Gedaan met laden. U bevindt zich op: Een vonnis (en daaropvolgende standpuntwijziging) is geen nieuw feit dat aanleiding kan geven tot ambtshalve ontheffing Vlaamse Belastingdienst

Een vonnis (en daaropvolgende standpuntwijziging) is geen nieuw feit dat aanleiding kan geven tot ambtshalve ontheffing

Rechtspraak
Rolnummer
21/972/A
Datum beslissing
21 november 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Voorlopig

Heffing

  • Procedure

Wettelijke basis

  • art. 3.6.0.0.1. VCF

Samenvatting

Het geschil heeft betrekking op een aanslag in de registratiebelasting (datum verzending aanslagbiljet 14 februari 2020) voor het aanslagjaar 2019 voor een te betalen bedrag van 6.000,00 EUR.

De heer EP en Mevrouw WB (tegenpartij) waren sinds 3 oktober 2012 onverdeelde mede-eigenaars van een onroerend goed. Belastingplichtige was eigenaar van 6/10den van de woning. De heer EP was eigenaar van 4/10den van de woning.

De heer EP droeg bij notariële akte dd. 24 april 2019 3/10den van de woning over aan Mevrouw WB tegen een oplegvergoeding van 40.000,00 EUR en droeg vervolgens 1/10de van de eigendom over aan mevrouw VS voor een prijs van 40.000,00 EUR.

In de notariële akte verklaren de partijen dat de waarde in volle eigendom van de heer EP van 3/10den van de woning 120.000,00 EUR bedraagt.

VLABEL vestigde naar aanleiding van de overdracht van 3/10den van de woning aan BP een aanslag in de registratiebelasting voor aanslagjaar 2019 (datum van verzending van het aanslagbiljet 17 mei 2019) voor een totaal te betalen bedrag van 3.000,00 EUR.

Het betreft de registratiebelasting van 2,5 % op de verdeling van het aandeel van 3/10den van de woning voor een bedrag van 120.000,00 EUR.

VLABEL vestigde een bijkomende aanslag in de registratiebelasting gevestigd voor het aanslagjaar 2019 (datum verzending aanslagbiljet 14 februari 2020) voor een te betalen bedrag van 6.000,00 EUR.

VLABEL verstuurde dd. 10 april 2020 een herinnering tot betaling van de verschuldigde rechten en de nalatigheidsinteresten voor een totaal te betalen bedrag van 6.035,00 EUR.

De belastingplichtige diende, bij monde van haar notaris, dd. 4 januari 2021, schriftelijk bezwaar in tegen deze aanslag in de registratiebelasting.

VLABEL bevestigde bij schrijven dd. 15 januari 2021 de goede ontvangst van het bezwaarschrift.

Bij administratieve beslissing dd. 21 januari 2021 werd het bezwaarschrift van belastingplichtige afgewezen met volgende motivering:

Het bezwaarschrift werd op 12/01/2021 verstuurd en door de Vlaamse Belastingdienst ontvangen op 12/01/2021. Ontvangst ervan werd gemeld bij brief van 14/01/2021. Het bezwaarschrift werd niet ontvangen uiterlijk drie maanden te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzendingsdatum, vermeld op het aanslagbiljet en is bijgevolg laattijdig.

Het bezwaarschrift is bijgevolg niet ontvankelijk en wegens de niet ontvankelijkheid van het bezwaarschrift dient geen nader onderzoek van de aangevoerde grieven te gebeuren.

Een nieuw rechtsmiddel of een wijziging van jurisprudentie wordt niet beschouwd als nieuw gegeven.

(… )”,

De belastingplichtige kon zich niet vinden in deze beslissing van 21 januari 2021 zodat zij op 14 april 2021 een verzoekschrift neerlegde ter griffie.

