doorgaan / plaatsvinden / plaatshebben / plaatsgrijpen
De werkwoorden doorgaan, plaatsvinden, plaatshebben en plaatsgrijpen zijn in de standaardtaal verwant maar niet synoniem.
Doorgaan kunnen we in de standaardtaal gebruiken in de betekenis ‘plaatsvinden in weerwil van moeilijkheden, bezwaren of uitstel'. Heel vaak wordt doorgaan in negatieve zinnen gebruikt, als iets niet gebeurt.
- Ondanks het slechte weer kon de wandeltocht toch doorgaan.
- Bij slecht weer gaat de wandeltocht niet door.
In België wordt doorgaan ook vaak gebruikt in contexten waarin er geen sprake is van moeilijkheden, bezwaren of uitstel. Dat gebruik is geen standaardtaal. In die context is plaatsvinden of plaatshebben het correcte werkwoord.
- De vergadering heeft plaats / vindt plaats op 2 december.
Plaatsgrijpen is alleen gebruikelijk als iets plotseling, onverwachts of met grote gevolgen gebeurt.
- Er zullen nog grote veranderingen plaatsgrijpen.
Doorgaan kan in de standaardtaal worden gebruikt om aan te duiden dat iets zijn gang voortzet, dat iemand voortgaat met een bepaalde handeling of dat iets voortduurt.
- Deze trein gaat door naar Oostende.
- De minister gaat door met zijn hervormingsplannen.
- De besprekingen gaan de hele nacht door.
Doorgaan is geen standaardtaal in de betekenis ‘weggaan, naar huis gaan'.
- Na de vergadering ging hij meteen weg / naar huis.