Gedaan met laden. U bevindt zich op: Deel VII. De verloning Inhoudstafel Deel VII. De verloning

Deel VII. De verloning

Titel 1. Het salaris

Titel 1 bevat Art. VII 1 tot en met Art. VII 13

Hoofdstuk 1. De bepaling van het salaris tegen 100%

Hoofdstuk 1 bevat Art. VII 1. tot en met Art. VII 5bis.

Art. VII 1.

§1. Onverminderd artikel VIIbis 1, wordt het personeelslid dat in dienst is vanaf 1 juni 2024 bezoldigd in de salarisschaal, zoals bepaald in artikel VII 12 en ontvangt het salaris dat overeenstemt met het aantal salaristrappen in de salarisschaal.

§2. Voor de onderstaande functies kan de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken in overleg met de functionele minister(s) bij de aanwerving een verloning vaststellen die afwijkt van de verloning die wordt bepaald in deze titel:

1° een betrekking die niet vergelijkbaar is met andere statutaire en contractuele functies, en waarvan de geldelijke regeling niet reglementair is vastgesteld;

2° de functie van Vlaams bouwmeester bij het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken;

3° de functie van ICT-manager bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.

§3. De arbeidsvoorwaarden en de geldelijke voorwaarden van het contractuele personeelslid dat in dienst is genomen ter ondersteuning van het personeel dat Vlaanderen in het buitenland vertegenwoordigt, worden bepaald door het hoofd van de entiteit, raad of instelling.[82]

Art. VII 2.

§1. Dit hoofdstuk is ook van toepassing op het personeelslid dat in dienst is vóór … 1 juni 2024 en dat er vrijwillig voor kiest om onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk te ressorteren. Die vrijwillige keuze gebeurt met behoud van hoedanigheid en is definitief. De keuze tot overstap geldt voor alle arbeidsrelaties die een personeelslid heeft.

§2. Het personeelslid maakt de keuze, vermeld in paragraaf 1, bekend:

1° in de periode van 1 september tot en met 30 november. De keuze heeft uitwerking vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar;

2° in de periode van 1 januari tot en met 31 maart. De keuze heeft uitwerking op 1 mei van datzelfde jaar;

3° in de periode van 1 mei tot en met 31 juli . De keuze heeft uitwerking vanaf 1 september van datzelfde jaar.

§3. In afwijking van paragraaf 2 heeft het personeelslid na inwerkingtreding van het onderhavige artikel een eerste overstapmogelijkheid op 1 januari 2025. Het personeelslid maakt zijn keuze bekend tussen 1 september 2024 en 30 november 2024.

§4. Voor het personeelslid vermeld in paragraaf 1, gebeurt de inschaling op jaarsalaris, waarbij gezocht wordt naar hetzelfde of het onmiddellijk hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal. Bij de inschaling wordt de bevorderingspremie vermeld in artikel VIIbis 22, in rekening gebracht.

Het personeelslid dat overstapt, wordt ingeschaald overeenkomstig bijlage 21 bij dit besluit.

§5. Voor het personeelslid dat op het moment van zijn beslissing tot overstap naast zijn organieke schaal titularis is van een overgangsschaal, gebeurt de overstap in de organieke schaal, maar wordt rekening gehouden met het jaarsalaris in de overgangsschaal om het jaarsalaris in de nieuwe schaal te bepalen.[82]

Art. VII 3.

§1. Voor de vaststelling van de salaristrap bij een aanwerving en het opnemen van een nieuwe functie valoriseert de benoemende of in dienst nemende overheid de functierelevante ervaring.

De in dienst nemende of benoemende overheid beslist of de bewezen ervaring functierelevant is.

Ervaring die opgebouwd is bij de diensten van de Vlaamse overheid, wordt automatisch gevaloriseerd.

§2. Het personeelslid bezorgt de te beoordelen ervaring en de bewijsstukken van die ervaring bij aanwerving of bij het opnemen van een nieuwe functie.

