Samenvatting

Op 20 maart 2017, voor zijn overlijden, schonk de heer J de blote eigendom van roerende goederen buiten erfdeel aan mevrouw L bij notariële akte. Op 28 maart 2017 werd de schenkingsakte geregistreerd.

Op 14 april 2017 verzond Vlabel een aanslagbiljet inzake registratiebelasting voor het aanslagjaar 2017 voor een bedrag van 79.946,15 euro naar mevr. L. Op 21 augustus 2018 werd bezwaar aangetekend tegen het aanslagbiljet. Bij beslissing van 24 augustus 2018 werd het bezwaar afgewezen als onontvankelijk wegens laattijdigheid.

Mevr. L werpt op dat er een verzoek tot ambtshalve ontheffing werd ingediend.

De rechtbank stelt vast dat zowel een bezwaar als een verzoek tot ambtshalve ontheffing werd ingediend in éénzelfde geschrift. Het bezwaarschrift werd na het verstrijken van de bezwaartermijn van 3 maanden ingediend zodat dit laattijdig is.

Nu mevr. L een tijdig verzoek tot ambtshalve ontheffing heeft ingediend dient de rechtbank hierover te oordelen. Des te meer daar blijkt dat het verzoek tot ambtshalve ontheffing geen middel was om een laattijdig bezwaarschrift te omzeilen. Beiden, het bezwaar én het verzoek tot ambtshalve ontheffing, werden immers opgenomen in één geschrift.

Art. 3.6.0.0.1, eerste en tweede lid VCF luidt:

Het bevoegde personeelslid verleent ambtshalve ontheffing van de overmatige belastingen die voortvloeien uit materiële vergissingen, uit dubbele belasting, alsook van die welke blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingschuldige wordt verantwoord door gewettigde redenen en op voorwaarde dat:

1° die overmatige belastingen door de administratie zijn vastgesteld of door de belastingschuldige aan de administratie zijn bekendgemaakt binnen de vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd;

2° de aanslag nog niet het voorwerp is geweest van een bezwaarschrift dat aanleiding heeft gegeven tot een definitieve beslissing over de grond.

Een nieuw rechtsmiddel of een wijziging in jurisprudentie wordt niet beschouwd als een nieuw gegeven.

De ambtshalve ontheffing is een uitzonderingsmaatregel. Zij heeft betrekking op gevallen waarin het de belastingplichtige redelijkerwijze niet mogelijk was om binnen de normale bezwaartermijn bezwaar in te dienen, onder meer omdat pas nadien bepaalde documenten of feiten opduiken.

De rechtbank stelt vast dat mevr. L niet afdoende aantoont welke documenten of welke feiten niet waren gekend op het ogenblik dat er geen tijdig bezwaarschrift meer zou kunnen worden ingediend. Het verzoek tot ambtshalve ontheffing heeft enkel betrekking op gevallen waarin het de belastingplichtige redelijkerwijze niet mogelijk was om binnen de normale bezwaartermijn bezwaar in te dienen.

Voor de rechtbank is het een raadsel welke documenten en/of nieuwe feiten niet waren gekend op het ogenblik dat er geen tijdig bezwaarschrift meer kon worden ingediend. Het lijkt er eerder op dat mevr. L een beoordelingsfout heeft gemaakt, inzake de waardering van het overgedragen actief, zodat in het voorliggend geschil geen beroep kan worden gedaan op het verzoek tot ambtshalve ontheffing.

De rechtbank is van oordeel dat een materiële vergissing niet afdoende wordt aangetoond. De rechtbank besluit dan ook dat mevr. L geen beroep kon doen op de procedure van ambtshalve ontheffing. Mevr. L toont niet afdoende aan dat er gewettigde redenen zijn voor het laattijdig inroepen van argumenten.