Niet wordt gebruikt om het gezegde van een zin of een hele zin te ontkennen.
- Ze draagt niet graag oorbellen. (niet ontkent graag oorbellen dragen)
- Aarzel niet een zinvolle bijdrage te leveren. (niet ontkent aarzelen een zinvolle bijdrage te leveren)
- Ik ben niet dom. (niet ontkent dom zijn)
Geen wordt gebruikt om een onbepaald zelfstandig naamwoord te ontkennen.
- Ik wil geen hond. (geen ontkent een hond)
- Ik heb geen geld. (geen ontkent geld)
- Ze draagt geen oorbellen. (geen ontkent oorbellen)
In een aantal gevallen is zowel geen als niet mogelijk, omdat de ontkenning zowel op het zelfstandig naamwoord als op het gezegde of de hele zin kan slaan.
- Waarom zou je geen tweedehandsauto kopen? (geen hoort bij tweedehandsauto)
- Waarom zou je niet een tweedehandsauto kopen? (niet hoort bij een tweedehandsauto kopen)