De benoemende of in dienst nemende overheid valoriseert de functierelevante ervaring behoudens overmacht voorafgaand aan:

1° de ondertekening van de arbeidsovereenkomst;

2° de beslissing van de benoemende overheid over het aanvatten van de statutaire proeftijd;

3° de beslissing van de benoemende overheid over het opnemen van een nieuwe functie.

Voor de N-functies valoriseert de opdrachtgever de functierelevante ervaring.

§3. Voor de valorisatie van ervaring worden de volgende gebeurtenissen gelijkgesteld met de opname van een nieuwe functie vermeld in paragraaf 1, eerste lid:

1° wijziging van dienstaanwijzing;

2° horizontale mobiliteit;

3° bevordering;

4° aanwerving van een personeelslid van de diensten van de Vlaamse overheid;

5° verandering van hoedanigheid;

6° aanpassing van de arbeidsovereenkomst van het contractuele personeelslid, op voorwaarde dat die contractwijziging via een objectieve selectie is doorgevoerd.

§4. Functierelevante ervaring in een onderwijsinstelling als vermeld in artikel III 29 kan worden gevalideerd aan de hand van een attest van het Departement Onderwijs en Vorming.

De functierelevante ervaring in een onderwijsinstelling als vermeld in artikel III 29 die niet door het Departement Onderwijs en Vorming wordt geattesteerd, wordt in aanmerking genomen overeenkomstig artikel VII 4.

§5. Bij het opnemen van een nieuwe functie als vermeld in paragraaf 3 behoudt het personeelslid ten minste de ervaring die al gevaloriseerd is en die op dat moment van toepassing is.[82]

Art. VII 4.

§1. Functierelevante ervaring wordt in aanmerking genomen volgens de volgende formule: het aantal dagen wordt opgeteld en gedeeld door 365. Het quotiënt, zonder rekening te houden met de cijfers na de komma, bepaalt het aantal te valoriseren jaren.

De duur van de gevaloriseerde ervaring mag nooit meer bedragen dan een tewerkstelling tegen 100 procent en dan de werkelijke duur van de gepresteerde diensten.

De functierelevante ervaring wordt omgezet in salaristrappen waarbij één salaristrap toegekend wordt per jaar gevaloriseerde ervaring.[82]

Art. VII 5.

§1. Om de functie van leertrajectbegeleider te kunnen uitoefenen, is twee jaar nuttige praktijkervaring vereist.

§2. De volgende ervaring wordt als nuttige praktijkervaring als vermeld in paragraaf 1, aanvaard:

1° de voltijdse of deeltijdse praktijkervaring als lesgever van bepaalde of onbepaalde duur of als leertijdverantwoordelijke in de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, vermeld in artikel 26/2, §1, 1°, van het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;

2° de voltijdse of deeltijdse praktijkervaring als bediende op een leersecretariaat;

3° de voltijdse of deeltijdse praktijkervaring in jongerenwerking;

4° de voltijdse of deeltijdse praktijkervaring met school- en loopbaanbegeleiding;

5° de combinatie van de bovenvermelde categorieën als ze samen een voltijdse ervaring vormen.

In het eerste lid wordt verstaan onder voltijds:

1° 720 uur per jaar voor een lesgever bepaalde duur in de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;

2° 1080 uur per jaar voor een lesgever onbepaalde duur in de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;

3° 38 uur per week voor een leertijdverantwoordelijke in de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;

4° 38 uur per week voor een bediende op een leersecretariaat;

5° 38 uur per week voor jongerenwerking;

6° 38 uur per week voor school- en loopbaanbegeleiding.

§3. Om de salarisverhogingen voor de leertrajectbegeleider toe te kennen, kunnen de voorgaande deeltijdse prestaties die verricht worden als lesgever in verschillende centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, worden samengeteld.[82]

Art. VII 5bis.

§1. Bij een personeelsbeweging gebeurt de inschaling op de overeenkomstige trap van de nieuwe salarisschaal op het ogenblik van de beweging.

