Aangifte door beheerder ad hoc - (subsidiaire) aanslag op onbeheerde nalatenschap is ongeldig - aanslag te vestigen op erfgenaam
- Rolnummer
- 20/1648/A
- Datum beslissing
- 5 november 2024
- Publicatiedatum
- 17 december 2024
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.2.0.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
Samenvatting
De heer A.K. overleed op 12 maart 2018. Hij was weduwnaar van wijlen R.M., die zelf overleed op 23 februari 2017.
In de daaropvolgende periode verzocht de instrumenterende notaris tot driemaal toe om uitstel voor het indienen van de nalatenschapsaangifte, waarbij telkens gewezen werd op de complexiteit van het dossier. Het gevraagde uitstel werd telkens toegestaan.
Bij beschikking van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent van 7 januari 2019 werd Meester F.B. aangesteld als beheerder ad hoc over de nalatenschap van wijlen R.M., en wijlen A.K. Meester B. kreeg onder meer als opdracht om de (aanvullende) aangiften van nalatenschappen op te (laten) stellen en te ondertekenen, alsook de mogelijke erfgenamen, begunstigden of legatarissen op te sporen.
Op 25 september 2019 deed meester B. gezamenlijke aangifte van de nalatenschap van wijlen A.K. Daarin werd onder meer rekening gehouden met het volgende passief van de nalatenschap:
- passief dat geen betrekking heeft op nv M Invest: 29.732,21 EUR
- passief dat betrekking heeft op nv M Invest: 83.682,30 EUR
- forfait voor begrafeniskosten: 6.412,51 EUR
- totaal aangegeven passief: 113.414,51 EUR
Op 30 oktober 2019 werd een ‘aanslag ten laste van onbeheerde nalatenschap K.A.’ gevestigd. De aanslag bedraagt 2.325.973,43 EUR, bestaande uit 2.215.212,79 EUR aan verschuldigde rechten en 110.760,64 EUR aan belastingverhogingen. In een toelichting bij de berekeningsfiche staat te lezen:
“Het passief mbt de dagvaarding opgenomen in de aangifte is pas aanvaardbaar indien het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Na uitspraak in beroep kan ambtshalve ontheffing worden gevraagd op basis van artikel 3.6.0.0.4 VCF. De belastingverhoging wegens laattijdige indiening bedraagt 5% van de verschuldigde rechten (art. 3.18.0.0.6 VCF).”
Er werd tijdig bezwaar ingediend tegen deze aanslag, waarbij de instrumenterende notaris verzocht om de opgelegde belastingverhoging wegens laattijdige indiening kwijt te schelden.
Dit bezwaar werd afgewezen bij beslissing van 12 maart 2020. Middels verzoekschrift ter griffie afgestempeld op 12 juni 2020 maakte eiser (= de beheerder ad hoc Mr. F.B.) de zaak aanhangig bij deze rechtbank.
Bij dagvaarding in gedwongen tussenkomst en gemeenverklaring, betekend op 9 februari 2021, werden de twee verweersters in gedwongen tussenkomst en gemeenverklaring in het geding betrokken, met name N. geassocieerde notarissen en notaris S.V.O.
Bij tussenvonnis van 29/03/2022 werd de aanslag vernietigd wegens dubbel motiveringsgebrek (zowel gebrek aan motivering van de correctie inzake het weerhouden passief als gebrek aan motivering van de belastingverhoging). De rechtbank besloot tot de vernietiging van de aanslagen om een andere reden dan verjaring en gaf de mogelijkheid om een subsidiaire aanslag te vestigen (art. 3.7.0.0.2 VCF).
Vervolgens werd door VLABEL van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een subsidiaire aanslag gevestigd. Het is die aanslag die aan het oordeel van de rechtbank onderworpen is in het eindvonnis.
De rechtbank stelt in het eindvonnis dat op 30 oktober 2019 door VLABEL een “Aanslag werd gevestigd ten laste van de onbeheerde nalatenschap van K.A.”
Bij tussenvonnis d.d. 29 maart 2022 werd deze aanslag door deze rechtbank vernietigd.
Aangezien de aanslag om een andere reden dan verjaring werd nietig verklaard, bleef de zaak in toepassing van artikel 3.7.0.0.2, §2 VCF gedurende een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de rechterlijke beslissing ingeschreven op de rol. Gedurende die termijn kon VLABEL een subsidiaire aanslag door middel van conclusies aan het oordeel van de rechtbank onderwerpen op naam van dezelfde belastingschuldige en op grond van dezelfde belastingelementen als in de initiële aanslag of op grond van een deel van die belastingelementen. De subsidiaire aanslag is alleen invorderbaar of terugbetaalbaar ter uitvoering van de rechterlijke beslissing.
Op 27 juni 2022 heeft VLABEL conclusies neergelegd waarbij aan de rechtbank werd gevraagd om de subsidiaire aanslag met de volgende kenmerken:
- KOHIERARTIKEL XXXXXXXXXXXX
- AANSLAGJAAR 2018
- UITVOERBAAR VERKLAARD OP 13.05.2022
- VERZONDEN OP NIHIL
- TE BETALEN BEDRAG 2 325 973,43 EUR
“overeenkomstig artikel 3.7.0.0.2 VCF invorderbaar te verklaren ten overstaan van eiser q.q.”.
Uit het bij de conclusies gevoegde aanslagbiljet en de bijlage bij dit aanslagbiljet blijkt dat deze subsidiaire aanslag werd gevestigd “ten taste van de onbeheerde nalatenschap van K.A.”.
De rechtbank stelt vast dat de nalatenschap in casu niet onbeheerd is. De (enige) erfgenaam is immers bekend: E.W.
In de aangifte van de nalatenschap werd dat zo aangegeven:
Identiteit van de erfopvolger/erfgenaam: W.E.
- Verwantschapsband: Dochter van de geadopteerde dochter van de overledene
- Aandeel in de erfenis: De geheelheid in volle eigendom
- Hoedanigheid: erfgenaam
Het gaat volgens de rechtbank om een erfgenaam die beschikt over een wettelijke saisine in de zin van oud art. 724 BW (huidig art. 4.3 BW), zodat zij, vanaf de verwerping door haar moeder (de adoptiefdochter), van rechtswege in het bezit trad van de nalatenschap.
In de aangifte nalatenschap wordt nergens vermeld dat de nalatenschap onbeheerd zou zijn.
Bovendien werd de aangifte van nalatenschap ingediend door een beheerder ad hoc en niet door een curator over een onbeheerde nalatenschap in de zin van art. 813 oud B.W.
De oorspronkelijke aanslag moest volgens de rechtbank bijgevolg worden gevestigd op naam van de geïdentificeerde erfgenaam met wettelijke saisine, nl. op naam van E.W.
Aangezien de oorspronkelijke aanslag werd gevestigd op naam van “de onbeheerde nalatenschap van K.A.”, was deze aanslag van meet af aan foutief.
Nu de subsidiaire aanslag “de onbeheerde nalatenschap van K.A.” als belastingplichtige vermeldt, is ook deze foutief.
De vordering van VLABEL om de aan de rechtbank voorgelegde subsidiaire aanslag op naam van “de onbeheerde nalatenschap van K.A.” geldig en invorderbaar te verklaren, is ongegrond.