Gedaan met laden. U bevindt zich op: Belastingverhoging verzuim - het volstaat niet om in aangifte van nalatenschap naar bijlagen te verwijzen - belastingverhoging is mogelijk ook bij niet bewuste overtreding Vlaamse Belastingdienst

Belastingverhoging verzuim - het volstaat niet om in aangifte van nalatenschap naar bijlagen te verwijzen - belastingverhoging is mogelijk ook bij niet bewuste overtreding

Rechtspraak
Rolnummer
2020/AR/1245
Datum beslissing
21 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Rechtbank
Hof van Beroep te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.18.0.0.7. VCF
  • art. 3.3.1.0.8. VCF

Samenvatting

Op 15 maart 2017 overleed de erflater. Hij liet als enige erfgenaam zijn zus na, de belastingplichtige. Deze belastingplichtige diende op 12 juli 2017 de aangifte van nalatenschap in.

Per e-mail van 8 januari 2018 deelde VLABEL aan de belastingplichtige mee dat niet alle activa van de nalatenschap werden aangegeven. De belastingplichtige reageerde daarop per e-mail van 13 januari 2018. Op 15 januari 2018 verzond VLABEL een voorstel van ambtshalve aanslag naar de belastingplichtige, waarin werd gewezen op het verzuim in de aangifte van een onroerend goed (een garage), de roerende goederen op verschillende bankrekeningen en ook nog de tekortschatting van een levensverzekering.

Op 20 maart 2018 verzond VLABEL naar de belastingplichtige een aanslagbiljet houdende de thans betwiste aanslag in de erfbelasting voor het aanslagjaar 2017.

Bij aangetekend schrijven van 14 mei 2018 diende de belastingplichtige een bezwaarschrift in tegen de toegepaste belastingverhoging. Daarin meldde de belastingplichtige dat het niet volledig aangeven van de activa berust op een vergissing. De belastingplichtige argumenteerde dat het de laatste dag was om de aangifte in te dienen en ze in paniek was bij het invullen van de aangifte en daardoor blijkbaar niet alle documenten, die als bijlage waren gevoegd, werden opgelijst/overgeschreven op het aangifteformulier. In zijn beslissing van 31 augustus 2018 wees VLABEL het bezwaar af als ongegrond.

Met een verzoekschrift van 30 november 2018 stelde de belastingplichtige haar vordering in voor de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent. In het vonnis van 8 juni 2020 heeft deze rechtbank beslist om de vordering van de belastingplichtige gedeeltelijk gegrond te verklaren in de mate dat de belastingverhoging aanzienlijk werd verlaagd en een passende ontheffing werd bevolen, vermeerderd met moratoriuminteresten.

Het is tegen dat vonnis dat VLABEL hoger beroep heeft ingesteld.

In haar arrest geeft het Hof van Beroep VLABEL nu gelijk en bevestigt het oorspronkelijke bedrag van de belastingverhoging.

De belastingplichtige stelt dat ze al het mogelijke heeft gedaan om de aangifte correct en volledig in te vullen maar ze op de laatste dag van de aangifte in paniek was en daarom per vergissing de bijlagen bij de aangifte niet heeft overgeschreven in de aangifte zelf. De belastingplichtige benadrukt dat alle bewijsstukken waaruit de stand van de gekende rekeningen bleek, alsook de eigendom van het onroerend goed op het formulier werden vermeld en als bijlage gevoegd. Hierdoor meent de belastingplichtige dat alle gekende informatie werd aangegeven en dat haar geen verzuim kan worden verweten.

Wat betreft de rekeningen bij de bank KBC staat het vast dat deze niet correct werden aangegeven in de aangifte van nalatenschap. De belastingplichtige heeft er zich toe beperkt het volgende te vermelden in de aangifte “KBC alles samen zie bijlagen 103.201,2 euro”.

Artikel 3.3.1.0.8, 8° VCF bepaalt dat de aangifte moet vermelden: “de nauwkeurige aanduiding en raming van elk goed afzonderlijk dat deel uitmaakt van het belastbare actief’.

Het betroffen verschillende soorten rekeningen bij verschillende banken. De belastingplichtige voldoet niet aan deze wettelijke fiscale verplichting door zonder meer een globaal bedrag te vermelden en te verwijzen naar de bijlagen. De belastingplichtige toont niet aan dat het niet mogelijk was om de nodige informatie tijdig op te vragen en correct weer te geven in de aangifte. Het volstaat niet louter te stellen “in paniek” te zijn geweest om daaruit het recht te putten dat voor de begane overtreding geen sanctie mag gelden. De belastingplichtige kon zich eventueel laten bijstaan door een deskundige of uitstel vragen voor de indiening van de aangifte.

Wat betreft de garage is de belastingplichtig van mening dat deze wel correct werd aangegeven. Dit blijkt niet uit de voorliggende aangifte. De belastingplichtige bewijst niet dat ze dit onroerend goed correct heeft vermeld in de aangifte. Ook met betrekking tot dit actiefbestanddeel blijkt dat de belastingplichtige bij de aangifte een akte heeft gevoegd, maar het onroerend goed niet in de aangifte zelf heeft opgenomen. Daarmee heeft de belastingplichtige opnieuw een overtreding begaan van artikel 3.3.1.0.8., 8° VCF. Het volstaat niet louter stukken bij een aangifte te voegen en daarmee als het ware aan de administratie de opdracht te geven om zelf de aangifte op te maken en bovendien de actuele waarde van een onroerend goed te bepalen.

Door de vaststelling van de voormelde overtredingen kon de administratie een belastingverhoging van 20% opleggen op grond van artikel 3.18.0.0.7 VCF. De belastingplichtige heeft de overtredingen van het niet aangeven van bepaalde activa niet uit eigen beweging geregulariseerd. De belastingplichtige legt geen stukken voor. Ze toont ook niet aan dat ze geen fout heeft begaan door de voormelde activa niet correct en volledig op te nemen in de aangifte van nalatenschap. Louter de eigen stelling dat ze niet de bedoeling had om een overtreding te begaan, doet geen afbreuk aan de vaststelling dat de overtredingen begaan werden. Zelfs al werd de aangifte niet volledig en correct ingevuld wegens een vergissing of een vergetelheid, dan nog doet dit geen afbreuk aan de vaststelling dat een overtreding werd begaan. Het is volgens de VCF niet vereist dat een overtreding enkel dan tot een sanctie aanleiding kan geven indien vaststaat dat de overtreding bewust werd begaan. De feitelijke context en de stukken laten evenmin toe aan te nemen dat de overtredingen onvermijdbaar waren of (bijvoorbeeld) de belastingplichtige bijzondere inspanningen leverde om de aangifte correct en volledig in te vullen.

De opgelegde belastingverhoging bevindt zich in een evenredige verhouding met de aard, de ernst en de omvang van de overtredingen. Het Hof besluit dat er geen redenen zijn om de belastingverhoging te verminderen of kwijt te schelden.