§2. Als na een bevordering blijkt dat het jaarsalaris op de trap van inschaling in de nieuwe schaal niet minimaal 5% hoger ligt dan het jaarsalaris in de schaal van herkomst, gebeurt de inschaling in de eerstvolgende salaristrap die de voormelde verhoging garandeert.[82]

Art. VII 5ter.

§1. Het personeelslid dat ervoor kiest om vrijwillig en tijdelijk een minder belastende of zware functie uit te oefenen binnen de eigen entiteit, raad of instelling behoudt zijn statuut, graad en salarisschaal maar het maandsalaris wordt per lagere functieklasse met 5% verminderd. Het initiatief gaat altijd uit van het personeelslid. De berekeningsbasis voor de algemene toelagen en het aanvullend pensioen blijft evenwel het onverminderde maandsalaris.

De in het eerste lid vermelde salarisvermindering houdt op als de tijdelijke functieverlichting op verzoek van het personeelslid wordt stopgezet.

In deze paragraaf wordt verstaan onder functieverlichting: een verlichting van de functie, waarbij de tijdelijk uitgeoefende functie minstens één functieklasse lichter weegt dan de basisfunctie. De tijdelijke functieverlichting wordt vastgesteld aan de hand van de functiematrix, die als bijlage 13 bij dit besluit is gevoegd.

§2. De vrijwillige tijdelijke functieverlichting gaat in op elke eerste dag van de maand en kan tijdens de loopbaan meermaals aangewend worden.

De minimumduur van de vrijwillige tijdelijke functieverlichting bedraagt drie maanden en de maximumduur vijf jaar. Die maximumduur kan met één jaar verlengd worden.

§3. Mandaatfuncties uit het top- en middenkader, de functie van algemeen directeur, de functie van hoofd van een strategische adviesraad en de functies vermeld in artikel VII 1, §2, kunnen niet gebruik maken van die regeling.[82]

Art. VII 5quater.

§1. Het personeelslid dat volgens de beslissing van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling bij de jaarlijkse evaluatie, zoals bepaald in artikel IV 21:

1° onder verwachtingen presteert, heeft geen recht op een verhoging van trap in de salarisschaal;

2° volgens verwachtingen presteert, heeft recht op een verhoging van één trap in de salarisschaal;

3° boven verwachtingen presteert, heeft recht op een verhoging van twee trappen in de salarisschaal.

§2. Het personeelslid dat in dienst was bij de diensten van de Vlaamse overheid op 1 oktober van het voorgaande kalenderjaar, maar niet geëvalueerd is met toepassing van artikel IV 14, §1, en geen beslissing over de salarisevolutie heeft ontvangen met toepassing van artikel IV 21, heeft recht op een verhoging van één trap in de salarisschaal.

Het genoemde personeelslid heeft geen recht op een verhoging van trap in de salarisschaal als hij afwezig is gedurende meer dan 9 maanden in het voorgaande kalenderjaar vanwege een van volgende verloven of een combinatie ervan:

1° verlof voor deeltijdse prestaties, als vermeld in artikel X 25 tot en met X 27bis;

2°onbetaald verlof, als vermeld in artikel X 62, artikel X 63, artikel X 63bis en artikel X 81bis;

3° non-activiteit;

4° politiek verlof van ambtswege en facultatief politiek verlof, als vermeld in artikel X 64 tot en met X 71.[82]

Art. VII 5quinquies.

De overgang naar de volgende salaristrap gebeurt jaarlijks op 1 juli van het evaluatiejaar of van het jaar dat volgt op het prestatiejaar.[82]

Art. VII 5sexies.

Voor de berekening van de verbrekingsvergoeding vermeld in artikel XI 6 en XI 8bis, wordt het bruto weeksalaris verkregen door het bruto maandsalaris te delen door dertien en te vermenigvuldigen met drie.[82]

Hoofdstuk 2. De verrekening van onbezoldigde afwezigheden

Hoofdstuk 2 [2] bevat Art. VII 6 tot en met Art. VII 8.

