Vervoeging:
- ik verhuis, jij verhuist, hij verhuist, wij verhuizen
- ik verhuisde, wij verhuisden
- ik ben verhuisd
- de verhuisde spullen
Er is een eenvoudig trucje om te achterhalen of u de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd met -t of -d moet schrijven: vergelijk het werkwoord waarover u twijfelt met een werkwoord waarover u niet twijfelt – bijvoorbeeld komen – en spel het op dezelfde manier.
- ik verhuis, zoals ik kom
- je/jij verhuist, zoals je/jij komt
- u verhuist, zoals u komt
- verhuist u, zoals komt u
- hij verhuist, zoals hij komt
- verhuist hij, zoals komt hij
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
- zij is verhuisd, met een d zoals in verhuisde
Om te achterhalen of u wel degelijk met een voltooid deelwoord te maken hebt, kunt u het werkwoord proberen te vervangen door een werkwoord dat in het voltooid deelwoord met ge- begint maar niet in de infinitief, zoals komen. Bij zulke werkwoorden is er geen verwarring mogelijk tussen het voltooid deelwoord en een andere vorm.
- was zij ook verhuisd, vergelijkbaar met was zij ook gekomen