2022 heeft het Grondwettelijk Hof op deze vraag ontkennend geantwoord.

Het subonderdeel dat geheel van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

Tweede onderdeel

Eerste subonderdeel

5. Krachtens artikel 109, 2° Wetboek Registratierechten, zoals van toepassing, wordt het recht op 2,5 pct. vastgesteld voor de afstanden onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen in onroerende goederen.

Krachtens artikel 130 Wetboek Registratierechten, zoals van toepassing, geeft het verkrijgen anderszins dan bij inbreng in vennootschap door een of meer vennoten van in België gelegen onroerende goederen, voortkomende van een vennootschap op aandelen of een samenwerkende vennootschap, welke ook de wijze zij waarop het geschiedt, aanleiding tot het heffen van het voor verkopingen gesteld recht.

6. Uit de tekst en de samenhang van deze wetsbepalingen evenals uit de regel dat bijzondere wetten die van de algemene wet afwijken, bij voorrang en uitsluiting van de algemene wetten worden toegepast, die een interpretatieregel voor de samenloop van wetsbepalingen is, volgt dat artikel 130 Wetboek Registratierechten een bijzondere wetsbepaling is die bij voorrang en uitsluiting van het al­ gemene artikel 109, 2°, Wetboek Registratierechten moet worden toegepast.

7. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 130 Wetboek Registratierechten blijkt verder dat de wetgever met deze bepaling enerzijds niet alleen belastingontduiking door een aandeelhouder of vennoot van een vennootschap maar elke vorm van fiscale optimalisatie door aandeelhouders of vennoten via een vennootschap heeft willen tegengaan en anderzijds dat hij van oordeel was dat elke transactie waarbij een vennootschap een onroerend goed onder bezwarende titel overdraagt aan één van zijn vennoten, een economisch voldoende betekenisvolle transactie vormt om de toepassing van het evenredig kooprecht te rechtvaardigen. Aldus is artikel 130 Wetboek Registratierechten van toepassing op de verkrijging door een vennoot of aandeelhouder van zijn vennootschap van de onverdeelde rechten in een onroerend goed, door afstand van die onverdeelde rechten door de vennootschap aan de vennoot of aandeelhouder, ook wanneer de voorafgaande gezamenlijke aankoop in onverdeeldheid van het goed door de vennootschap en de vennoot of aandeelhouder aan het evenredig kooprecht onderworpen werd.

Het subonderdeel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

Tweede subonderdeel

8. Het Hof heeft bij arrest van 12 maart 2021 aan het Grondwettelijk Hof de prejudiciële vraag gesteld of artikel 130 Wetboek Registratierechten het door de gecoördineerde Grondwet in de artikelen 10, 11 en 172 gewaarborgde gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 Eerste Aanvullende Protocol EVRM en artikel 14 EVRM, schendt, door het, in de interpretatie dat deze bepaling de belastingadministratie toelaat het evenredig registratierecht van 10 pct. te heffen op de afstand van onverdeelde rechten tussen mede-eigenaars waarbij de verkrijger aandeelhouder of vennoot is van de vennootschap-overdrager ook al werd bij de oorspronkelijke gezamenlijke verkrijging het evenredig registratierecht van 10 pct. geheven, aanleiding geeft tot een gelijke behandeling van personen die zich in wezenlijk verschillende situaties bevinden, te weten enerzijds de vennoot/aandeelhouder die zich in de voormelde situatie bevindt en anderzijds de vennoot/aandeelhouder die door tussenplaatsing van een vennootschap een onroerend goed verwerft zonder dat op enig ogenblik het evenredig registratierecht van 10 pct. zou kunnen worden geheven.

9. Bij arrest nr. 9/2022 van 20 januari 2022 heeft het Grondwettelijk Hof op deze vraag ontkennend geantwoord.

Het subonderdeel dat geheel van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.”