Art. VII 6.

§1. Als het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule:

M= VW/PW X n% x NM

Daarbij geldt:

M = het te betalen maandloon (100%)
VW= het aantal gepresteerde werkdagen of daarmee gelijkgestelde dagen krachtens § 3 van dit artikel;
PW= het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkrooster van het personeelslid;
n%= het percentage waaraan het personeelslid prestaties verricht;
NM= het normale maandsalaris (100%) = het jaarsalaris/12 (100% en voor voltijdse prestaties).

In geval van combinatie van verlof voor deeltijdse prestaties en andere onbezoldigde afwezigheden, geldt in afwijking van het eerste lid, voor de personeelsleden met de graad van loods, operationele functie:

VW= het normaal aantal beschikbaarheidsdagen op jaarbasis volgens zijn prestatieregime gedeeld door 12, verminderd met het aantal dagen onbetaalde afwezigheden;
PW= het normaal aantal beschikbaarheidsdagen op jaarbasis volgens zijn prestatieregime gedeeld door 12.[35]

§2. Het personeelslid dat afwezig is als gevolg van verlof voor deeltijdse prestaties ontvangt een salarisbonus berekend overeenkomstig paragraaf 2bis als aan één van de volgende voorwaarden voldaan is:
1° het personeelslid heeft de leeftijd van 60 jaar bereikt;
2° het personeelslid heeft een kind ten laste dat recht geeft op bijkomende kinderbijslag wegens zijn aandoening of handicap;
3° het personeelslid heeft als éénouder gezin ten minste één kind jonger dan vijftien jaar ten laste;
4° het personeelslid verstrekt mantelzorg aan een inwonend gezins- of familielid in de eerste of tweede graad.

In de gevallen vermeld onder punt 2°, 3° en 4° wordt de salarisbonus gedurende een periode van maximaal 5 jaar toegekend.[37]

§2bis. Als het salaris van het in de paragraaf 2 vermelde personeelslid minder dan 35.250[76] euro (à 100%) bedraagt, ontvangt hij het salaris dat verschuldigd is voor het verlof voor deeltijdse prestaties zoals bepaald in paragraaf 1, vermenigvuldigd met het quotiënt van de volgende deling:

de deeltijdse prestaties in % + 20% van het deeltijds niet-gepresteerde deel in %
de deeltijdse prestaties in %[37]

Als het salaris van het in de paragraaf 2 vermelde personeelslid minder dan 37.250[76] euro (à 100%), maar meer dan 35.250[76] euro (à 100%) bedraagt, bedraagt het in het eerste lid vermelde percentage van het deeltijds niet-gepresteerde deel 15%.[37]

Het quotiënt wordt berekend tot op vier decimalen.[37]

Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder salaris verstaan, het jaarsalaris vermeerderd met de maandelijkse betaalde toelagen, met uitzondering van de toelage voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling, de gevarentoelage, de permanentietoelage en de toelage voor ploegenarbeid.[37]

§2ter. Voor de ambtenaar die erkend is als een persoon met een chronische ziekte of handicap, en door de arbeidsarts [53] werd toegelaten tot de deeltijdse prestaties wegens handicap of chronische ziekte vermeld in artikel X 27bis, bedraagt het in paragraaf 2bis, eerste lid, vermelde percentage van het deeltijds niet-gepresteerde deel 30%.[37]

Het salarisplafond vermeld in paragraaf 2bis, eerste en tweede lid is niet van toepassing.[37]

§3. De afwezigheidsdagen waarop volgens deel X het salaris wordt doorbetaald, worden met gepresteerde werkdagen gelijkgesteld, onverminderd artikel VIII 3 en VIII 4 en artikel IX 4.

§4. Voor het contractuele schoonmaak- en cateringpersoneel met wisselende prestaties wordt het maandsalaris berekend aan de hand van de volgende breuk:

aantal uren werkelijke prestaties op een jaar[2]
1976

§5. opgeheven[82]

Art. VII 7.

