Gedaan met laden. U bevindt zich op: Groepsverzekering zaakvoerder - schuld in het voordeel van erfgenamen - omzettingstabellen vruchtgebruik Vlaamse Belastingdienst

Groepsverzekering zaakvoerder - schuld in het voordeel van erfgenamen - omzettingstabellen vruchtgebruik

Rechtspraak
Rolnummer
20/1945/A
Datum beslissing
8 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.6. VCF
  • art. 2.7.3.3.2. VCF
  • art. 2.7.3.4.4. VCF

Samenvatting

Naar aanleiding van het overlijden van erflater wordt een aangifte ingediend.

Op het aanslagbiljet stond vermeld dat

  • De uitkering van de groepsverzekering bij X met als verzekeringsnemer BVBA Y (waarvan de erflater eigenaar en zaakvoerder was), als verzekerde de erflater en als begunstigde de langstlevende, belastbaar is ingevolge de toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF.
    • De schuldvordering van 81.000,00 euro door de langstlevende op de erflater ambtshalve verworpen werd ingevolge de toepassing van artikel 2.7.3.4.4 VCF.

Door de langstlevende werd naar aanleiding van dit aanslagbiljet bezwaar ingediend

  • Er werd een groepsverzekering afgesloten met als begunstigde de langstlevende, en dit voor een bedrag van 68.063,73 €. Evenwel in toepassing van artikel 2.7.1.0.6, laatste lid VCF is deze verzekering niet belastbaar in volgende gevallen:

‘Dit artikel is niet van toepassing op :

3° de renten en kapitalen die door tussenkomst van de werkgever van de erflater gevestigd zijn in het voordeel van de langstlevende echtgenoot van de erflater of zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaar niet hebben bereikt, tot uitvoering van hetzij een groepsverzekeringscontract, onderschreven ingevolge een bindend reglement van de onderneming dat beantwoordt aan de voorwaarden, gesteld door de reglementering betreffende de controle van dergelijke contracten, hetzij het bindend reglement van een voorzorgsfonds, opgericht in het voordeel van het personeel van de onderneming;

Belastingplichtige meent dat gezien de verzekering werd onderschreven door BVBA Y, zijnde de vennootschap waaruit de decujus zijn arbeidsinkomen verkreeg en de vennootschap deze bedragen heeft uitgekeerd ingevolge een door haar afgesloten groepsverzekering bij X de verzekering niet belastbaar is.

  • In de nalatenschapsaangifte werd een schuld aangegeven ten bedrage van 81.000 €. Deze schuld werd ambtshalve verworpen in toepassing van artikel 2.7.3.4.4 VCF.

De belastingplichtige meent dat dit betrokken artikel niet van toepassing. Deze gelden dienden volgens de langstlevende om beroepsinkomsten te genereren voor de erflater en dienden om te investeren in bvba x. De schuld ten bedrage van 81.000 € werd immers niet aangegaan door de erflater in het voordeel van zijn erfgenamen. De schuld werd aangegaan in zijn eigen voordeel.

Ook wordt gesteld dat het verwerpen van deze schuld slechts mogelijk is indien ze zijn aangegaan ten voordele van erfgenamen die uit de nalatenschap gesloten werden of in het voordeel van erfgenamen, legatarissen of begiftigden, die de nalatenschap verworpen hebben. Dit is voor geen van de erfgenamen het geval. De totaliteit van de nalatenschap werd door alle erfgenamen aanvaard. Alsook was de erflater met de langstlevende getrouwd onder het stelsel van volledige scheiding van goederen. De langstlevende heeft de lening verstrekt met eigen middelen.

  • De langstlevende gaat evenmin akkoord met de wijze waarop het vruchtgebruik berekend wordt. Zij wordt belast op een vruchtgebruik berekend tegen 56 % van de waarde van het actief waarop dit vruchtgebruik betrekking heeft. Wettelijk heeft - in toepassing van de wettelijk bepaalde omzettingstabellen voor 2018-2019, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2018 (opm.: het betreft een tabel van tabel van 1 juli 2018, gepubliceerd 3 juli 2018) - de langstlevende volgens haar (slechts) recht op 34,54 % van de waarde van het actief waarop zij een recht van vruchtgebruik heeft. Haar werkelijk vruchtgebruik ligt volgens de langstlevende veel lager. De vennootschappen waarvan de aandelen werden aangegeven in de nalatenschap, zijn immers niet in de mogelijkheid enig dividend uit te keren. De facto is het vruchtgebruik van langstlevende op deze actiefposten van de nalatenschap dus 0 %.


De rechtbank beslist als volgt:

De groepsverzekering

Dat bedrijfsleiders die geen statuut hebben van werknemer vallen niet onder de toepassing van artikel 2.7.1.0.6, §2, laatste lid, 3° VCF. Gezien de erflater een zelfstandige is en zaakvoerder van de bvba X, én geen werknemer, kan er door de langstlevende geen beroep gedaan worden op de vrijstelling voorzien in artikel 2.7.1.0.6, §2, laatste lid, 3° VCF

De schuld

De rechtbank stelt vast dat het bedrag van 81.000,00 EUR, dat door langstlevende werd overgeschreven (zonder vermelding), niet overeenstemt met de stortingen die de erflater deed naar de bvba X, welke in totaal 83.000,00 betreft.

Verder werd de schuld aangegaan ten aanzien van de langstlevende, met name een rechtstreekse erfgenaam. De rechtbank is van oordeel dat artikel 2.7.3.4.4 VCF dan wel degelijk van toepassing is. De langstlevende dient dus aan te tonen dat de schuldeiser een vordering heeft ten aanzien van de erflater én dat deze schuld dient betaald te worden.

Voor de rechtbank staat niet vast, althans hiervan ligt geen afdoende bewijs van voor, dat de lening werd verstrekt met eigen gelden. Er ligt geen enkel bewijs voor dat er een verplichting tot terugbetaling is, het blijft bij loutere beweringen. Er ligt zelfs geen begin van bewijs voor waaruit blijkt dat de belastingplichtige een poging heeft ondernomen om een deel van de gelden terug te krijgen.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de echtheid van de schuld niet afdoende is bewezen. De rechtbank besluit dat het geen nieuwe bescheiden of feiten betreft die een ambtshalve ontheffing rechtvaardigen.

Het vruchtgebruik

De rechtbank merkt op dat de erfbelasting op het levenstang vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote wordt berekend door de jaarlijkse opbrengst van de goederen, forfaitair bepaald op 4% van de waarde van de volle eigendom te vermenigvuldigen met de leeftijdscoëfficient van de vruchtgebruiker overeenkomstig artikel 2.7.3.3.2, eerste lid, 6° VCF.

De rechtbank is van oordeel dat Vlabel niet contra legem kan handelen. Vlabel heeft toepassing gemaakt van artikel 2.7.3.3.2, eerste lid, 6° VCF zoals dit het geval is voor iedere belastingplichtige zonder onderscheid.

Een schending van het gelijkheidsbeginsel is dan ook niet ter zake dienend.