Gedaan met laden. U bevindt zich op: Interpretatie beding van ongelijke verdeling in huwelijkscontract Vlaamse Belastingdienst

Interpretatie beding van ongelijke verdeling in huwelijkscontract

Rechtspraak
Rolnummer
20/78/A
Datum beslissing
2 september 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Beschrijving

Wettelijke basis

  • 1461 - 1464 oud Burgerlijk Wetboek

Heffing

  • Erfbelasting

Samenvatting

De erflater de heer C. liet als wettelijke erfgenamen na: zijn echtgenote en zijn dochter.

Hij was gehuwd onder het stelsel van gemeenschap van aanwinsten blijkens huwelijkscontract verleden op 25 juli 1975 waarin volgende bepalingen werden opgenomen:

“ARTIKEL VIJF:

De aanstaande echtgenoten verklaren ingevolge artikel 1525 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en dit ten titel van huwelijksovereenkomst en tussen geassocieerden dat de overlevende der echtgenoten zal hebben de volle eigendom van de roerende goederen van de gemeenschap en het vruchtgebruik der onroerende goederen van de gemeenschap ingeval van bestaan van een kind of kinderen uit dit huwelijk gesproten.

Bij gebrek van bestaan van kind of kinderen uit dit huwelijk gesproten zal de overlevende der echtgenoten hebben de volle eigendom der roerende en onroerende goederen der gemeenschap op voorwaarde dat de echtgenoten het gemeenschappelijk leven onderhouden hebben tot aan het overlijden.

ARTIKEL ZES:

De aanstaande echtgenoten verklaren bij deze wederkerig gift te doen van de volle eigendom der roerende goederen hunner nalatenschap en het vruchtgebruik der onroerende goederen hunner nalatenschap wat wederkerig aanvaard wordt met inbegrip van het vruchtgebruik van het deel dat desgevallend aan de ascendenten zou kunnen voorbehouden zijn.

Ingeval van bestaan van kind of kinderen uit dit huwelijk gesproten zal deze gifte gebracht worden op het ganse vruchtgebruik der nalatenschap en bij betwisting daarvan door de wettige erfgenamen op het grootste gedeelte, zo in vollen eigendom als in vruchtgebruik zonder enige beperking dat de wet dan zal toelaten en met het recht voor de begiftigde dit deel te nemen in volle eigendom of in vruchtgebruik ofwel gezamenlijk en op welke goederen dat de begiftigde zal goedvinden met deze verstande dat hij der wettige erfgenamen die deze betwisting heeft veroorzaakt zal onterfd zijn der nalatenschap van de gever of geefster voor het grootst wettelijk deel geoorloofd.”

In de aangifte werd onder de rubriek gemeenschappelijk vermogen de gezinswoning vermeld.

Het geschil heeft in essentie betrekking op de verdeling van de huwgemeenschap met name de vraag welk aandeel van de gezinswoning (zijnde een onroerend goed in de gemeenschap) in de nalatenschap is gevallen.

Volgens de dochter is zij, ingevolge het overlijden van haar vader enkel blote eigenaar geworden van diens helft van de gezinswoning. Zij meent dat zij enkel daarop belast kon worden nu de andere helft in eigendom aan haar moeder behoorde en nog steeds behoort.

Op vlak van de verdeling van de huwgemeenschap kunnen echtgenoten voorzien in bepalingen in hun huwelijkscontract. Zo kunnen echtgenoten onder meer voorzien in de opname van een beding waarbij aan de echtgenoten een ongelijk aandeel in de gemeenschap wordt toegekend, waardoor er aldus afgeweken wordt van de gelijke verdeling van de huwgemeenschap (artikelen 1461-1464 van het oud Burgerlijk Wetboek / oude artikelen 1520-1525 van het oud Burgerlijk Wetboek zoals van toepassing vóór de wet van 14 juli 1976).

In voorliggend geval dient rekening te worden gehouden met artikel 5, eerste lid van het huwelijkscontract dat werd opgemaakt vóór de wet van 14 juli 1976. Ingevolge daarvan verkrijgt de langstlevende echtgenoot bij de verdeling de volle eigendom van de roerende goederen van de gemeenschap en het vruchtgebruik van de onroerende goederen van de gemeenschap ingeval van het bestaan van kind of kinderen uit dit huwelijk.

Dit beding van ongelijke verdeling is zeer duidelijk: de langstlevende echtgenote krijgt enkel het vruchtgebruik van de onroerende goederen van de gemeenschap, waarna de blote eigendom logischerwijze in de nalatenschap valt. De interpretatie van de dochter, waarbij de langstlevende echtgenoot ingevolge de verdeling van de onroerende huwgemeenschap de helft in volle eigendom verkrijgt en daarbovenop de andere helft in vruchtgebruik vindt geen steun in de duidelijke bewoordingen van het huwelijksbeding. De door de langstlevende echtgenote en de dochter ingediende aangifte van nalatenschap is volkomen in overeenstemming daarmee.

Gelet op het openbare orde karakter van het fiscaal recht heeft VLABEL de erfbelasting terecht berekend op de goederen die in de nalatenschap zijn gevallen na verdeling van de huwgemeenschap.

Hierdoor diende VLABEL de verdeling van de huwgemeenschap zoals voorzien in het huwelijkscontract te respecteren. VLABEL of de rechtbank kunnen voor de correcte toepassing van de fiscale wet, met inbegrip van de verdeling conform het huwelijkscontract, dan ook niet gebonden zijn door de vaststelling dat in het kadaster een foutieve opsplitsing van de zakelijke rechten werd opgenomen.