Als een ambtenaar overlijdt wordt het volledige maandsalaris betaald aan zijn rechthebbende(n).[12]

Art. VII 8.

Het contractuele personeelslid dat als arbeider in dienst werd genomen en arbeidsongeschikt is wegens ziekte of ongeval van gemeen recht, heeft na het verstrijken van de periode waarin het loon volledig is gewaarborgd, recht op aanvullend loon volgens de regeling die geldt in de privésector.

Voor een contractueel personeelslid [34] dat als bediende wordt tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van minder dan 3 maanden of voor een welomschreven werk dat normaal een tewerkstelling vergt van minder dan 3 maanden, geldt voor het aanvullend loon dezelfde regeling als voor een contractueel personeelslid met de hoedanigheid van arbeider.[2]

3e lid - opgeheven[44]

Het contractuele personeelslid behoudt het recht op bezoldiging voor de feestdagen en vervangende vakantiedagen vermeld in artikel X 11, §2, eerste lid[44] die vallen in een periode van 30 dagen die volgt op de aanvang van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst die het gevolg is van een:

a)een ziekte of ongeval;
b)een arbeidsongeval of een beroepsziekte die een algehele arbeidsongeschiktheid meebrengt;
c)een periode van moederschapsrust.[9]

Hoofdstuk 3. De betaling van het maandsalaris

Hoofdstuk 3 [2] bevat Art. VII 9 tot en met Art. VII 13.

Art. VII 9.

Het salaris volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ‘s lands concurrentievermogen.

Het salaris tegen 100% wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.[2]

Art. VII 10.

Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het geïndexeerde salaris. Het wordt na verlopen termijn via een Europese SEPA-[32]overschrijving betaald, met als valutadatum de laatste werkdag van de maand. [71]

Art. VII 11.

§ 1. Als bij de indiensttreding niet onmiddellijk het juiste maandsalaris kan worden betaald, wordt als voorschot het beginsalaris betaald. Als het personeelslid op de laatste werkdag van de maand van de indiensttreding nog geen voorschot ontvangen heeft, ontvangt hij van rechtswege nalatigheidsintresten, berekend op het beginsalaris met ingang van het tijdstip waarop het eisbaar wordt.[34]

§ 2. Als een personeelslid het vakantieverlof waarop hij recht heeft, niet heeft opgenomen vóór het einde van de arbeidsrelatie bij de diensten van de Vlaamse overheid, worden die vakantiedagen uitbetaald.

In afwijking van het eerste lid, gebeurt bij pensionering een uitbetaling van de niet-opgenomen vakantiedagen, in volgende gevallen:
1° op verzoek van het personeelslid, mits voorafgaandelijk akkoord van de lijnmanager.

Voor de management- en projectleidersfuncties van N-niveau, de algemeen directeur en het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad geeft de opdrachtgever zijn voorafgaandelijk akkoord.

2° indien het personeelslid zijn vakantiedagen niet heeft kunnen opnemen omwille van dienstbelang;

3° Indien het personeelslid zijn vakantiedagen niet heeft kunnen opnemen wegens ziekte of arbeidsongeval.

In geval van overlijden van het personeelslid worden de niet-opgenomen vakantiedagen uitbetaald aan de erfgenamen.[6][76]

In geval van overlijden van het personeelslid worden de niet-opgenomen vakantieverlofdagen uitbetaald aan de erfgenamen.[6]

§ 3. Voor de toepassing van § 2 is het salaris dat in aanmerking moet worden genomen voor de uitbetaling, die voor volledige prestaties, eventueel aangevuld met de haard- en standplaatstoelage en de toelage voor tijdelijke functieverzwaring[34].[2]

Art. VII 12.

§1. Aan de hieronder vermelde graden worden de salarisschalen verbonden die overeenkomen met de lettercijfercode die ernaast vermeld worden. De salarisschalen zijn opgenomen als bijlage 5 bij dit besluit.