Inzake het bezwaarschrift

De rechtbank merkt op dat de administratie het bezwaarschrift heeft afgewezen wegens laattijdigheid. De rechtbank dient evenwel middelen van onontvankelijkheid, die zij ambtshalve zou moeten opwerpen, vast te stellen. De belastingplichtige werpt op dat zij geen bezwaar heeft aangetekend maar een verzoek tot ambtshalve ontheffing indiende, dat wel degelijk ontvankelijk is.

Overeenkomstig artikel 3.5.2.0.1. VCF (vroeger artikel 371 WIB92) moeten de bezwaarschriften worden gemotiveerd en op straffe van verval ingediend worden uiterlijk binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet of van de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de inning van de belastingen op een andere wijze dan per kohier.

De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift blijkbaar op 12 januari 2021 door belastingplichtige werd verstuurd en dat het werd ontvangen door VLABEL op dezelfde dag.

Het aanslagbiljet werd verstuurd op 14 februari 2020 waardoor het bezwaarschrift laattijdig werd ingediend waardoor de vordering onontvankelijk is.

Inzake de ambtshalve ontheffing

Artikel 3.6.0.0.1, eerste en tweede lid VCF luidt:

Het bevoegde personeelslid verleent ambtshalve ontheffing van de overmatige belastingen die voortvloeien uit materiele vergissingen, uit dubbele belasting, alsook van die welke blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingschuldige wordt verantwoord door gewettigde redenen en op voorwaarde dat:

1 ° die overmatige belastingen door de administratie zijn vastgesteld of door de belastingschuldige aan de administratie zijn bekendgemaakt binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd;

2° de aanslag nog niet het voorwerp is geweest van een bezwaarschrift dat aanleiding heeft gegeven tot een definitieve beslissing over de grond.

Een nieuw rechtsmiddel of een wijziging van jurisprudentie wordt niet beschouwd als nieuw gegeven. (…)

De ambtshalve ontheffing is een uitzonderingsmaatregel. Zij heeft betrekking op gevallen waarin het de belastingplichtige redelijkerwijze niet mogelijk was om binnen de normale bezwaartermijn bezwaar in te dienen, onder meer omdat pas nadien bepaalde documenten of feiten opduiken.

De rechtspraak van hoven en rechtbanken in toepassing van artikel 159 van de Grondwet zijn geen nieuwe feiten in de zin van artikel 376, §1 WIB92, die tot een ambtshalve ontheffing aanleiding kunnen geven.

De rechtbank merkt op dat een vonnis, in het voorliggende geschil een vonnis van 10 november 2020, geen nieuw feit is dat aanleiding kan geven tot een ambtshalve ontheffing. Des te meer daar het vonnis van 10 november 2020 zich niet uitspreekt over de wettigheid van artikel 2.10.3.0.1 VCF. Van een nieuw feit in het kader van artikel 3.6.0.0.1 VCF is dan ook geen sprake.

Een ambtshalve ontheffing is geen middel om de belastingplichtige een bijkomende procedure aan te reiken bij het laattijdig indienen van een bezwaarschrift (of bij een vermoedelijke beroepsfout vanwege een gevolmachtigde).

De rechtbank deelt niet de zienswijze van belastingplichtige, een ambtshalve ontheffing dient strikt toegepast te worden. Door een ruime interpretatie van de mogelijkheden van de ambtshalve ontheffing trachten belastingplichtigen de ambtshalve ontheffing aan te wenden als een ‘verkapte’ bezwaarprocedure. Dit heeft de wetgever niet voor ogen gehad bij een toepassing van de ambtshalve ontheffing.

De rechtbank is van oordeel, op grond van de hierboven gemaakte overwegingen, dat de vordering tot ambtshalve ontheffing dan ook onontvankelijk is.

De rechtbank besluit dan ook dat belastingplichtige geen beroep kon doen op de procedure van ambtshalve ontheffing.

VLABEL heeft terecht geoordeeld dat er geen sprake kan zijn van een ambtshalve ontheffing.

Alle meeromvattende en strijdige conclusies worden verworpen als niet ter zake dienend.

De vordering van belastingplichtige betreffende de ambtshalve ontheffing is onontvankelijk.