Algemeen personeel

Afdelingshoofd (mandaat)

NA285

Projectleider N-1 (mandaat)

NA285

Hoofdstatisticus bij het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken

NA285

Preventieadviseur-coördinator

NA287

Hoofdadviseur (terugvalgraad)

NA212

Navorser

NA261

Navorser met de functie van secretaris van de Vlaamse Raad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO)

NA262

Senior-adviseur

NA213

Adviseur-ingenieur, adviseur-arts, adviseur-informaticus, adviseur-dierenarts

NA221

Adviseur

NA211

Directeur-ingenieur, directeur-arts, directeur-informaticus en directeur-dierenarts

NA221

Directeur

NA211

Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in het buitenland

NA211B

Ingenieur, arts, informaticus en dierenarts

NA121

Attaché

NA171

indien in het bezit van doctorsdiploma

NA172

Adjunct van de directeur

NA111

Leidinggevend hoofddeskundige

NB311

Senior hoofddeskundige

NB311

Hoofdprogrammeur

NB221

Hoofddeskundige

NB211

Programmeur

NB121

Deskundige

NB111

Leidinggevend hoofdmedewerker

NC311

Senior hoofdmedewerker

NC311

Hoofdtechnicus

NC221

Hoofdmedewerker

NC211

Technicus

NC121

Medewerker

NC111

Leidinggevend hoofdassistent

ND311

Senior hoofdassistent

ND311

Speciaal hoofdassistent

ND231

Technisch hoofdassistent

ND221

Hoofdassistent

ND211

Speciaal assistent

ND131

Technisch assistent

ND121

Assistent

ND111

WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL

Wetenschappelijk directeur

NA265

krachtens artikel VIIbis 8

NA266

Wetenschappelijk attaché

NA165

krachtens artikel VIIbis 6, §2 en §3

NA166

krachtens artikel VIIbis 6, §4

NA167

krachtens artikel VIIbis 7 (expert functionele loopbaan)

NA168

SPECIFIEKE GRADEN BIJ HET AGENTSCHAP OPGROEIEN

Centraal adviserend arts

NA121C

Adviseur-hoofdarts

NA221P

ANDERE SPECIFIEKE GRADEN

Arts, belast met taken die van de VRGT zijn overgenomen

NA121

Adjunct van de directeur (statisticus-psycholoog), belast met taken die van de VRGT zijn overgenomen

NA111

Deskundige (gezondheidswerker of verpleegkundige), belast met taken die van de VRGT zijn overgenomen

NB111

Commercieel adviseur regionale luchthavens

NA211

Coördinator Sociaal Impulsfonds (SIF)

NA163

Coördinator (migranten) en coördinator (interface) bij het beleidsdomein Welzijn en Volksgezondheid

NA112B

Vakantiewerker assistent : 80% van

ND111

Vakantiewerker bij agentschap Opgroeien Regie als consultatiebureau-arts: 80% van

NA121

De tewerkstelling als vakantiewerker consultatiebureau-arts is alleen mogelijk tijdens de maanden juli, augustus en september aansluitend op het academiejaar waarin de student het diploma van master in de geneeskunde heeft behaald, en op voorwaarde dat de student aansluitend op zijn tewerkstelling als jobstudent niet in dienst wordt genomen bij het agentschap Opgroeien Regie.

OVERGANGSREGELING

Secretaris-generaal

NA411

Directeur-generaal, administrateur-generaal

NA311

Algemeen directeur wetenschappelijke instelling (mandaat)

NA366

Algemeen directeur wetenschappelijke instelling

NA365

Eerste opdrachthouder

NA361

Adjunct-administrateur-generaal

NA286

Na zes jaar het mandaat van afdelingshoofd te hebben uitgeoefend

NA288

Met ingang van 1 juni 1994:

- inspecteur-generaal

NA224

- bestuursdirecteur

NA224

- bestuursdirecteur met leidinggevende functie binnen een informaticadienst

NA232

Adjunct eerste opdrachthouder

NA263

Adviseur-ingenieur/arts/informaticus met de functie van senior auditor, aangesteld vóór 1 januari 2008

NA221C

Adviseur met de functie van senior auditor, aangesteld vóór 1 januari 2008

NA211E

Adviseur benoemd vóór 1 januari 2008

NA251

Deze overgangsregeling blijft gelden voor de directeur die een graadverandering verkrijgt vanuit de graad van adviseur en die in die laatste graad is aangesteld vóór 1 januari 2008.

Adviseur (de gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 overgedragen is ingevolge artikel III 151 of artikel VIIbis 165)

NA218

Ingenieur, arts en informaticus

met de functie van opdrachthouder

NA280

Adjunct van de directeur

met de functie van opdrachthouder

NA281

Contractbeheerder, coördinator IT-relatiebeheer en strategiebeheerder (mandaat)

NA286

Beheerder interne IT-dienstverlening (mandaat)

NA285

Financieel-administratief beheerder (mandaat)

NA284

Bedrijfsadviseur, pedagogisch adviseur of kunstadviseur die op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen, en de pedagogisch adviseur en bedrijfsadviseur die op 1 januari 2021 zijn overgeheveld van SYNTRA Vlaanderen naar het Departement Werk en Sociale Economie, het Agentschap Innoveren en Ondernemen of de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.

NA111C

IWT-adviseur die op 1 januari 2016 is overgeheveld naar een andere entiteit

NA201

Contractueel IWT-adviseur (opstartformatie)

NA214

Bijkomende functies

Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken

Adjunct van de directeur buitenland

NA112B

Agentschap Overheidspersoneel

Vlaams Diversiteitsambtenaar

NA286

Agentschap facilitair Bedrijf

Backup werf- en sectorverantwoordelijke schoonmaak

Cateringpersoneel (kok)

Cateringpersoneel (chef catering kleine keuken)

Cateringpersoneel (backup chef catering middelgrote keuken)

Cateringpersoneel (backup chef catering kleine keuken)

ND112

ND132

NC123

ND132

ND132

Departement Onderwijs en Vorming

Hoofdredacteur

NA212B

Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap

Chauffeur beheer en directie

ND232

Vlaams Energie agentschap

Cateringpersoneel – kok

ND132

Departement Mobiliteit en Openbare Werken

Gewestelijk Havencommissaris

Adviseur afdeling Mobiliteit en Verkeersveiligheid

NA311

NA211D

[82]

§2. De ambtenaar van rang A1 van wie het mandaat van contractbeheerder, coördinator IT-relatiebeheer, strategiebeheerder, financieel-administratief beheerder, beheerder interne IT-dienstverlening of preventieadviseur-coördinator na twee of meer mandaten van 6 jaar beëindigd wordt en wiens functioneringsevaluatie niet met een onvoldoende werd besloten, geniet de salarisschaal, opgenomen in bijlage 6 bij dit besluit.

§3. In afwijking van § 2 wordt de eindemandaatregeling voor de financieel-administratief beheerder begrensd tot de salarisschaal A119.

§4. - opgeheven[6]

§5. De loods op proef die slaagt voor de competentieproef, vermeld in artikel VI 60, VI 61 en VI 62[12] en die operationeel ingezet wordt, heeft recht op 100 % van zijn salaris.[2][6]

Art. VII 13.

§1. In afwijking van artikel VII 12 blijft degene voor wie bij de inschakeling in de nieuwe loopbaanstructuur een overgangsschaal bepaald werd, die overgangsschaal verder genieten tot een organieke salarisschaal voordeliger wordt. Ingeval die ambtenaar wordt bevorderd in graad of salarisschaal, is artikel VIIbis 17, §2,[82] van toepassing.

§2. Een mandaathouder geniet de salarisschaal, vermeld in artikel VII 12, § 1, tenzij de salarisschaal verbonden aan de organieke graad voordeliger is.

§3. Een ambtenaar die de extra salarisschaal A263, A253, A213, A129 of A119 toegekend kreeg, behoudt die salarisschaal.[2]